Het is goed om nu de beoogde ontwikkeling na anderhalf jaar van besloten wikken en wegen met de inwoners en bedrijven en overige stakeholders in de gemeente Zuidplas te delen. Immers het gaat hier toch over een maatschappelijk en financieel majeure ontwikkeling waarbij transparantie een essentieel onderdeel van welslagen is en zoals U dat zelf verwoord dit kan en mag leiden tot verrijking, verdieping en versterking van de plannen, kortom de publieke participatie. Met agendering in deze raad van de concept ontwikkelvisie en bijbehorende openbare documenten zijn deze feitelijk al vrijgegeven en gemeengoed geworden zodat een besluit hierover overbodig is. Aangezien het overgrote deel van de onder dit eerste beslispunt geduide criteria al onderdeel waren van het bid en zijn van de voorliggende concept ontwikkelvisie, achten wij ook de besluitvorming hierover nu overbodig. Met uitzondering van het ontwikkelkrediet en de geheimhouding zouden wij graag ons voldoende tijd willen voorbehouden om over de strekking en randvoorwaarden rond de overige beslispunten onze mening te vormen om zo bij te kunnen dragen aan de verdere veredeling van de concept ontwikkelvisie naar een definitieve.

Wij stellen U dan ook voor om met uitzondering van de beslispunten 5 en 6 verdere besluitvorming van de raad hierover over het zomerreces te tillen en ons daarbij o.a. de gelegenheid te bieden om onze achterban te raadplegen. Daarnaast mag u verwachten dat de raad met het beschikbaar stellen van het krediet uw college ook impliciet de opdracht geeft of eigenlijk al heeft gegeven om het ontwikkelproces, natuurlijk in nauw overleg met de bestuurlijke en overige partijen en stakeholders, voort te zetten.

Ten aanzien van de voorliggende concept visie willen wij u vanavond toch onze primaire kanttekeningen en kritische noten niet onthouden.

Ik richt mij daarbij op een drietal aspecten te weten:

- De landschappelijke inpassing

- De verdeling naar woningtypen

- De organisatorische en financiële risico’s

Op het gebied van de landschappelijke inpassing zijn wij verdrietig en teleurgesteld. Verdrietig over de globale contour en ligging van de beoogde ontwikkeling in het Oostelijk deel van het zoekgebied tussen de Middelweg en de Vierde Tocht.

Wij constateren dat hiermee feitelijk het meest waardevolle en ongerepte landschappelijke deel van het zoekgebied tussen de Middelweg en de Vierde Tocht wordt geofferd. Een locatie die op de hier getoonde kaart zo passend als een wond wordt weergegeven.

Teleurgesteld omdat wij, ondanks onze regelmatige verzoek daartoe, het afgelopen anderhalf jaar er niet in zijn geslaagd om een brede en integrale en zorgvuldige locatiestudie in het zoekgebied te laten uitvoeren. Een studie die toch ten grondslag zou moeten liggen van een dergelijke omvangrijke ruimtelijk plan. Nu lijkt het erop dat via bodemopbouw met een kreekrug wordt geredeneerd naar een ontwikkeling in het meest landschappelijk, cultuurhistorische en qua poldernatuur meest waardevolle deel van het Middengebied. Overigens, op de bodemopbouw in het gehele zoekgebied, zoals gegeven in de provinciale bodemkaart, zien wij nauwelijks discriminerende aspecten die de ontwikkeling ergens zouden belemmeren. Wij denken dat hier hoofdzakelijk de economie ofwel de grondposities van de grondbank de locatiekeuze hebben bepaald. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zou de bouwcontour conform uw scenario 2a zijn geprojecteerd als de grondbank hier een vergelijkbaar forse grondpositie zou hebben.

De oprechte vermelding en toelichting op dit sturende effect van de grondposities van de Grondbank missen wij echter wel in de nu openbare concept ontwikkelvisie. In dat licht is het overigens onbegrijpelijk dat de bouwcontour niet noordelijker, aansluitend op de n219 en begrenst door Knibbelweg en de spoorlijn Gouda/Zoetermeer, is neergelegd. Een suggestie die onze fractie tijdens een van de eerste besloten bijeenkomsten heeft ingebracht. Immers deze locatie heeft ook het voordeel dat zij aansluit op het te ontwikkelgebied Knibbelweg ten noorden van de n219. Vast staat daarbij dat de bodemgesteldheid in dat gebied de beste perspectieven biedt voor bebouwing. Kortom de planologische inpassing van het te ontwikkelen gebied had uitgebreider, completer en daarmee zorgvuldiger gekund, waarin volledigheidshalve ook de consequenties van de locatiekeuze in de zin van het verlies van landschappelijke en cultuurhistorische hadden kunnen worden beschreven.

Het tweede aspect betreft de samenstelling van de bouwopgave waarin naast 30% sociale woningbouw, wat onze fractie als muziek in de oren klinkt, ook rekening wordt gehouden met een aanzienlijk aandeel van maar liefst 35% van de woningen in de dure categorie van koopwoningen gelijk of duurder dan € 450.000. Hier zouden wij een aan de bestaande dorpen gelijkwaardige verdeling van de kwaliteit van woningen conform de woonvisie, waarin ook voldoende woningen in het middeldure segment worden gerealiseerd, meer op zijn plaats vinden. Tijdens de laatste bijeenkomst gaf U aan dat de keuze voor dure koopwoningen voortkomt uit het woonbehoefteonderzoek dat regionaal zou zijn uitgevoerd. Deze peiling zou bij de woonvisie, die we in het begin van dit jaar hebben behandeld zijn bijgevoegd. Los van het feit dat in de Woonvisie expliciet is vermeld dat die geen rekening hield met de bovenregionale behoefte, hebben wij bij de destijds bijgevoegde stukken de uitkomsten van dit regionale woononderzoek ook niet gevonden. Kunt U ons hiervan alsnog voorzien?

Bij de opgave voor de sociale woningbouw constateren wij dat uitgegaan wordt van 50% sociale koop. Hierbij tekenen wij aan dat we nog in afwachting zijn van de eerder toegezegde nadere definitie van sociale of goedkope koopwoningen. Voorts merk ik op dat voor onze fractie het behoud van landschappelijke waarden ons zodanig aan het hart gaat dat wij de beperking van het bouwareaal en hiermee verhoging van de bebouwingsdichtheid voorstaan. Zo dit de landschappelijk waardevolle gebieden aantoonbaar ontziet, zijn wij hiervoor zelfs bereid om met een lager aandeel sociale woningbouw genoegen te nemen.

Ten slotte, merken wij op dat de organisatorische en financiële risico’s, die deze omvangrijke ontwikkeling met zich mee brengt, ons zeer verontrust. In organisatorische zin vragen wij ons af of we als gemeente Zuidplas ambtelijk zowel als bestuurlijk voldoende zijn toegerust om dit riskante avontuur aan te gaan en in goede banen te leiden. De regie nemen klinkt stoer, maar leidt er wel toe dat de gemeente alleen aan de lat komt te staan en als het ware de vragende i.p.v. biedende en gebiedende rol moet spelen. Hier dreigt het risico van wie bepaalt betaalt. Wij zijn dan ook van mening dat de ruimtelijke, financiële en sturende risico’s niet alleen door de onze gemeente zouden moeten worden gedragen. Gelet op de dominante rol van de Grondbank en die hierin vertegenwoordigde overheden, zijn wij van mening dat de ontwikkeling van het gebied als gezamenlijke opgave van deze partners zou moeten worden beschouwd. Mogelijk biedt hier de oprichting van een samenwerkende organisatie in de vorm van een ontwikkelmaatschappij oplossing. Graag horen wij hoe uw college in organisatorische zin de risico’s bij de voorgenomen ontwikkeling gaat verdelen over de direct en indirect bestuurlijke partijen.

Onder het mom van beter iets dan niets zou toch zeker met de partners in de Grondbank overeenstemming moeten kunnen worden bereikt over acceptabele grondprijzen liggend tussen de boek- en marktwaarde, of liever nog dat de ontwikkeling vanuit de grondbank als eigenaar van de gronden mede wordt geregisseerd, zodat dit financiële risico ook gezamenlijk kan worden gedragen. Immers de ontwikkeling van dit gebied zowel als de instelling van de Grondbank komen voort uit de toenmalige RZG-organisatie, waarin de samenwerking tussen de diverse betrokken partijen ieder vanuit de eigen rol was geregeld. Dit is dan ook de reden waarom we mede met D66 amendementen over de financiering van het ontwikkelproces en de grondverwerving inbrengen. Een eigen amendement rond de besluitvorming houdt ik in afwachting van het verloop van dit debat aan.

Ik dank U

Nabeschouwing en verantwoording________________________

In vervolg op het eerste termijn werd de vergadering op verzoek van een lid van de CU/SGP geschorst met de intentie om te bezien of en zo ja hoe over het raadsvoorstel nog in dezelfde vergadering zou kunnen worden besloten. Daarbij is door de fractievertegenwoordiger aangegeven dat de bezwaren zich hoofdzakelijk richten op het eerste beslispunt, waarmee tevens impliciete besluiten zouden worden genomen op de gerubriceerde uitgangspunt en criteria. Dit terwijl het eerste agendapunt zich richtte op het publiekelijk vrijgeven van de ontwerp ontwikkelvisie. Door wijziging van dit beslispunt waarmee de besluitvorming over de concrete uitgangspunten van het beslispunt werd ontkoppelt, verviel het bezwaar van de fractie en is het amendement voor gedeeltelijke besluitvorming ingetrokken. Immers met deze wijziging is de fractie niet verbonden aan de uitgangspunten en kunnen deze in de toekomst, afhankelijk van de uitkomsten van de participatie, nog verder worden geamendeerd. Daarbij zij opgemerkt dat zoals in de beschouwing al werd opgemerkt de overige beslispunten als logisch en behorend bij het vervolgtraject werden beschouwd.

Ook D66 heeft de amendementen niet ingediend waarbij wordt vermeld dat de wethouder wel vanuit de intenties van deze amendementen zou handelen tijdens de onderhandelingen met de betrokken bestuurlijke en overige partijen.