In een informatiebrief aan de gemeenteraad - die gedateerd is op 27 februari 2020 - schrijft het college van B&W dat de hoogwaterveiligheid – als gevolg van de laatste ontwikkelingen en inzichten - niet meer voorop staat. B&W willen daarom plannen uitvoeren om de Maasoevers in Grubbenvorst en Lottum aantrekkelijker te maken. De brief van het college wordt 19 mei in de gemeenteraad behandeld. De SP is van plan daarover vragen te gaan stellen.
De vragen van de SP hebben te maken met het feit dat bij het besluit om een vergunning te verlenen aan DCM (voor het bouwen van een zandverwerkingsinstallaties, een haven en een slibdepot in Raaeind - Grubbenvorst) gesteld is dat de plannen van DCM noodzakelijk en urgent waren, om de burgers van Horst aan de Maas te beschermen tegen overstromingen van de Maas, zoals in 1993 en 1995 hebben plaats gevonden. Uit de raadsinformatiebrief blijkt nu dat de veiligheid – ook zonder de beoogde werkzaamheden van DCM – tot minimaal 2050 is gewaarborgd.
De SP constateert dat uit de Raadsinformatiebrief een positief beeld geschetst wordt van de Maasbeveiliging. De SP wijst er op dat de Centrale Zandverwerkingsinstallatie (CVI) vaker gememoreerd wordt. Het lijkt er volgens de SP sterk op dat het CVI weinig met hoogwaterbescherming te maken heeft, zoals oorspronkelijk beargumenteerd. De SP vraagt dan ook: "Geeft het college na al deze jaren toe dat het toestaan van de CVI altijd al om economisch gewin ging? Zo nee, welke substantiële bijdrage heeft het CVI dan geleverd aan de Maasbeveiliging? In de raadsvergadering van 19 mei 2020 zal het college van B&W daar op antwoorden.
Overigens heeft de vereniging Behoud de Parel uit Grubbenvorst, die toentertijd (juridische) actie gevoerd heeft tegen de komst van de zandverwerkingsinstallatie, een brief geschreven aan B&W met de vraag of het college de vergunning voor DCM in te trekken. Lees op de website van Behoud de Parel het artikel over die brief.
