Bewoners van de Reeshof in de nabijheid van het Wilhelminakanaal klagen al jaren over stank- en geluidsoverlast van de Barge Terminal. Maar naar hun idee wordt er met meldingen en klachten niks gedaan. Vandaar dat burgerraadslid Hans van de Ven al in februari 2023 vragen heeft gesteld hierover. Op 21 maart kregen we de antwoorden van het College. Deze zijn hier te lezen.

Alleen al in 2022 waren er  bij de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) 364 klachten binnengekomen over geluidsoverlast van de Barge Terminal en het bijbehorende op- en overslagterrein. En het is bekend wat de oorzaak is van de problemen. Eis is inderdaad een verschil tussen de afgegeven vergunningen en de praktijk. Maar in plaats van te kiezen voor handhaving en de praktijk aan te passen aan de vergunning, wordt ervoor gekozen om de vergunning aan te passen aan de praktijk.

Volgens het College doet zij bovendien voldoende en hebben inwoners ook genoeg mogelijkheden om hun klachten te melden.

Met deze antwoorden waren we niet tevreden en daarom hebben we opnieuw vragen gesteld.

De antwoorden op de tweede set vragen hebben we op vrijdag 19 mei jl. ontvangen en zullen we bij deze integraal plaatsen. We beraden ons nog op vervolgstappen.

We hebben op 31 maart 2023 antwoorden ontvangen op onze vragen op grond van artikel 41 van het Reglement van Orde gemeenteraad Tilburg 2022. De vragen gaan over de aantasting van het woongenot door stank- en geluidsoverlast rondom Wilhelminakanaal. Helaas zijn de antwoorden zodanig, dat ze oproepen tot het stellen van enkele vervolgvragen.

Het College schrijft: “Wijkvereniging Leeuwerik heeft een verzoek tot handhaving ingediend bij de gemeente in verband met het bestemmingsplan. Door uitbreiding van activiteiten past het bedrijf volgens de wijkvereniging namelijk niet meer binnen de geldende milieucategorie uit het bestemmingsplan. Wij hebben deze strijdigheid bevestigd en BTT aangeschreven om de strijdigheid met het bestemmingsplan voor 1 juli 2023 ongedaan te maken. BTT is daarom op dit moment een

aanvraag aan het voorbereiden voor een omgevingsvergunning. Onderdeel van de vergunningaanvraag is een dialoog met omwonenden.”

• In andere woorden: Op deze manier is BTT een illegale activiteit aan het legaliseren. Op welke manier is deze gang van zaken een oplossing van het door de bewoners gemelde probleem?

Wij hebben vastgesteld dat de huidige situatie in strijd is met het bestemmingsplan. Barge Terminal Tilburg (BTT) is namelijk gevestigd op twee percelen met een verschillende milieucategorie; aan de Asteriastraat 37 met milieucategorie 4.2 en aan de Letostraat 20 met milieucategorie 3.2. Door de verwevenheid van de activiteiten van BTT, vallen alle bedrijfsactiviteiten die hier plaatsvinden onder milieucategorie 4.2. Voor wat betreft Letostraat 20 handelt BTT daarmee in strijd met het bestemmingsplan en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aangezien er geen omgevingsvergunning is verleend om af te wijken van hetgeen in het bestemmingsplan is bepaald.

Om de strijdigheid ongedaan te maken kan BTT twee dingen doen.

Enerzijds kan BTT de bedrijfsvoering zo inrichten dat er sprake is van een fysieke scheiding tussen Letostraat 20 en Asteriastraat 37 én een feitelijke scheiding van werkzaamheden waardoor er op het perceel aan de Letostraat 20 in Tilburg enkel activiteiten plaatsvinden waarop milieucategorie 3.2 van

Anderzijds kan BTT de overtreding beëindigen door een volledige aanvraag voor een omgevingsvergunning in te dienen en deze vergunning te verkrijgen. Hiervoor dient door middel van een goed onderbouwd onderzoek aangetoond te worden welke activiteiten op welke onderdelen van het terrein plaatsvinden, wat de geluidsimpact voor de omgeving is en waarom dat geen strijd oplevert met de goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat BTT aan moet tonen dat de bedrijfsactiviteiten aan de Letostraat 20, naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de maximaal toegestane milieucategorie (in dit geval 3.2) en welke maatregelen daarbij nodig zijn.

De eerste optie draagt niet bij aan het oplossen van de klachten die de bewoners hebben en zorgt dus niet voor een duurzame oplossing voor alle partijen. BTT heeft mede daarom gekozen om een omgevingsvergunning aan te vragen. De voorschriften die daaraan verbonden kunnen worden, dragen bij aan het woon- en leefklimaat van de bewoners en op die manier kan door de gemeente handhavend worden opgetreden als deze voorschriften niet worden nageleefd. Hierin kunnen bijvoorbeeld voorschriften worden opgenomen over zaken als werktijden of stapelhoogte.

Het College schrijft: “Verder dient het bedrijf met een goed onderbouwd onderzoek aan te tonen welke activiteiten op welke plek/bestemming plaatsvinden en wat de geluidsimpact is op de omgeving en waarom dat geen strijd oplevert met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij wordt onderzocht welke maatregelen nodig zijn voor een aanvaardbaar woon- en klimaat.”

Op welke manier zijn de bewoners hiermee geholpen en wordt de overlast die zij ondervinden, opgelost?

We willen toewerken naar een duurzame oplossing voor zowel de overlast die omwonenden ervaren als een oplossing voor de bedrijfsvoering van BTT. Het verlenen van een vergunning kan daarvoor zorgen. Aan een vergunning kunnen we voorwaarden verbinden. Denk aan werktijden of stapelhoogte. De voorwaarden in een vergunning kunnen ervoor zorgen dat de overlast die bewoners ervaren, verminderd wordt. Wij verwachten niet dat hierdoor nooit meer overlast wordt ervaren. Ook al voldoet een bedrijf aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dan nog kunnen bewoners overlast ervaren. Een vergunning (als deze verleend kan worden – dit hangt af van de onderzoeken die BTT aanlevert en de toetsing daarvan) zorgt er wel voor dat BTT in zekere zin beperkt wordt, wat bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving van de bewoners.

Het college schrijft: “Op de website van de gemeente Tilburg staat onder de link ‘Melding maken’ uitgelegd wanneer en bij welke instantie een melding van overlast gemaakt kan worden. Overlast van geur en geluid van bedrijven kunnen inwoners melden bij de OMWB via de MilieuKlachtenCentrale (MKC). Bij klachten over geuroverlast door een lozing op het Wilhelminakanaal verwijst de OMWB de melders door naar Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat is namelijk verantwoordelijk voor lozingen op het kanaal en de waterkwaliteit daarvan. De OMWB is alleen verantwoordelijk voor toezicht en handhaving met betrekking tot de voorschriften van de milieuvergunning en de algemene regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer.”

Op grond van het Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 2:3 is een gemeente verplicht om berichten die voor ander bestuursorgaan zijn bedoeld, door te zenden naar dat bestuursorgaan, met een mededeling daarvan aan de inwoner van wie het bericht afkomstig is.

• Is het College van deze verplichting op de hoogte?

Ja. deze verplichting geldt bijvoorbeeld voor een verzoek om handhaving of een vergunningaanvraag. De

verplichting geldt niet voor meldingen.

Wij begrijpen dat het voor de organisatie veel extra werk is, om alle berichten door te zenden en dat op de website wordt uitgelegd waar welke melding moet worden gedaan. Desondanks kan het voor inwoners moeilijk te begrijpen zijn met welke klacht ze waar moeten melden.

• Erkent het College dat dit voor (veel) inwoners lastig is om te begrijpen?

Ja, wij begrijpen dat inwoners niet altijd weten waar ze met hun meldingen terecht kunnen. Wanneer wij een melding ontvangen die voor een ander bestuursorgaan bedoeld is, informeren we de inwoner bij welke organisatie ze de melding kunnen doen. Meestal geven we dan ook de contactgegevens van die organisatie door.

Bovendien. In het antwoord schrijft het college dat “De lozing op het kanaal ligt buiten de bevoegdheid van de OMWB. Het is Rijkswaterstaat die hiervoor een vergunning heeft verleend en hierop toeziet. Bij klachten over de lozing op het kanaal verwijst de OMWB de melders daarom naar het meldpunt van Rijkswaterstaat.“

• Is het college het met ons eens, dat een dergelijke stapeling van loketten voor inwoners niet meer te volgen is? Vooral omdat Rijkswaterstaat als ‘loket’ voor klachten over lozingen niet eens genoemd wordt op de website van de gemeente?

Alleen voor de meest voorkomende meldingen hebben we aangegeven bij welke loketten de inwoners terecht kunnen. In andere gevallen verwijzen wij inwoners persoonlijk naar de juiste instantie. Om de website overzichtelijk te houden kunnen we niet alle loketten benoemen op www.tilburg.nl/melden.

Is het college, gezien de doorgeleidingsplicht, het met Lokaal Tilburg eens, dat wanneer inwoners klagen over soortgelijke lozingen, de gemeente deze klacht zal moeten doorgeleiden naar Rijkswaterstaat?

Nee. Er komen op jaarbasis 85.000 meldingen binnen via Fixi. Een klein gedeelte hiervan moet bij een andere instantie zijn. Elk loket heeft een eigen intakeformulier en heeft andere informatie nodig. Om die reden is er geen mogelijkheid om alle verkeerde meldingen door te geleiden naar het juiste loket Wij verwijzen door naar het juiste loket en voegen hierbij ook de contactinformatie toe. Wij vinden dit voldoende service.

Lokaal Tilburg is van mening dat de stapeling van verantwoordelijkheden en doorverwijzingen niet het probleem van onze inwoners zou moeten zijn, maar het probleem van de bestuursorganen en dat zijzelf de verantwoordelijkheid moeten dragen dat elke klacht in de juiste brievenbus terecht komt en op de juiste manier wordt geregistreerd en beantwoord. Op welke wijze gaat het College de behandeling van dit soort klachten/meldingen beter faciliteren voor onze inwoners door deze logischer, werkbaarder en klantvriendelijker te maken?

De huidige werkwijze is klantvriendelijk en dienstverlenend. In bijzondere gevallen denken we met de melder mee en zetten we een stapje extra. In het geval van de klachten over de lozing op het kanaal is er afstemming geweest tussen instanties om de processen zo gemakkelijk mogelijk te houden.

Gelukt! – Kabelgoten voor oplaadkabels: het kan wél