Crypto, in lekentaal uitgelegd, werkt met meerdere computers samen om transacties te valideren en te voorkomen dat iemand binnen het netwerk vals gaat spelen. De enige manier om dit te kunnen manipuleren is door 51% van het netwerk te beheren en dat is bij grote spelers zoals Bitcoin praktisch gezien niet meer haalbaar. De kosten om het netwerk in stand te houden worden betaald met een kleine toeslag op de transactie die wordt toegekend aan de rekenende computers, vergelijkbaar met de kosten van een iDeal transactie.

Van hogerhand kan er dus niet gerommeld worden met de waarde van de valuta en de waardebepaling van een crypto-munt is hoofdzakelijk gekoppeld aan vraag en aanbod van de vrije markt. Echter is elke economie verschillend, om daar een goed voorbeeld van te geven kijken we even naar Griekenland. Griekenland is nog steeds herstellende van de bankencrisis, dit betekende voor veel Grieken dat ze naast internationale handel ook geen lokale handel konden drijven, want om handel te drijven had je euro’s nodig. Gelukkig zijn er wat Grieken geweest die een slim systeem hebben opgezet om de euro te omzeilen. De bankencrisis betekende namelijk niet dat Griekenland volledig onttrokken was van waarde, enkel dat de schulden die ze uit hadden staan niet meer gedekt konden worden door Griekse banken. Olijven konden nog steeds prima voor een geitje geruild worden, er was alleen een ander telsysteem nodig.

Griekenland is geen koploper in Europa, maar op dit punt kunnen we zeker van hun leren. Lokale geldsystemen die dichter op de waarde van producten staan zijn stabieler, ondersteunen de lokale economie en is iets om trots op te zijn als gemeenschap. Het slagen van zo’n systeem staat en valt echter altijd bij de hoeveelheid gebruik die ervan gemaakt wordt.