Nieuws van politieke partijen in Hilversum over VVD inzichtelijk

3 documenten

Hilversum op het NS Nachtnet

VVD VVD Hilversum 20-01-2023 12:15

Toen ik hoorde dat Hilversum in de commissie van 18 januari ging over de aansluiting op het nachtnet werd ik meteen enthousiast. Het staat al even in ons verkiezingsprogramma en het is een goede ontwikkeling voor Hilversum als centrumgemeente en grootste gemeente in de regio. Ik kon mij goed vinden in dit plan gezien er een alternatief ontstaat voor het kiezen tussen de laatste trein om één uur, de eerste om een uur of vijf, of een overnachting bij een onbekende als er geen bekende is met een plek om te slapen. Ik herinner mij nog goed hoe ik met een zak chips op een bankje wachtte op de eerste trein die mij weer terugbracht van Utrecht naar Hilversum. Maar naast feestgangers in de buurt die naar Amsterdam en Utrecht trekken, biedt dit ook meer mogelijkheden voor mensen die tot in de latere uurtjes in Hilversum willen blijven. Voor een feest, late borrel of een evenement in de Vorstin bijvoorbeeld!

De commissie was een stuk korter dan gedacht, dit omdat de budgetten die wij moesten vrijgeven al eerder vrijgegeven bleken te zijn. Het initiatief gaat dus van start en vanaf eind 2023 tot 2025 hebben wij in Hilversum een nachttrein gedurende de nachten van vrijdag op zaterdag, en zaterdag op zondag. Aangezien de kosten vooral liggen in het openhouden van station Hilversum, kostte het weinig om Mediapark en Sportpark te betrekken bij deze test. Hoewel de sprinter niet richting Schiphol gaat, zijn er vanaf Amsterdam Centraal veel mogelijkheden om in de late uurtjes de luchthaven te bereiken. Hierom kan dit ook een goede optie zijn voor Hilversummers die een late weekendvlucht hebben, of laat terugkomen van vakantie. Kortom, een natuurlijke stap voor Hilversum om bereikbaarder te worden, ook op de minder gebruikelijke uurtjes.

https://www.vvdhilversum.nl/?p=8599

Jeugdzorg: niet iedere hulpvraag is een zorgvraag

VVD VVD Hilversum 01-02-2022 17:20

Bijna 1 op de 10 Hilversumse jongeren heeft jeugdzorg.

Er wordt steeds meer een beroep gedaan op de jeugdzorg. Eerder schreven wij al dat bijna een op de tien jongeren in Hilversum een vorm van jeugdhulp ontvangt. De groei van het aantal jongeren dat gebruik maakt van jeugdzorg zit vooral in de lichtere vormen van jeugdhulp. Dit betreft bijvoorbeeld ondersteuning in de thuissituatie of op school. Bij de zwaardere zorgvormen, zoals jeugdbescherming en -reclassering, is over het algemeen juist sprake van een lichte daling.

Kosten blijven oplopen

De toenemende vraag naar jeugdzorg vraagt veel van de financiële draagkracht van onze gemeente. Waar in 2018 de oorspronkelijke begroting van de kosten voor de jeugdzorg in Hilversum nog 14,5 miljoen euro betrof, is het budget in 2022 inmiddels 23,3 miljoen euro. Oftewel een groei van 8,8 miljoen euro in de afgelopen vier jaar. De gemeentelijke begroting en de jeugdzorg zelf komt door deze ontwikkeling onder grote (financiële) druk te staan. Als deze stijgende lijn doorzet betekent dat de gemeente op andere zaken moet bezuinigen of meer gemeentelijke belasting moet gaan innen.

We moeten minder gebruik maken van jeugdzorg

Het spreekt voor zich dat we voor de zwaardere zorgvragen een snelle en adequate toegang tot de jeugdzorg moeten realiseren. Het kan niet zo zijn dat een jeugdige met suïcidale gedachten op een wachtlijst wordt geplaatst. Het zijn juist de lichtere hulpvragen die minder of niet via jeugdzorg zouden moeten lopen. Zo zijn er voorbeelden uit de praktijk van aanvragen voor een doorverwijzing naar een psycholoog omdat een jongere last heeft van liefdesverdriet. Of aanvragen voor particuliere huiswerkbegeleiding omdat ouders niet tevreden zijn met de ‘gemiddelde’ schoolresultaten van hun kind. Wat ons betreft zijn dit zaken die -hoe verdrietig een gebroken hart of een onvoldoende ook kunnen zijn- bij het ‘normale’ leven horen. Dit zou geen onderdeel van jeugdzorg moeten zijn.

Normalisering

In formele taal wordt dit ‘normalisering’ genoemd. De verantwoordelijkheid wordt in eerste instantie neergelegd waar die hoort, namelijk bij de ouders en de jongere zelf. Als er lichte ondersteuning nodig is, dan moet daarvoor eerst gezocht worden in de eigen sociale omgeving. Een ‘lastige puber’ kan bijvoorbeeld best gebaat zijn bij twee keer in de week bij opa en oma eten, als daarmee rust wordt gecreëerd. Natuurlijk blijft professionele ondersteuning daarbij mogelijk, als de situatie daarom vraagt. Normaliseren is ook een kind gewoon een kind laten zijn dat door fasen heen gaat tijdens het opgroeien. Een kind dat druk is op school, heeft niet meteen ADHD. Een uur sporten kan soms beter helpen dan medicatie. Het medicaliseren van problemen bij jongeren is in zekere zin ook kiezen voor de ‘makkelijke’ oplossing. Als ouder of als school geef je op die manier de aanpak van het probleem en de regie uit handen. Maar het is sterk de vraag of dit het beste antwoord is. Bovendien leidt het ertoe dat meer kinderen en jongeren dan nodig het label van een stoornis krijgen en opgroeien met het idee dat ze ziek zijn. En ze komen vaak moeilijk van het label af. Ook daarom is normaliseren belangrijk.

Kind van de rekening

Als je jezelf de druk oplegt dat je leven succesvol en geslaagd moet zijn, dan ligt het risico op teleurstelling op de loer. Als het niet onmiddellijk lukt om volgens dergelijke (groeps)normen succesvol te zijn, zoeken mensen de oorzaak het liefste buiten hun eigen invloedssfeer. Het is nu eenmaal moeilijker om jezelf verantwoordelijk te zien en gemakkelijker om naar een externe oorzaak te wijzen. Een (medisch) label of een behandeling wordt dan al gauw in dank aanvaard. Maar een kind dat het bijvoorbeeld minder goed doet op school, heeft echt niet meteen een aandoening waarvoor dan ook een zorgtraject nodig is. Natuurlijk moeten er diagnoses gesteld kunnen worden, maar we moeten oppassen niet te snel een etiket op onze kinderen te willen plakken.

Zelfreflectie

Een andere vraag die je kunt stellen is of het kind wel altijd degene is met het probleem. Uit onderzoek naar de toename van jongeren in de jeugdzorg blijkt bijvoorbeeld dat (vecht)scheidingen – en daarmee de groei van het aantal eenoudergezinnen – een belangrijke oorzaak zijn van de groeiende vraag naar jeugdzorg. Als een kind problemen ervaart van een scheiding, moet hij of zij dan in therapie of moeten de ouders zorgen dat de gezinssituatie verbetert? En als er sprake is van externe factoren, zoals bijvoorbeeld geldzorgen, dan hoeft het kind niet meteen in behandeling, maar is er praktische ondersteuning nodig om rust en stabiliteit te doen terugkeren.

Conclusie

Kinderen met problemen moeten snel en goed geholpen worden, maar niet elke hulpvraag is een probleem waarbij een jeugdzorgtraject hoort. Sommige jongeren en hun ouders hebben een andere focus en aanpak nodig, en dat geldt ook voor de jeugdhulpverlening. Met als kern de acceptatie dat het leven nu eenmaal niet altijd rimpelloos verloopt en vanuit het idee dat het heel normaal is dat opgroeien een proces is dat gepaard gaat met vallen en opstaan.

Freek Reijmerink Raadslid en woordvoerder sociaal domein

Zorgcowboys worden rijk van jeugdzorg? De realiteit is veel gecompliceerder.

VVD VVD Hilversum 28-09-2021 09:55

‘Rijk worden van jeugdzorg. Commerciële nieuwkomers maken forse winsten van tonnen of zelfs miljoenen. Gaat al het geld wel naar de zorg voor kwetsbare kinderen?’ Dit kopte de Gooi- en Eemlander op 18 september 2021 naar aanleiding van grootschalig onderzoek door de journalistieke organisatie Follow the Money.

Anderhalf jaar lang verzamelde Follow the Money (FTM) op grootschalige wijze data achter de geldstromen in de jeugdzorg. Tot op bedrijfs- en gemeenteniveau is onderzocht hoeveel geld jeugdhulpaanbieders ontvingen en hoeveel winst er werd gemaakt. Om de geldstromen binnen het jeugdzorgstelsel in kaart te brengen, vroeg FTM onder andere alle 352 gemeenten mee te doen aan hun data-onderzoek. Zeventig gemeenten (waaronder Hilversum) deden hieraan mee. Omdat de steekproef niet groot genoeg was, de verdeling van grote en kleine gemeenten niet juist en niet elke gemeente dezelfde data aanleverde, was de resulterende database onvoldoende representatief. Toch is het volgens FTM de grootste jeugdzorgdatabase van Nederland, waaruit wel degelijk patronen konden worden gehaald. Zes jaar na de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten kan geconcludeerd worden dat meer kinderen een beroep doen op jeugdzorg, het aantal aanbieders sterk is gegroeid en de uitgaven onhoudbaar worden. Met als gevolg een landelijk miljardentekort. Inmiddels zijn de kosten opgelopen van 3,75 miljard in 2015 naar een geraamde 5,76 miljard in 2022.

Zorgwekkend daarbij is dat een derde van de centrale systeempartijen in de jeugdzorg, grote jeugdzorgaanbieders met een breed aanbod en een sterke kennis- en netwerkfunctie, verlies draaien. Terwijl de kleine aanbieders van basis- of enkelvoudige hulp juist winst maken. Jeugdzorg Nederland beschrijft de problemen binnen het jeugdzorgstelsel als een gapende kloof tussen groot-dus-arm en klein-dus-rijk. Dat de winstgevende zorgaanbieders dan ook meteen ‘zorgcowboys’ zouden zijn, is echter te kort door de bocht. Een veelgehoorde verklaring is dat de winstgevende aanbieders het ‘laaghangend fruit’ plukken door zich enkel te richten op kinderen die makkelijk te helpen zijn. Op hun beurt zeggen deze winstgevende aanbieders dat de oude en grote zorgaanbieders vaak veel geld kwijt zijn aan onroerend goed, overheadkosten en (administratieve) bureaucratie. Daarbij verdient het de opmerking dat winstgevendheid niets zegt over de kwaliteit van zorgverlening door oude en nieuwe aanbieders, laat staan dat er sprake zou zijn van onrechtmatige praktijken. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt toezicht op de kwaliteit van zorgverlening en de regelgeving is onlangs nog aangescherpt met de inwerkingtreding van de Wet toetreding zorgaanbieders.

Zeker is dat de uitgaven voor jeugdzorg onhoudbaar worden, het probleem wat hieraan ten grondslag ligt is echter veel complexer dan de schuld te leggen bij de jeugdhulpaanbieders alleen. Één eenvoudige ingreep als oplossing voor de kostenstijging voor alle gemeenten bestaat gewoonweg niet. Dat laat ook het rekenkameronderzoek van tien Zuid-Hollandse gemeenten zien. Bij deze H10-gemeenten die samen de specialistische zorg inkopen, bleek het per zorgproduct te verschillen wat de kostenstijging had veroorzaakt. De kostenstijging was het meest te herleiden tot een groei van het aantal jeugdigen met een hulpvraag, maar het kon ook zijn dat er meer uren werden ingezet, dat de kostprijs per uur was gestegen of dat het door een combinatie van factoren kwam.

Om de tekorten tegen te gaan zouden gemeenten allereerst meer grip moeten krijgen op de informatievoorziening in het sociaal domein. Dit is één van de vijf belangrijkste aanbevelingen van Divosa, de vereniging van gemeentelijke directeuren en leidinggevenden in het sociaal domein, uit hun onderzoek van gemeentelijke rekenkamers naar kostendrijvers in het sociaal domein. Naar aanleiding hiervan heeft de Hilversumse VVD-fractie gepleit voor een uitgebreid dashboard sociaal domein in Hilversum, wat inmiddels is uitgerold en goede inzichten geeft in de kostenopbouw.

Daarnaast hebben gemeenten te weinig grip op de toegang naar jeugdzorg, doordat de meeste verwijzingen naar jeugdhulp via niet-gemeentelijke instellingen gebeurt, bijvoorbeeld via huisartsen. Dit terwijl verwijzers bepalen hoe lang en hoe intensief iemand hulp krijgt en dus hoe duur een traject wordt. Het is daarom des te belangrijker om goed te weten wie binnen de gemeente precies doorverwijst en naar welke hulp. De gemeente moet dus investeren in de samenwerking met deze verwijzers en heldere afspraken maken over doelen en de beoordeling van de effectiviteit. De gemeente moet ook investeren in de samenwerking met de zorgaanbieders. Als onderling beter wordt afgestemd kan de specialistische zorg beter worden geregeld, bijvoorbeeld bij zorg voor gezinnen met meerdere problemen. De bekostiging van hulp zorgt er nu voor dat er zo lang mogelijk hulp wordt verleend. Door betere afspraken en slimmer samen te werken kan zorg ook eerder worden afgebouwd. Een laatste aanbeveling richt zich op de relatie tussen het college van burgemeester en wethouders (B&W) en de gemeenteraad. Divosa moedigt colleges van B&W aan te investeren in die relatie, want een geïnformeerde en betrokken raad formuleert duidelijke ambities en doelen. Uit deze keuzes volgen dan automatisch duidelijke onderbouwde keuzes voor de uitvoeringspraktijk in het sociaal domein.

Het grootschalige en diepgravende onderzoek van FTM verdient zeker lof en natuurlijk zijn er in de jeugdzorg ook ‘zorgcowboys’ aanwezig (Zie hiervoor bijvoorbeeld de rechtspraak over fraude binnen de Jeugdwet). Maar om op basis van bedrijfsresultaten de winstgevende aanbieders als de ‘badguys’ af te schilderen doet geen recht aan de zorg die zij verlenen. Bedrijfsresultaten kunnen ook een vertekend beeld geven wanneer niet gekeken wordt naar hoe die zijn opgebouwd. Daarnaast is er een belangrijke rol voor de landelijke en lokale overheid, die de wet- en regelgeving binnen de jeugdzorg bepalen en waar, zoals gerefereerd, nog genoeg valt te verbeteren.

Freek Reijmerink

Zie je content die volgens jou niet op deze site hoort? Check onze disclaimer.