De Nederlandse overheid zet vaak in op Nederland als kenniseconomie. Maar is dat wel zo wenselijk? Kandidaat-raadslid Mieke van Helmond schreef er een blog over. 

 

 

 

 

 

 

Wat is het belang van economisch onafhankelijk zijn?

Onze regering zet in op de kenniseconomie. Op encyclo.nl staan de volgende betekenissen: •    kenniseconomie de kenniseconomie zelfst.naamw. (v.) Uitspraak:   ['kɛnɪsekonomi] Verbuigingen:   kenniseconomie|ën (meerv.) economie gekenmerkt door vernieuwing, complexe technologie en een hoog opleidingsniveau van de werkende bevolking. •    Kenniseconomie is een vrij abstract begrip uit de economie waarmee wordt bedoeld dat een significant deel van de economische groei voortkomt uit (technische) kennis. Het is een economie waarin de productiefactor ‘kennis’ een steeds belangrijkere plaats inneemt ten opzichte van arbeid, grondstoffen en kapitaal, de drie traditionele productiefactoren.

Slechts 28 % van de Nederlanders is hoogopgeleid. Dat betekent dat 70 % laag of gemiddeld is opgeleid. Of hoog opgeleid betekent dat je ook vernieuwend en complex technisch werk kunt leveren en of je dat je als je lager opgeleid bent, blijkt niet uit deze cijfers.

GroenLinks pleit echter voor meer gerichte scholing op het VMBO en MBO. Naast een goede hoogopgeleide bevolking, moet Nederland het ook hebben van de maakindustrie. Daarbij is een goede scholing op het VMBO en MBO van groot belang. 

Daarmee is namelijk werk te vinden. Of dat werk hoort in de categorie ‘kenniseconomie’ is niet van belang, want waar hebben mensen behoefte aan. Dat vinden we terug in de behoeftepiramide van Maslov. De mens streeft naar gelukkig zijn en daarvoor is behoefte aan erkenning, gezien worden en mee mogen doen noodzakelijk. Scholing is een algemeen erkend hulpmiddel daarbij en in Nederland wettelijk verplicht tot 16 jaar! Echter het moet wel van nut zijn voor je levensonderhoud en geluk.

Terug naar de kenniseconomie wordt duidelijk, dat het in Nederland bij die scholing vooral gaat om presteren, presteren, presteren! Er is momenteel het debat gaande over CITO toetsing in het kleuteronderwijs. De discussie over het onderwijs gaat vaak over er alles uit halen wat erin zit. Op zich niet verkeerd en toch…

Uit onderzoek blijkt, dat de strijd om de beste prestatie (CITO bijv.) belemmerend is op de springplank naar geluk. Niet de prestatie, maar het centraal stellen van het proces is belangrijk om te komen tot bloei en ontwikkeling. 

Geluk is de mate waarin je beseft, bewust bent van het mooie in het kleine. Dat tot je door laten dringen, maakt je steviger. Negatieve dingen kun je dan doordenken en er oplossingen voor creëren. Positieve emoties, gelukservaringen zijn heel belangrijk voor bloei; het maakt mensen veel creatiever en productiever! En dat is een werkzame factor om bestuurders en management tot alertheid en aandacht te brengen. Arbeiders leveren meer op als ze geestelijk weerbaar dan wel veerkrachtig zijn.

Om mensen veerkrachtiger te maken en tot bloei te laten komen, is het belangrijk te werken aan cognitieve vaardigheden. Werken aan geestelijke weerbaarheid, zodat men gelukkiger en dus productiever wordt. Professor Jan Walburg pleit ervoor, dat er een ‘mentale gymles’ een plek krijgt in het lesrooster. Daarin zou je kunnen werken aan het belang van een gevoel te hebben van een toekomst. De impliciete verwachting vanwaar je naar toe gaat. Dat maakt je steviger, onafhankelijker.

Roland Pelle en Jos Boerema sluiten met hun artikel hier heel goed op aan. Zij pleiten ervoor dat leerkrachten en ouders samen met hun kind onderzoeken wat hun passies, interesses en talenten zijn. Dat onderzoek geeft handvatten om te werken aan gerichte keuzes, die passen bij het kind en het uitbreiden van datgene waar het goed in is.

Het onderwijs werkt uiteraard aan ontplooiing. Leerkrachten doen hun best om alles uit het kind te halen. Echter, het is van belang om hun eigenheid te laten zitten en niet aan te tasten door stress rond het behalen van hoge resultaten. Voorkom dat door ook wekelijks gericht aandacht te besteden aan het versterken van de condities waaronder mensen tot bloei kunnen komen.