Erg lastig om het allermooiste plekje in Zuid-Holland te benoemen. Want wie op een zonnige ochtend de Hoeksche Waard inrijdt zal, net als ik, onder de indruk zijn van de weidsheid en het groen. Maar als je, in het voorjaar, de Bollenstreek bezoekt, zul je genieten van de enorme kleurenpracht. En dan: Dordrecht, Gouda, Delft: zo oud, zo mooi….
Het bewijst maar dat onze provincie enorm divers is. Dat maakt tegelijkertijd de uitdaging zo groot. Want juist die diversiteit enerzijds en de grote opgaven anderzijds, maken Zuid-Holland uniek.
Ik heb in de vorige eeuw zo’n 20 jaar met heel veel plezier in Zoetermeer gewoond en gewerkt. Het was in de periode van opbouw. Er verschenen nieuwe wijken en inwoners. De stad worstelde met het imago, maar heeft zich wat mij betreft ontwikkeld tot een volwaardige stad met veel voorzieningen. Het was fantastisch om daar als wethouder met onder meer het Grondbedrijf en Economische Zaken in de portefeuille een bijdrage aan te kunnen leveren. Begrijpelijk, denk ik, dat Zoetermeer een warm plekje in mijn hart heeft. Omdat er nog zoveel herkenbare gebouwen en bekende mensen wonen. Ik kom die inwoners weer tegen op het jaarlijkse Nederlandse Thrillerfestival, waar ik voorzitter van ben en het is opmerkelijk hoeveel van die inwoners ik nog ken.
In 2000 ruilde ik Zuid-Holland in voor Noord-Holland. Ik woonde en werkte daar zo’n 15 jaar, maar besloot na een (vrijwillige) gemeentelijke herindeling toch weer terug te keren naar de provincie waar ik (ook) van houd. Vijf jaar geleden vestigde ik me in Den Haag en besloot me te kandideren voor Provinciale Staten. De rest van het verhaal kent u.
Maar goed, wat is nu het allermooiste plekje in deze fraaie provincie? Ik kies dan toch voor Den Haag, het Plein. Waarom? Natuurlijk, de historie, de prachtige gebouwen, de verlichting… En toegegeven er verblijven, vooral in het weekend, veel toeristen in het centrum van de stad. Maar dan is het Plein (met alle respect) niet op zijn mooist. Nee, de plek is op zijn mooist op de dinsdagochtend, als Kamerleden en bewindspersonen van het Centraal Station naar het Binnenhof lopen. Je nodigt ze uit voor een kop koffie, bespreekt de politieke waan van de dag en nodigt ze vervolgens uit om een fractievergadering bij te wonen. Al die voor D66 belangrijke onderwerpen kunnen we volgens mij alleen tackelen als we er nationaal, provinciaal en lokaal aan trekken. Wat maakt het ons gemakkelijk dat onze vertegenwoordigers in de Eerste en Tweede Kamer zo dichtbij zijn!
Ook op de donderdagavond is het Plein mooi. Ongelooflijk wie je dan allemaal tegenkomt. Twee weken geleden sprak ik er, ongepland, met het bestuur van de Jonge Democraten, de week ervoor met een van onze Kamerleden. Op die avond is het ook populair bij de medewerkers van de Tweede Kamer. Kortom: je weet nooit wie je er tegen het lijf loopt. En wat ik daarbij moet opmerken is, dat het niet alleen goed werken is met D66’ers, maar ook steeds leuk. Dat maakt het Plein voor mij, naast al die andere, tot een favoriet plekje.