Op 15 mei 2018 heeft het Dagelijks Bestuur (DB) aan het Algemeen Bestuur (AB) voorgesteld om kennis te nemen van de ingediende zienswijzen op dit plan en de reactienota. Na kennisneming daarvan is voorgesteld om het plan vast te stellen. Daar is een  krediet voor beschikbaar gesteld van € 3.860.000. Een plan kan bijna nooit iedereen tevreden stellen. Omdat dit plan voor het overgrote deel van de landbouwers wel gunstig is, heeft de SGP ook ingestemd met dit plan en het daarvoor benodigde krediet.

Een flink voorstel met een behoorlijk aantal zienswijzen. Ook twee insprekers waarbij het heel opmerkelijk is dat de ene (namens de klankbordgroep) vrij positief was en de bijdrage van de andere bijna geen goed woord over had voor het voorgestelde plan.

Sommige zienswijzen geven dat ook aan, maar omdat nu niet alles gerealiseerd kan worden, kwam bij mij ook de vraag op of dit geen weggegooid geld is. In de zienswijze is er op ingegaan, maar ook nu is een duidelijke reactie van het Dagelijks Bestuur (DB) gewenst.Redenen waarom gewenste maatregelen niet genomen kunnen worden, zijn volgens ons niet zo helder omschreven. Is dat vooral de ontbrekende eigendom?

Volgens de stukken zal het watersysteem te zijner tijd getoetst worden aan de toekomstige klimaatontwikkelingen. Is dat niet vreemd wanneer wij nu al veel investeren in dit gebied?

Het begrote bedrag komt veel hoger uit, onder andere door de op 17 april jl. gemelde, niet aangepaste, wijze van berekenen van de projectkosten (nog systeem Reest en Wieden i.p.v. methode Groot Salland die nu ook door dit waterschap wordt gehanteerd).

We lezen van POP3 subsidie dat daarvan 1/3 deel (€ 765.000) voor Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) initiatieven beschikbaar gesteld moet worden. Is dat een algemeen geldende voorwaarde bij die subsidie?

Op pag. 4 wordt in hoofdlijnen een opsomming gegeven van de voorgestelde maatregelen. We lezen ook van waterberging. AB lid Jan Dunnink heeft enige tijd terug nog eens weer geïnformeerd naar het Beleidsplan waterberging (vergadering AB WGS 05-02-2015). Dat ging over het realiseren van langsbergingen. Kan dat hier niet uitgevoerd worden?

Dan wat over de verschillende zienswijzen.

Positief is het om te lezen dat in persoonlijke gesprekken met een aantal indieners van zienswijzen begrip voor - en instemming met de plannen is verkregen. Ook dat alsnog overeenstemming bereikt is met een terreinbeherende instantie waarmee alsnog aan een aantal punten uit meerdere zienswijzen tegemoet gekomen kan worden.

Wat ons uit de zienswijzen helaas ook (weer) duidelijk wordt, is dat wij kennelijk nog steeds niet in staat zijn om de reserves tegen dit soort maatregelen weg te nemen. Mensen uit de praktijk blijven, ondanks ontkennen van onze zijde, van mening dat percelen vernatten, er veel meer ruigte komt. Ook de ligging van onderhoudspaden en het onderhoud zelf stuit nog regelmatig op onbegrip. Kennelijk zijn we nog steeds niet in staat dat op overtuigende wijze uit te leggen.Ziet u nog mogelijkheden tot verbetering?

In meerdere zienswijzen wordt ook opgemerkt dat hen niets bekend was van ophoging percelen met vrijkomende, voor landbouw geschikte, grond. Moeten we hier niet als les uit trekken dat dit misschien toch al vanaf het begin duidelijk benoemd moet worden? En niet, zoals nu in enkele reacties staat, pas kort voor de start van de projectrealisatie?

Wat ons ook opvalt, is dat aan bezwaren die uit de hoek van de landbouw komen, maar moeizaam wordt tegemoet gekomen. Maar bij zienswijze 5.2 (volgens ons uit de hoek van een natuurorganisatie) wordt, zo lijkt het tenminste, vrij eenvoudig tegemoetgekomen. Negatieve invloeden daarvan op de landbouw worden door die aanpassing niet verwacht. Maar, is daar onderzoek naar gedaan? Anders vinden wij dat dit wel wat gemakkelijk afgedaan wordt.

Het niet willen leggen van een onderhoudspad op natuurgrond i.p.v. op landbouwgrond (zie bijv. zienswijze 6.1) bevreemdt ons. Wij zouden daar veel eerder voor willen gaan, dan zo’n pad leggen op landbouwgrond.Ook zienswijze 11.1 gaat over de ligging van het onderhoudspad. Wij willen niet zo strak vasthouden aan welke zijde een onderhoudspad komt te liggen.

Bij zienswijze 7.4 lezen we van een al rond de eeuwwisseling aangegeven mogelijkheid om de afwatering te verbeteren. Uit de reactie maken wij op dat de aangedragen mogelijkheid een goed alternatief zou zijn om het Oude Diep te ontlasten. Toch is daar nooit wat mee gedaan. Nu wordt de ligging van de ondergrondse infrastructuur als oorzaak opgevoerd. Waarom is daar dan nog geen onderzoek naar gedaan?

Bij zienswijze 8.5 wordt de zorg uitgesproken dat men belemmerd wordt in de doorgroeimogelijkheden. Er wordt wel een reactie gegeven, maar op die zorg wordt niet ingegaan. Dat vinden wij jammer, dat mag een indiener van een zienswijze toch wel verwachten?

Wij hebben dus goed kennis genomen van de zienswijzen. Wat ons betreft, en dat zal u, gelet op de gemaakte opmerkingen niet verbazen, mocht er wel wat ruimer aan tegemoet gekomen zijn of nog worden.

Ondanks onze opmerkingen is het volgens ons toch niet zodanig, dat er niet ingestemd kan worden met de vaststelling en het beschikbaar van het gevraagde krediet.

 

Jan Visscher