https://www.facebook.com/147772805659767/posts/731128017324240/
De Koning kwam binnen Je kunt het op een Polygoon-filmpje nakijken: de aankomst van Arthur Seyss-Inquart op het Binnenhof, eind mei 1940. De erewacht, de muziek, drie meisjes die hem verwelkomen en bloemen overhandigen. Bij binnenkomst in de Ridderzaal gaan de rechterhanden van de aanwezigen gestrekt schuin omhoog en je ziet flarden van zijn ‘Troonrede’ als net aangetreden Rijkscommissaris. Het was het moment waarop Seyss-Inquart, op bevel van Hitler, officieel aantrad als de nieuwe machthebber in het bezette Nederland. Bevreemdend om in de voor mij inmiddels vertrouwde omgeving hem zijn rede te zien afsteken, over de beslissende strijd van het Duitse volk. Beklemmend hoe hij een ‘nieuwe ordening’ aankondigde, hoog opgaf van het Germaanse bloed en de bloedbanden tussen Duitsers en Nederlanders roemde. Daar in de Ridderzaal en toen in mei 1940 begon een onderdrukking die zou eindigen in de dood van onder meer 104.000 Joden, van Nederlanders die geen Germaans bloed hadden. Vanwege deze gebeurtenis vatte Jack van der Tang – medeorganisator van het dit jaar in Nederland gehouden Jerusalem Prayer Breakfast – de vurige wens op een verzoeningsbijeenkomst op deze historische plek te houden. Dat bleek makkelijker bedacht dan uitgevoerd. De Ridderzaal opent niet snel zijn deuren en een bijeenkomst over antisemitisme kan spannend zijn. Uiteindelijk was staatssecretaris Paul Blokhuis bereid gastheer te zijn en liet dit eeuwenoude regeringsgebouw vorige maand zo’n 400 gasten uit de hele wereld binnen. De organisatie kreeg te horen dat de grote, openslaande deuren van de hoofdingang aan het Binnenhof alleen opengaan als op Prinsjesdag de koning binnentreedt. Wij kwamen op deze zonnige junidag via de zijingang binnen bij een bijeenkomst om nooit te vergeten. Paul Blokhuis heette iedereen welkom en vertelde over de inzet van dit kabinet voor de strijd tegen antisemitisme. Het was ontroerend om het verhaal van rabbijn Jitschak Vorst te horen: over de arrestatie van zijn gezin (zijn vader was opperrabbijn van Rotterdam), de deportatie eerst naar Westerbork en daarna naar Bergen-Belsen. Hij vertelde hoe hij nog vrij recent bij een herdenking in Westerbork aankwam en bij de aanblik van een politieagent opeens angstig ‘O, nee!’ uitschreeuwde. Een pijnlijke kreet vanuit een lang verdrongen verleden. Toen Bergen-Belsen op het punt stond bevrijd te worden, werden Joodse gevangenen in treinen geladen en kris-kras door Duitsland gereden. Rabbijn Vorst herinnerde zich nog wel de aanblik van het gebombardeerde Berlijn, maar verdrong de herinnering aan zijn stervende moeder, naast hem in de wagon. Om zich zijn levende moeder te herinneren, draagt hij altijd een foto van haar op zijn hart. Tijdens de bijeenkomst kwam ook een Duitse predikant naar voren, die om vergeving vroeg. Collega Kees van der Staaij sprak over de dreiging van oplevend antisemitisme en dominee Willem Glashouwer over de – op dit punt – gitzwarte bladzijdes van onze eigen kerkgeschiedenis. Ook ik was gevraagd te spreken en wees op het feit dat er eigenlijk geen zinnige verklaring is voor antisemitisme. Maar wanneer ook in de geschiedenis en waar ook ter wereld, altijd en overal duikt deze demon weer op. Voor mij is antisemitisme een omgekeerd godsbewijs. De irrationele haat tegen deze gevaarloze minderheid laat er iets van zien dat dit een volk is waar God een speciale band mee heeft, en dat antisemitisme uiteindelijk vooral haat tegen de God van dit volk is. Ik sloot af met de woorden: ‘Als dit de plek is waar in Nederland de vernietiging tegen Joden begon, laat dan dit dan ook de plek zijn waar we opnieuw beginnen met het zegenen van Joden.’ Ondertussen was het op deze bloedhete dag binnen in de Ridderzaal nog warmer geworden dan het buiten al was. Tijdens de eerste bijdragen werden alle ramen al opengezet, maar de temperatuur steeg alleen nog maar verder. Collega Eppo Bruins wees me na afloop erop dat halverwege de bijeenkomst de bodes van het protocol afweken en de grote, openslaande deuren openden, zodat er opeens een frisse bries door de Ridderzaal waaide. ‘De Koning kwam binnen.’ (Deze column verschijnt ook op 30 juli in het Nederlands Dagblad.)