Soms komen er Statenvoorstellen voorbij waarbij je opveert en blij wordt dat er aandacht aan wordt besteed. Afgelopen week bespraken wij in de eerste digitale Statenvergadering het Cultuur- en Erfgoedprogramma 2020-2023. Ik vond het niet alleen bijzonder omdat digitaal te doen maar ook omdat we ondanks het coronavirus in ons land dit onderwerp toch konden behandelen. Daar dachten overigens niet alle partijen hetzelfde over. Vooral de VVD en FvD pleitten voor uitstel van de behandeling van het Cultuur- en Erfgoedprogramma. Zij hadden het liever eerst over het steunprogramma gehad. Op zich een terechte opmerking om over na te denken. Echter al eind vorig jaar is GS met de ambtenaren begonnen met het vormgeven van een nieuwe programma voor de jaren 2020-2023. Dat programma is nodig om culturele instellingen ook zekerheid te bieden voor na 1 januari 2021. Uitstel is dus niet op zijn plaats. Volgende maand spreken we in de Staten over het steunprogramma voor de Culturele sector.

Er is veel over het programma te vertellen maar ik heb mijn bijdrage beperkt gehouden tot drie hoofdlijnen. De eerste is de noodzaak om nu met dit programma te komen. Als D66 willen wij Culturele en Erfgoed instellingen ook na 2020 een stuk zekerheid bieden. Ik ben daar zojuist op in gegaan. De tweede is dat ik aandacht heb gevraagd voor de Stichting Samenwerkende Kasteelmusea Utrecht. Zelf ben ik een regelmatige bezoeker van Huis Doorn, onderdeel van deze stichting, en bezoek ik op gezette tijden hun WO I paviljoen en de symposia die zij organiseren. Activiteiten die de provinciegrens overstijgen en Doorn landelijk op de kaart zetten. Ik heb de Gedeputeerde gevraagd kort in te gaan op hun verzoeken om ondermeer betrokken te worden bij het onderzoek om het aanbod nog beter te borgen en verder uit te breiden.

Tot slot kon ik helemaal gaan voor mijn motie over het Immaterieel Erfgoed. Ik miste dat in het programma. In twee voorbereidende besprekingen voor de totstandkoming van nota, heb ik hier wel steeds nadrukkelijk om gevraagd. Ik meende ook gehoor te vinden, echter toen ik het programma van bijna 80 bladzijden las, schrok ik toen ik in een kleine alinea het woord Immaterieel Erfgoed slecht twee keer zag genoemd. ‘Mager, dat moet beter!’, was mijn eerste reactie. Eerder al had ik bij de Gedeputeerde aangegeven dat dit voor D66 een belangrijk punt is en ook in de commissievergadering heb ik aangekondigd met een motie over dit onderwerp te komen. Het verzoek was om nieuwe accenten te benoemen, maar dit accent was niet meegenomen.

Om mijn collega Statenleden te betrekken, heb ik ze een week van tevoren de motie toegestuurd. Meestal ontvang ik een dag van te voren moties waardoor je je in een paar uur een oordeel moet vormen. Ik wilde dat ze tijdig kennis konden nemen van de motie over Immaterieel Erfgoed. Ook had ik vooraf contact gezocht met het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland (KIEN) om mij te laten bijpraten en adviseren. Op Internet vond ik dat ook Provinciale Staten Overijssel aandacht besteedt aan Immaterieel Erfgoed. Ik werd gestimuleerd in mijn opvatting dat het een belangwekkend onderwerp is. Het is nieuw en de Provincie besteedde er niet eerder aandacht aan. Dat dacht RTV Utrecht waarschijnlijk ook die er een stuk op hun website over schreef.

Toen ik bijna dertig jaar geleden politiek actief werd, leerde ik al dat mensen niet alleen luisteren naar wat je zegt, maar wie wat zegt. Ik ben natuurlijk een nieuw Statenlid en ben van nature niet heel erg aanwezig. Ik heb niet de behoefte om politiek te scoren. Ik wil een bijdrage vanuit de inhoud leveren als het zinvol is en als ik iets nieuws kan toevoegen. Het gaat in de politiek ook heel vaak om gunnen en dat vind ik soms wel jammer.

Wat mij vooral opviel is dat sommige Statenleden, als zij zich niet voldoende in een onderwerp hebben ingelezen of geen interesse hebben, vervallen in details of flauwe grappen. De opmerking over wat nu Immaterieel Erfgoed is en of de goudvissenclub uit Spakenburg hier ook onder valt, vind ik ongepast. Daarnaast heb ik ter illustratie een aantal voorbeelden van Immaterieel Erfgoed in onze provincie genoemd zoals: Sint Maartenfeest, het Bloemencorso en de Varsity. Het zijn slecht voorbeelden. Dat er dan partijen zijn die de motie een hoog corporaal gehalte vinden hebben en doet alsof D66 geen aandacht heeft voor de woonwagencultuur of de Takkenstraat in Utrecht is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Het zijn voor mij details en toont dat er niet goed of selectief wordt gelezen.

Uiteindelijk telt het resultaat denk ik dan maar. De motie werd met 27 stemmen voor aangenomen. Voor stemden GroenLinks, CDA, PvdA, CU, SP, SGP, 50+, DENK en natuurlijk D66. Ik moet overigens een compliment geven aan de Gedeputeerde Rob van Muilekom die erkende dat het Immaterieel Erfgoed een belangrijk onderwerp is en ook vindt dat het een onderdeel moet zijn van het Cultuur en Erfgoedprogramma 2020-2023. Ik zie uit naar een verdere uitwerking van de motie en hoop zo een kleine bijdrage te hebben geleverd aan de waarde van het erkennen en in standhouden van lokale en Provinciale tradities en volkscultuur.