Vandaag een uitvoerige bijdrage. U bent wel iets gewend van ons, maar hier pakken we grondig uit. Dit bericht gaat nl ook over de toekomst van Bloemendaal. Wij schrijven u over ‘waarheidsvinding’ en over het recht op een ‘eerlijk proces’, over ‘schoon schip’ en de intenties van ons gemeentebestuur. Wij  koppelen dit aan het al dan niet voortzetten van het Integis onderzoek. Hoe staat het daar nu mee? #Integis rapporteerde eerder dit jaar aan de raad dat sprake was van ‘belemmeringen’. Een van die belemmeringen was de geheimhouding. Geheimhouding bemoeilijkt een forensisch accountantsonderzoek. Geheimhouding maakt het voor raadsleden onmogelijk vrijuit te spreken. De burgemeester verklaarde dat de geheimhouding zou worden opgeheven. Echter, de brieven die wij ontvingen lieten zien dat uitsluitend tbv de leden van het college de geheimhouding was opgeheven. Intussen zijn we zes maanden verder en heeft de burgemeester uitgezocht of er mogelijkheden zijn voor Integis het onderzoek alsnog te hervatten. Daarbij staat uiteraard de geheimhouding en de hoeveelheid ‘geheime stukken’ centraal. De bevindingen van de burgemeester zijn uiteengezet in een brief van 29 oktober jl aan de raad. Wij delen de brief hieronder met u.

Keurig netjes verwoord, toch? Het antwoord is kort en bondig: niet. Deze burgemeester schetst een onjuiste voorstelling van zaken. En dat rekenen wij hem zwaar aan omdat door deze brief die uiteraard ook door het Openbaar Ministerie wordt gelezen, een nog lopend strafproces wordt beïnvloed.

eeuw en raadslid Roos heeft recht op een EERLIJK PROCES. Hoe het moreel oordeel ook luidt over wat Roos heeft gedaan, deze burgemeestersbrief is een oproep aan het Hof om haar te veroordelen terwijl haar schuld aan een misdrijf niet bewezen is en er aan de kant van de gemeente de nodige fouten zijn gemaakt om het mild uit te drukken.

Burgemeester Roest verklaart o.a. dat er in november 2014 een collegebesluit tot het opleggen van geheimhouding is genomen. Dat terwijl het college het besluit tot op de dag van vandaag niet heeft kunnen en willen produceren en de oud-griffier onder ede bij het hof heeft verklaard dat er geen collegebesluit was en dat de burgemeester (Ruud Nederveen) daarvan op de hoogte was. En zo zijn er meer punten waarmee burgemeester Roest verschillende oud-bestuurders in bescherming neemt. De gedachte is immers: wanneer Roos wordt veroordeeld gaan  oud-bestuurders vrijuit.

Omdat Justitie meeleest, publiceren wij hieronder integraal de reactie van raadslid Roos op de burgemeestersbrief aan college en raad:

‘Refererend aan de brief van burgemeester Roest d.d. 29 oktober 2019  reageer ik hierbij op de brief van de burgemeester en verzoek ik mijn brief op de openbare lijst met ingekomen stukken te plaatsen alsmede openbaar op het RIS.

In de brief met kenmerk 2019007230 geeft de burgemeester een onjuiste voorstelling van de ‘feiten’, welke voorstelling mede van invloed is of kan zijn op het onderzoek waartoe de raad in juli 2018 opdracht gaf aan #Integis.

Hieronder zal ik toelichten wat ik bedoel met ‘onjuist’ en op basis waarvan ik tot deze conclusie kom.

De burgemeester verklaart dat naar aanleiding van het collegebesluit op 4 november 2014 tot oplegging van geheimhouding momenteel nog 16 documenten geheim zijn. Zie blz. 2 van de brief van de burgemeester met kenmerk 2019007230 (hierna te noemen ‘de brief’). Hiermee doet de burgemeester voorkomen alsof er op die datum een collegebesluit tot het opleggen van geheimhouding ex artikel 55 juncto artikel 25 Gemeentewet is genomen. Op de eerste plaats is dat besluit niet genomen en op de tweede plaats loopt over deze kwestie momenteel een strafzaak tegen ondergetekende. Voor zover een besluit is geproduceerd, is sprake van valsheid in geschrifte. Nl een collegebesluit dat valselijk is ondertekend door wethouder N Heijink en de gemeentesecretaris W Atsma op 12 april 2016. Niet alleen hebben zij beiden anderhalf jaar na dato alsnog onrechtmatig/onbevoegd getekend, zij hebben het ‘besluit’ ook voorzien van een ingevoegde cursieve tekst alsof zij de inhoud van het besluit (dat niet bestaat), op waarheid zouden hebben geverifieerd. Deze toevoeging in combinatie met de beide handtekeningen was voor ondergetekende aanleiding tot het doen van aangifte tegen de heer Heijink en mevrouw Atsma. De aangifte wegens valsheid in geschrifte is bij het OM ingediend eind december 2018 en later diverse keren nader aangevuld. Een feit is dat noch de heer Heijink, noch mevrouw Atsma bevoegd waren een collegebesluit uit 2014 te ondertekenen maar dat zij dit hebben gedaan teneinde een lopend strafproces te beïnvloeden. De oud-griffier heeft tijdens de rechtszitting van het strafproces op 17 september 2019 verklaard dat er geen collegebesluit van 4 november 2014 is. Zij heeft daarover onder ede verklaard. Feit is ook dat de heer Nederveen, oud-burgemeester van Bloemendaal, zich bewust was van het ontbreken van een rechtsgeldig collegebesluit maar dat hij niettemin valselijk aangifte deed tegen raadslid Roos.

Na het zomerreces 2015 is door het toenmalig college een collegebesluit genomen om een aantal stukken alsnog geheim te verklaren. Dit is op zichzelf onmogelijk aangezien deze stukken deel uitmaken van een openbaar strafproces en het college zelf deze stukken aan het OM heeft verstrekt. Van geheime stukken kan derhalve geen sprake meer zijn. Het besluit is een onzinnig besluit voor zover de stukken deel uitmaken van het openbaar strafproces.

Toenmalig wethouder De Rooij heeft stukken gedeeld met de pers en met haar GroenLinks achterban/fractie. O.a. heeft zij stukken gedeeld met de heer Fennema. Van deze stukken maakte een inventarisatielijst deel uit die was opgesteld door de huisadvocaat X. Deze huisadvocaat heeft in het kader van een tuchtprocedure in het voorjaar 2014 zelfstandig een inventarisatielijst opgesteld en deze toegestuurd aan het hoofd juridische zaken van de gemeente Bloemendaal met een ‘gewetensvraag’. Die gewetensvraag hield in dat hij het hoofd juridische zaken vroeg of zijn samenvatting wel gedragen zou worden door het ambtelijk apparaat. Het hoofd antwoordde dat hij niet verwachtte dat zijn collega ambtenaren bezwaar zouden hebben tegen de samenvatting van de advocaat, maar het hoofd liet na dit te verifiëren bij zijn collega’s. De heer X stuurde zijn samenvatting naar de Deken van de Haagse Orde, maar niet dan nadat hij zijn inventarisatie had laten controleren door een collega op het advocatenkantoor F. Deze collega maande de heer X tot voorzichtigheid. Hij meende dat de ‘feiten’ zoals X ze poneerde, geen feiten waren en dat datgene wat X aanvoerde als bewijs, geen deugdelijke grondslag voor bewijs kon zijn en door de Deken buiten beschouwing zou worden gelaten. Hoewel dus geen sprake was van enig bewijs inzake intimidaties, maakte oud-wethouder De Rooij, nadat zij de huisadvocaat om ‘bewijs’ had gevraagd van intimidaties en bedreigingen, gebruik van diezelfde inventarisatie en overhandigde zij deze inventarisatie hoogstpersoonlijk aan de pers. Eerder al deelde zij informatie uit stukken van de gemeente met de heer Fennema, hetgeen blijkt uit zijn citaten die rechtstreeks afkomstig zijn uit stukken waarvan de burgemeester (E Roest) thans verklaart dat deze geheim zijn (o.a. de verklaring van een juriste die destijds in dienst was van de gemeente Bloemendaal. Deze juriste verklaarde ten behoeve van de tuchtprocedure van X dat zij bedreigd was door de heer R. Slewe die haar had verklaard dat hij ‘net zo lang door zou gaan tot zij was ontslagen’ of woorden van gelijke strekking. Deze verklaring werd door de juriste afgelegd op verzoek van de accounthouder en in opdracht van oud-burgemeester Nederveen. De heer Nederveen had namelijk opdracht gegeven de huisadvocaat te helpen bij zijn tuchtzaak en alles te doen wat hem behulpzaam kon zijn bij het ‘hard maken’ van het verwijt dat de heren Slewe bedreigers waren).

Burgemeester Roest meent dat thans nog 16 stukken geheim zijn. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is uiteengezet, is deze conclusie niet in overeenstemming met de feiten, waarbij ik o.a. verwijs naar de inventarisatie die in het geheel niet werd opgesteld door mevrouw De Rooij, maar door de huisadvocaat zelf ten behoeve van zijn eigen tuchtzaak.

Daar komt nog bij dat tot deze lijst van 16 stukken ook enkele mails behoren die afkomstig zijn van de GroenLinks fractie met leden van GroenLinks en derden. Dit betreft correspondentie van de privé-mail account van de wethouder. Deze mails maken geen deel uit van de server noch van de back-up van de gemeente Bloemendaal. Uit de afwikkeling van mijn WOB-verzoek dat ik indiende in 2019 en waarop het college onlangs een besluit nam, blijkt dat ook. Immers, ik vroeg om de zakelijke mails die via de privé-mail waren doorgestuurd van of naar de gemeentelijke mailaccount. Deze zgn ‘GroenLinks mailberichten’ werden niet geproduceerd door de gemeente. Hetgeen betekent dat de mails nimmer geheim kunnen zijn verklaard. Dat is per definitie onmogelijk.

De burgemeester verklaart op blz. 2 van de brief ook dat de geheimhouding voor diverse stukken zou zijn opgeheven. Dat geldt zeker niet voor ondergetekende. Immers, er is geen rechtsgeldig collegebesluit dat ziet op geheimhouding op stukken aan ondergetekende.

De burgemeester vergeet bovendien te vermelden dat hij diverse brieven heeft gestuurd waarin hij heeft verklaard dat alle informatie die terug te vinden is op de USB-stick die aan diverse raadsleden is verstrekt, geheim is. Daarbij stelt de burgemeester ‘vertrouwelijkheid’ gelijk aan ‘geheim’. Dit is het standpunt van de burgemeester en hij baseert dat standpunt op jurisprudentie. De burgemeester stelt dat het schenden van vertrouwelijkheid ook een misdrijf oplevert in de zin van artikel 272 Wetboek van strafrecht. Of met andere woorden: uit diverse brieven van de burgemeester blijkt dat niet 16 documenten geheim zijn maar 40.000 documenten. Immers, alles is vertrouwelijk en vertrouwelijk = geheim.

De burgemeester verklaart in de brief ook dat inzage plaatsvond in stukken op 8 september 2014. Daarbij vergeet de burgemeester te vermelden dat op talrijke andere momenten sprake was van inzage door allerlei personen, waaronder ook raadsleden. Hij vergeet te vermelden dat de ‘stukken’ geen geordend geheel vormden die netjes opgeborgen lagen in een kluis of op een veilige plek. Hij vergeet te vermelden dat stukken overal zwierven als losse velletjes, maar ook op de verschillende computers en iPads, mobile telefoons van diverse bestuurders, in e-mails van en naar privé-mail adressen etc. etc. De burgemeester wil doen voorkomen alsof wel sprake was van een geordend geheel, van een inzage waarbij restricties werden opgelegd en getekend voor geheimhouding en waarbij vooraf duidelijk was gemaakt dat schending een strafbaar feit opleverde. Echter, feit is dat dit niet de omstandigheden waren en dat de huisadvocaat, X, in het voorjaar van 2015 druk doende was om samen met diverse ambtenaren van de gemeente Bloemendaal te reconstrueren wat zich in 2014 ‘feitelijk’ had voorgedaan. Feit is dat niemand dat precies wist te reproduceren en feit is ook dat het hoofd juridische zaken zich vertwijfeld afvroeg wat die feiten dan wel waren nu ook de huisadvocaat de handdoek in de ring had gegooid terwijl juist de huisadvocaat degene was die om ‘input’ had gevraagd teneinde zijn tuchtzaak op een voor hem positieve wijze te kunnen voltooien met hulp van de gemeente.

De burgemeester vervolgt in de brief dat in totaal 109 stukken geheim zijn verklaard op 4 november 2014. Ook dat is in strijd met de feiten. Pas in 2015 (vier maanden na dato) werd een aanvang gemaakt met een inventarisatielijst en werd aan de hand van de WOB-gronden gewerkt aan een collegebesluit. Deze activiteit duurde vervolgens van maart tot en met augustus 2015. Daarbij werd de hulp van de huisadvocaat ingeroepen, zodat hij kon ‘rechtbreien’ wat krom was. Dat daarbij gebruik werd gemaakt van de publicatie op de website van Hart voor Bloemendaal is ook een feit: een van de juristen in dienst van de gemeente verwees expliciet naar deze website. De gemeente wist zelf ook niet wat er precies in de envelop zat die aan twee raadsleden was toegestuurd. Dat blijkt ook uit de correspondentie van oktober 2014. Diverse ambtenaren klagen in deze correspondentie dat het onmogelijk is precies te weten wat nu openbaar is en wat niet. Zij zullen daarvoor nog weken nodig hebben om dit te verifiëren. Het hoofd juridische zaken spreekt dan over een ‘onontwarbare kluwen’ of woorden van gelijke strekking. Dat er op dat moment 109 stukken geheim waren, is dus achteraf bedacht en gebaseerd op de publicatie op de website.

Dat de wethouder een mapje voor zichzelf had samengesteld, is, zoals uit het bovenstaande is gebleken, ook in strijd met de feiten. Na het interview medio augustus 2014, vroeg zij enkele weken later om acute hulp van de huisadvocaat. Zij schreef dat ze zelf geen bewijs had gezien van intimidaties of bedreigingen van de heren Slewe. Kon de huisadvocaat X haar daar misschien aan helpen? Dat kon hij niet. Het enige concrete dat hij mevrouw de Rooij kon bieden was zijn eigen inventarisatielijst en mevrouw De Rooij beaamde dat alleen die lijst haar concreet voorkwam. De rest beschouwde zij zelf ook als van geen enkele waarde. Vandaar ook dat de journaliste van het Haarlems Dagblad de inventarisatie van mevrouw De Rooij ontving, welke inventarisatie volgens burgemeester Roest nu nog steeds geheim zou zijn. De burgemeester is hiervan op de hoogte. Hij kent de correspondentie, hij kent ook de feiten omdat ondergetekende deze eerder met hem heeft gedeeld eind 2017 en in het voorjaar van 2018.

De burgemeester verwijst in de brief naar artikel 60 derde lid Gemeentewet. Deze passage is echter niet in overeenstemming met een correcte toepassing van de Gemeentewet. Die mening is ook de huisadvocaat X toegedaan. De huisadvocaat stelt een reparatie voor, welke reparatie vervolgens door de gemeente is uitgevoerd. Na het zomerreces van 2015 was de reparatie voltooid en is een openbaar collegebesluit genomen zonder dat daar een beroep is gedaan op artikel 60 Gemeentewet. De burgemeester is zich hiervan bewust wat blijkt uit de stukken waaraan hij in de brief refereert. Hij noemt artikel 60 Gemeentewet met uitsluitend 1 doel: te doen voorkomen dat er een rechtsgeldig collegebesluit bestond op 4 november 2014 en daarmee maakt deze burgemeester zich schuldig aan het mogelijk zeer negatief beïnvloeden van een nog lopend strafproces.

De burgemeester staat in de brief uitgebreid stil bij datgene wat de voorzieningenrechter in december 2014 uitsprak. Deze uitspraak is een voorlopige uitspraak omdat het een voorlopige voorziening betreft. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter zich baseerde op de uitleg die oud-wethouder De Rooij verstrekte, nl dat zij het mapje voor zichzelf had samengesteld. Inderdaad was zij bezig geweest voor zichzelf en haar interview in het Haarlems Dagblad. Ambtenaren hadden immers niet hun hart uitgestort bij deze wethouder. Zij waren niet in de buurt geweest van deze wethouder. Op instructie van de heer Nederveen hadden diverse ambtenaren verklaringen afgelegd ten behoeve van de huisadvocaat. De wethouder maakte van de exercitie van de huisadvocaat gebruik om het Haarlems Dagblad zo ver te brengen dat de krant zou publiceren dat de heren Slewe bedreigers waren. Dat zij de heer X om een wederdienst vroeg omdat ze zelf over geen ‘concreet materiaal’ beschikte, blijkt uit de correspondentie tussen wethouder De Rooij en de heer X. Overigens blijkt uit geen enkel stuk dat ambtenaren verklaringen aflegden bij de wethouder onder toezegging dat zij deze verklaringen niet aan de grote klok zou hangen, zoals de wethouder tegenover voorlopige voorzieningenrechter verklaarde. Integendeel: de opdracht binnen het gemeentehuis in 2014 was juist om zo veel mogelijk bewijs te verzamelen teneinde het Haarlems Dagblad van informatie die ondersteunend was voor het artikel dat op 16 augustus 2014 werd gepubliceerd, te voorzien.

Dat het college een brief stuurde aan twee raadsleden met het aan hen gerichte besluit is wederom een verkeerde en valse voorstelling van zaken door burgemeester Roest. Een brief bevestigt een eerder genomen collegebesluit. De brief zelf is geen collegebesluit en door net te doen alsof een brief gelijkstaat aan een collegebesluit miskent de burgemeester de wet- en regelgeving op dit gebied. Rechtsgeleerden zijn het unaniem eens dat een besluit tot oplegging van geheimhouding niet buiten vergadering door het college kan worden genomen.

De burgemeester staat in de brief uitgebreid stil bij de bestuursrechtelijke procedure die een raadslid heeft doorlopen tot en met de Raad van State. Echter, in deze procedure is op een enkel moment stilgestaan bij de besluitvorming. Of er wel een collegebesluit bestond in november 2014, is niet aan de orde geweest. Dit proces heeft een zeer beperkte strekking en is voor de huidige stand van zaken volstrekt irrelevant. Door net te doen alsof dit proces van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling of stukken nu wel of niet geheim zijn, wordt geen recht gedaan aan de feiten die hierboven zijn genoemd. De Raad van State heeft bovendien niet geoordeeld of geheimhouding terecht bestond.

Dat personen die betrokken zijn bij de 16 stukken zij benaderd  met de vraag of zij kunnen instemmen met het opheffen van de geheimhouding is even onzinnig als opmerkelijk. Immers, de oud-bestuurders zijn allemaal persoonlijk betrokken bij het strafproces dat thans loopt en daar komt nog bij dat zij een belang hebben dat wat zij hebben veroorzaakt en georganiseerd, in de doofpot moet blijven. Dit geldt evenzeer voor bepaalde raadsleden, waaronder een raadslid van GroenLinks die nota bene zelf zijn eigen correspondentie geheim heeft laten verklaren in augustus 2015 toen hij wethouder was. Burgemeester Roest is zich van dit feit bewust. Hij laat immers weten dat diverse personen zich niet kunnen verenigen met openbaarheid hetgeen betekent dat hij precies weet wie waar belang bij heeft en waarom.

Ten aanzien van de constateringen (cursief gedrukt hierna) die de burgemeester noemt op blz. 6 van zijn brief, merk ik het volgende op:

Er zijn 109 documenten waarvan nog 16 geheim. Dit is in strijd met de waarheid, zie bovenstaand (vertrouwelijkheid = geheim volgens de burgemeester en stukken die geheim zouden zijn, werden met de pers en derden gedeeld).

Van 1 document kan geheimhouding worden opgeheven. Het opheffen van geheimhouding is niet aan personen maar aan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd en hiervoor zijn de gronden van de WOB relevant. Het al dan niet opheffen is niet aan individuen op basis van hun persoonlijk belang.

De rechter heeft hierover een oordeel geveld. Onjuist. De bestuursrechter heeft alleen geoordeeld dat aan het verzoek van de indiener tot opschorting van de geheimhouding niet tegemoet kon worden gekomen. Of geheimhouding terecht was opgelegd is nooit door de bestuursrechter beoordeeld. Of sprake was van een rechtsgeldig collegebesluit is ook niet beoordeeld door de bestuursrechter aangezien dit nooit naar voren is gebracht en de rechter het ook niet ambtshalve heeft onderzocht.

Onevenredige benadeling. Ook dit is onjuist. De onevenredige benadeling is niet beoordeeld in het kader van een al dan niet terecht opgelegde geheimhouding. Dit argument is slechts door het college genoemd als rechtvaardigingsgrond. Het staat bovendien buiten kijf dat de belangen van de huisadvocaat en het college dienden te worden beschermd en dat sprake is van misbruik van recht en wet.

Het geheimhoudingsbesluit is onherroepelijk. Een besluit dat niet is genomen, kan per definitie niet onherroepelijk zijn. Hetzelfde geldt voor een vervalst collegebesluit.

Zorgvuldige bescherming van privacy van burgers. Wat de burgemeester niet vermeldt is dat burgers specifiek hebben gevraagd om openbaarmaking van de informatie waarop wethouder De Rooij haar interview met het Haarlems Dagblad baseerde. Daartoe werd door inwoners zelfs een WOB-verzoek ingediend. In de brief aan de raadsleden werd door oud wethouder Kokke geschreven dat de stukken voortaan geheim waren omdat inwoners zulks hadden gevraagd aan de gemeente. Een pertinente onwaarheid en ook daarvan is de heer Roest zich bewust.

Burgers hebben destijds bezwaar gemaakt tegen openbaarmaking. De betrokken burgers hebben juist verzocht om openbaarmaking. Een andere niet betrokken burger heeft zijn diensten aangeboden aan de oud-wethouder. Mevrouw De Rooij ontving op haar verzoek van deze burger stukken die zij inbracht in het interview met het Haarlems Dagblad. Ook daarover bestaat een tamelijk uitvoerige en bijzonder lezenswaardige correspondentie. Van geheimhouding was geen sprake aangezien deze stukken zelfs speciaal aan mevrouw De Rooij ter beschikking werden gesteld door de burger met als doel het Haarlems Dagblad te overtuigen van de intimidatie van bepaalde met name genoemde inwoners. Mevrouw De Rooij correspondeerde rechtstreeks met deze burger over de door haar met name genoemde inwoners.

Er zijn toezeggingen gedaan over de bescherming van verklaringen. Op basis van welke wettelijke bepaling is het toegestaan informatie niet openbaar te maken indien een belanghebbende daarom uit eigen belang verzoekt? Dit is een cirkelredenering die geen hout snijdt. Indien iemand een misdrijf pleegt en de gemeente vraagt dit niet bekend te maken bij Justitie, is dit dan een geldige reden voor de gemeente om geen aangifte te doen indien sprake is van een ambtsmisdrijf? Dit is een retorische vraag uiteraard.

Betrokkenen hebben laten weten dat ze anders nooit die verklaringen hadden afgelegd. Ook dit is in strijd met de feiten. Verklaringen werden afgelegd op verzoek en instructie. En het was duidelijk dat deze verklaringen zouden worden ingezet in een tuchtprocedure. Ook is duidelijk dat verklaringen deel uitmaakten van een interview en van publicaties in de media. Nimmer zijn verklaringen afgelegd met daarbij een belofte deze nooit te zullen gebruiken. Nimmer ook zijn verklaringen afgelegd onder een toezegging dat etc.

De gemeente dient privacy van werknemers te garanderen en dat geldt ook voor adviseurs. Privacy van werknemers betekent niet dat informatie die van de overheid is volledig gezwart moet worden of volledig geheim of niet openbaar. De burgemeester doet net voorkomen alsof alle informatie privé is en dat de privacy van werknemers en adviseurs in het geding is. Dat werknemers in opdracht van de burgemeester handelden in het kader van hun ambt en dienstverband en zij handelden onder gezag en verantwoordelijkheid van het college c.q. de burgemeester, wordt ten onrechte buiten beschouwing gelaten door de heer Roest. Ambtenaren zijn nimmer persoonlijk aan te spreken. Namen kunnen worden gezwart. De burgemeester kent de wet- en regelgeving of wordt geacht deze te kennen. Hij is ook op de hoogte van de inhoud van de stukken. Hij weet derhalve wat op schrift is gesteld, ten behoeve van wie en waarom. Door voor te stellen alsof sprake is van privacy gevoelige informatie, wordt miskend dat sprake was van een opdracht die rechtstreeks afkomstig was van burgemeester Nederveen.

Bezwaar van betrokkenen. Ook hier geldt dat eigenbelang geen motief is en mag zijn en dat hier sprake is van tegenstrijdige belangen is duidelijk. Immers, oud-bestuurders hebben een persoonlijk belang bij het in stand houden van een doofpotcultuur en tegelijkertijd weet de burgemeester dat ondergetekende bij hem een melding heeft gedaan wegens schending van het ambtsgeheim door diverse oud-bestuurders, welke melding de burgemeester heeft afgedaan als niet ter zake doend onder verwijzing naar het sepot van een officier van justitie in het voorjaar van 2015. Echter dit sepot is niet gebaseerd op het onderzoek dat het OM had moeten doen naar aanleiding van de 40.000 stukken die alsnog op een USB-stick zijn gezet en in de loop van 2018 en 2019 aan diverse raadsleden zijn verstrekt. Daar komt bij dat de inhoud van de mailbox van de heer Nederveen is vernietigd bij zijn vertrek. Als die inhoud alsnog wordt teruggehaald door deskundigen, dan zal hieruit blijken dat bezwaar van betrokkenen is gebaseerd op het belang zaken die het daglicht niet kunnen verdragen verborgen te houden. De heer Nederveen deed een valse aangifte tegen ondergetekende.

Integis heeft verklaard kennis te kunnen nemen van de inhoud. Dat Integis kennis kan nemen staat niet ter discussie. Het gaat om de wijze waarop die inhoud deel kan en gaat uitmaken van een forensisch accountantsrapport. Ook daar miskent de burgemeester de doelstelling van de opdracht die de raad heeft gegeven aan Integis. De burgemeester laat door deze conclusie rechtstreekse bemoeienis zien met een onderzoek dat heet een onderzoek van de raad te zijn.

Integis waarschuwt voor de dynamiek van de opheffing van de geheimhouding. De burgemeester doet net voorkomen alsof Integis vraagt om geheimhouding (die niet bestaat) in stand te laten, terwijl het juist een uitdrukkelijk verzoek is van Integis de geheimhouding op te heffen zodat sprake is van een volwaardig forensisch accountantsonderzoek. Ook nu weer laat de burgemeester zien dat hij zich rechtstreeks met het Integis onderzoek bemoeit. De sturing die de burgemeester door zijn uitleg geeft is in strijd met de opdracht van de raad.

De Raad van State heeft geoordeeld etc. Dat Integis zonder geheimhouding het onderzoek goed kan uitvoeren, is niet alleen een feit, het is ook een verzoek van Integis. De Raad van State is niet de instantie die gaat over de opdracht aan Integis en de uitvoering van die opdracht door het forensisch accountantsbureau Integis. De Raad van State is niet gebonden aan de tuchtregels die gelden voor Integis. De Raad van State is en was evenmin op de hoogte van de ontwikkelingen die zich nadien in 2018 en 2019 hebben voorgedaan en evenmin van de correspondentie van Integis en de daarin vervatte verzoeken en waarschuwingen. De burgemeester tracht door deze constatering te doen voorkomen als zou de Raad van State zelf hebben opgeroepen de geheimhouding intact te laten voor zover die bestaat hetgeen ondergetekende betwist.

Betrokkenen zijn vrij te spreken met Integis. Dat is in strijd met de feiten. De burgemeester heeft 40.000 stukken vertrouwelijk verklaard en in diverse brieven bevestigt de heer Roest dat schending van vertrouwelijkheid een misdrijf ex art 272 Sr oplevert.

De USB-stick is verstrekt aan Integis. Dat die stick is verstrekt, betekent niet dat geen sprake zou zijn van vertrouwelijkheid en dat de informatie die op die stick staat in het publieke domein mag komen. Integendeel: schending van vertrouwelijkheid levert een misdrijf op volgens burgemeester Roest. De heer Roest heeft uitdrukkelijk bepaald in correspondentie aan ondergetekende dat zij daarover niet mag spreken.

Tot slot wijst de burgemeester op de gedane toezeggingen en de uitkomst van juridische procedures. Dat deze burgemeester toezeggingen aan oud-bestuurders voorrang geeft boven een ‘eerlijk’ en op feiten en informatie gebaseerd forensisch accountantsonderzoek, laat zien dat deze burgemeester niet integer is. Het enige dat voor deze burgemeester schijnbaar relevant is, dat is dat oud-bestuurders worden beschermd en dat hun naam wordt gezuiverd door het Integis-onderzoek. Dat de burgemeester een beroep doet op het vertrouwensbeginsel is in strijd met het correct  in achtnemen van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Indien een wethouder een misdrijf pleegt of zou willen plegen, dan is het niet de bedoeling dat zulks niet wordt gemeld bij Justitie omdat de wethouder erop mocht vertrouwen dat de burgemeester dan stil zou blijven zitten en zijn mond zou houden omdat diezelfde burgemeester dat zou hebben toegezegd. Met een dergelijke handelwijze en uitleg van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur wordt de rechtszekerheid niet gediend.

Aangezien de burgemeester via de brief die openbaar is en ook door het OM wordt gelezen en door de raadsheren bij het hof, is het belangrijk dat ik mij wend tot de gehele raad en het college alsmede de inwoners. Deze brief bevat tevens een integriteitsmelding welke ik hierbij indien omdat de burgemeester laat zien dat hij een strafproces, zij het op afstand, beïnvloedt en hij bovendien een sturing geeft aan een integriteitsonderzoek door een extern bureau waarmee hij geen recht doet aan de oorspronkelijke opdracht die door de raad is verstrekt en tenslotte geeft hij blijk van vooringenomenheid door met zijn brief de positie van diverse oud-bestuurders ten koste van derden te willen beschermen. Doelstellingen door de raad geformuleerd, worden door deze burgemeestersbrief niet gehaald.

Samenvattend: op basis van al hetgeen hierboven is uiteengezet, dien ik een melding wegens integriteitsschending in tegen de burgemeester, die in strijd met de waarheid heeft geschreven, een onjuiste voorstelling van zaken schetst en doelbewust, opzettelijk een verkeerd beeld schetst van de feiten en probeert oud-bestuurders te beschermen en tenslotte door deze bestuurders te beschermen een rechtstreeks negatieve invloed uitoefent op een nog lopend strafproces