Wat heb ik een bijzondere week achter de rug. Ik was in Liverpool en Londen, om te kijken hoe de Engelsen omgaan met het slavernijverleden. Ik deed er veel inspiratie op voor het slavernijmuseum dat we wat mij betreft snel in Amsterdam moeten oprichten.
Liverpool was in de achttiende en negentiende eeuw een van de belangrijkste havens in de internationale slavenhandel. Bewoners hebben er veel geld mee verdiend. Nu staat er het indrukwekkende International Slavery Museum waarmee ze hun verleden recht in de ogen kijken.
Ik zag er maquettes van boten waarin de slaven van West-Afrika naar het Caribisch gebied werden vervoerd. En ik zag er de ijzeren ketenen die ooit door slaven werden gedragen. Maar in het museum ging het om meer dan slavernij alleen. Er was ook veel aandacht voor de geschiedenis van West-Afrikaanse beschavingen. Dat is mooi, leerzaam en nodig. Want de geschiedenis van de Afrikaan begint niet bij de slavernij.
Benjamin
Zo’n museum wil ik ook graag in Amsterdam. Want de Nederlandse welvaart is voor een deel ontstaan door koloniale roof en slavernij. Er zijn veel Amsterdammers met een Caribische achtergrond en dat verplicht ons om het totale verhaal te vertellen; het verhaal dat tot nu toe eenzijdig is verteld en dat onderbelicht is.
Het kan ongemakkelijk voelen om de geschiedenis recht in de ogen te kijken. Maar juist vanwege dat ongemak leren we en groeien we. Als Amsterdammers bundelen we onze krachten om de samenleving beter te maken. Het verhaal dat we in het slavernijmuseum moeten vertellen is daarom ook niet alleen een verhaal van lijden en angst, maar ook van hoop, verandering en gelijkwaardigheid. Er moet aandacht zijn voor de strijd voor gelijkheid en gelijkwaardigheid, waarden die onze samenleving goed kunnen gebruiken. Zwarte en witte Amsterdammers profiteren van zo’n museum omdat ze dichter bij elkaar komen te staan. Het verbindt.
In Liverpool zag ik dat het kan. In het museum liepen mensen rond van over de hele wereld, van alle leeftijden en alle kleuren. Ik ontmoette er de museumdirecteur, Richard Benjamin. Hij zei me dat hij graag wilde meehelpen om in Amsterdam een slavernijmuseum van de grond te krijgen. Dat komt goed uit, want in januari begint de gemeente aan een onderzoek om te kijken hoe we dat hier voor elkaar kunnen gaan krijgen. Ik denk dat Benjamin hier goed bij kan helpen.
(De tekst loopt door onder de afbeelding.)
Kick out
In Londen ontmoette ik twee Britse parlementariërs: Lord Herman Ouseley en Lord Meghnad Desai. Ouseley is de voorzitter van Kick it Out, de campagne die een einde wil maken aan racisme in de voetballerij. Lord Desai is voorzitter van het House of Lords. Hij is de eerste op die post die niet in het Verenigd Koninkrijk is geboren. Ze spelen internationaal een belangrijke rol in het anti-racisme debat en hebben ook de Amsterdamse discussie over het slavernijmuseum gevolgd. Ze vertelden me dat ze graag een officiële delegatie uit Amsterdam en Den Haag uitnodigen om in Engeland te komen praten over hoe zij de met het slavernijverleden omgaan.
Dat lijkt me een goed idee. Ik hoop dat de onderzoekers die over een paar weken de oprichting van een Amsterdams slavernijmuseum gaan onderzoeken op hun uitnodiging ingaan. Want er is onder Amsterdammers, en Nederlanders in het algemeen, nog te weinig bewustzijn van deze geschiedenis. We moeten begrijpen hoe het slavernijverleden tot huidige waardeoordelen, vooroordelen en uitsluiting heeft geleid. We moeten de kracht en de moed van de tot slaaf gemaakte Afrikanen herinneren. We moeten van ze leren.
Ik wil een samenleving waarin racisme niet meer voorkomt en ik denk echt dat het kan, omdat wij onze cultuur zelf kunnen vormgeven. Maar de echte politieke wil ontbreekt nog. Hopelijk kan een slavernijmuseum dat veranderen.
Simion Blom
Raadslid
PS: Dank aan mijn vriend Hugh Neil van Margin Arts, voor het leggen van de contacten en voor zijn netwerk. Zonder hem had ik deze ontmoetingen niet gehad.
Kick out
In Londen ontmoette ik twee Britse parlementariërs: Lord Herman Ouseley en Lord Meghnad Desai. Ouseley is de voorzitter van Kick it Out, de campagne die een einde wil maken aan racisme in de voetballerij. Lord Desai is voorzitter van het House of Lords. Hij is de eerste op die post die niet in het Verenigd Koninkrijk is geboren. Ze spelen internationaal een belangrijke rol in het anti-racisme debat en hebben ook de Amsterdamse discussie over het slavernijmuseum gevolgd. Ze vertelden me dat ze graag een officiële delegatie uit Amsterdam en Den Haag uitnodigen om in Engeland te komen praten over hoe zij de met het slavernijverleden omgaan.
Dat lijkt me een goed idee. Ik hoop dat de onderzoekers die over een paar weken de oprichting van een Amsterdams slavernijmuseum gaan onderzoeken op hun uitnodiging ingaan. Want er is onder Amsterdammers, en Nederlanders in het algemeen, nog te weinig bewustzijn van deze geschiedenis. We moeten begrijpen hoe het slavernijverleden tot huidige waardeoordelen, vooroordelen en uitsluiting heeft geleid. We moeten de kracht en de moed van de tot slaaf gemaakte Afrikanen herinneren. We moeten van ze leren.
Ik wil een samenleving waarin racisme niet meer voorkomt en ik denk echt dat het kan, omdat wij onze cultuur zelf kunnen vormgeven. Maar de echte politieke wil ontbreekt nog. Hopelijk kan een slavernijmuseum dat veranderen.
Simion Blom
Raadslid
PS: Dank aan mijn vriend Hugh Neil van Margin Arts, voor het leggen van de contacten en voor zijn netwerk. Zonder hem had ik deze ontmoetingen niet gehad.