Zwemmen is een elementaire behoefte, zei Sandra van Engelen tijdens de bespreking van de begroting voor 2019, toen zij, samen met Marina Casadei van de SP, bij de wethouder er op aandrong om het schoolzwemmen opnieuw in te voeren. Zelden heeft een CDA-er mij zo aangenaam verrast. Zeker waar het sport en bewegen betreft. Want zwemmen is inderdaad een van de elementaire behoeften bij de opvoeding van de jeugd. Net zoals gymnastiek, taal en rekenen. Maar de nieuwe sportwethouder Rob Ellermeijer heeft zijn twijfels omdat volgens hem het merendeel van de kinderen dan al kan zwemmen. Wel wil hij – na aandringen van diverse raadsleden – het leren zwemmen stimuleren. Alleen denk ik dat daar niets van terecht komt.

Het probleem van zwemmen is namelijk dat de drempel om het te leren veel hoger is dan bij andere sporten. Wil je voetballen, hockeyen of hardlopen dan meld je je aan bij een club en je mag trainen en spelen. Vaak op acceptabele tijdstippen. Maar bij zwemmen ligt dat anders. Sowieso zijn de kosten hoger, maar de tijden waarop je kan leren zwemmen zijn vaak zo vroeg, dat je het liefste je in je bed nog even omdraait. Bovendien is het aantal voetbal-, hockey- of tennisclubs heel wat groter en toegankelijker dan de paar zwemverenigingen hier, die ook nog eens moeten knokken om de paar zwemuren die er voor hen overblijven.

Ik heb er ervaring mee. Toen mijn dochter ging zwemmen moesten we al om kwart voor zeven in Het Keerpunt zijn. Het was ongeveer rondom 1970. De ouders brachten hun kinderen naar het zwembad. Het vroege tijdstip maakte me niet vrolijk, maar we gingen toch. De lestijd kwam ik wel door omdat mijn toenmalige collega, Ben de Graaf, in die tijd een bekend sportjournalist, daar ook altijd was voor zijn dochter. Ben was niet de vrolijkste sportcommentator en zijn chagrijn over de volgens hem altijd bestaande misstanden in de sport stortte hij dan ook onverminderd over mij uit. Zo hoorde je nog eens wat. Het naar zwemles brengen van onze dochters hebben we beiden tot het b-diploma volgehouden, ook omdat we het beiden als een compensatie zagen voor het veelvuldig van huis zijn voor ons werk.

Ook in mijn jeugd was schoolzwemmen een must. Alleen had ik de pech dat de minister besloot om het zwemonderwijs een jaar te vervroegen. Van de zesde klas naar de vijfde klas. De leerlingen van dat tussenjaar moesten het zelf maar uitzoeken. Ik had dan ook nooit leren zwemmen als ik niet uit een sportieve familie was voortgekomen, met een broer en zus als grote zwemliefhebbers. Zij namen mij mee naar de Kweekvijver in het Amsterdamse Bos of naar de aloude Poeloever aan de Badlaan.

Gelukkig vindt het overgrote deel van de ouders (ruim 90%) dat hun kinderen moeten leren zwemmen en daarbij trotseren zij allerlei drempels. Maar zelfs van die groep stelt de Nationale Raad voor Zwemveiligheid (NRZ) vast dat ouders vaak een zwembad in de buurt kiezen en een zwemlesaanbieder die les geeft op tijden dat het de ouders het beste uitkomt, zonder zich ervan te vergewissen of de aanbieder wel hiervoor gekwalificeerd is. Zwemonderwijzer is geen beschermd beroep. Daarom geeft de NRZ licenties aan die zwemleraren die aan de kwaliteitseisen van de branche voldoen en opleiden tot de Nationale Norm Zwemveiligheid. Circa 850 zwemlesaanbieders hebben een licentie om les te geven en officiële diploma’s uit te reiken. Maar, zegt de NRZ, een A- diploma is niet voldoende. Want baantjes trekken in een rustig zwembad is iets anders dan in open water. Daarom stelt de NRZ dat je pas echt kan zwemmen als je alle drie de diploma’s hebt gehaald, A-, B- en C .

Hoe organiseer je dat vraagt Rob Ellermeijer zich af. Nou, gewoon zoals vroeger. In het verleden had Amstelveen een bus gereserveerd, die niets anders deed dan kinderen van school naar zwembad brengen. En als ouders hierin willen helpen des te beter. Als ik Robs reactie in tweede termijn lees lijkt hij bereid ze desnoods zelf naar het zwembad te brengen. Alles wat er toe leidt dat ieder kind leert zwemmen is mooi.

Amstelveen, 6 november 2018 Frits Suèr