In de raadsvergadering van 11 juli 2018 heeft de gemeenteraad de kaders vastgesteld voor de begroting 2019, de meerjarenraming 2020-2022 en het collegeprogramma 2018-2022. Een belangrijk discussiepunt was de ondergrens van de algemene beklemde reserve. Deze is vastgesteld op € 20 mln. Wel is een motie van de PvdA aangenomen, die opriep naar een onderbouwing te zoeken voor de noodzakelijke ondergrens voor onze algemene reserve. Dat onderzoek en de discussie daarover gaatplaatsvinden. Hieronder de inbreng van ons CDA-raadslid Jan de Jong: Vanavond stellen we de kaders vast om vervolgens door het college en de ambtenaren het college-programma 2018-2022, de begroting 2019 en de meerjarenraming 2019- 2022 op te kunnen stellen. Wij realiseren ons dat de op het oog nogal technische verhaal toch belangrijke impact kan hebben op de komende beleidsperiode. Wij willen er daarom een drietal kanttekeningen bij maken: 1. U stelt voor de omvang van de algemene beklemde reserve voor de nieuwe beleidsperiode vast te stellen op minimaal € 20 mln. Dat betekent dat er enige beleidsruimte ontstaat voor het investeren in de toekomst. Wij hebben reeds eerder spelregels vastgesteld waaraan dergelijke onttrekkingen moeten voldoen. Die blijven naar onze mening onverminderd van kracht. Daar zouden we ook de bevestiging van de wethouder op willen ontvangen. Dan moet er wel steeds sprake zijn van een meervoudig maatschappelijk of financieel effect en een structureel rendement. En de beslissing daarover is en was in het verleden ook steeds aan de raad! In diecontext steunen wij als CDA dit voorstel. Anderszijds zijn wij wel van oordeel dat als er in de komende jaren incidentele meevallers zijn, bijv. uit de grondexploitatie of uit de afwikkeling van bestemmingsreserves, deze weer bijgeboekt gaan worden op de algemene beklemde reserve. Want de graanschuren moeten wel in de vette jaren gevuld worden om in de magere jaren te kunnen gebruiken, om het maar eens met een Bijbelse beeldspraak te zeggen. 2. In de RTG hebben de directeuren van Stichting aan de Slinger, vanHoutenenco en de Bibliotheek gepleit voor compensatie in de subsidie voor de voor de sector overeengekomen verhogingen in de salarissen en loonkosten; iets wat bij onze Verbonden Partijen ook vrijwel standaard gebeurt. U hebt toegezegd daarover met de drie instellingen te gaan praten. Wij hopen dat u daar samen uitkomt. Dit principe klink ons logisch, maar wel onder de veronderstelling en de vaststelling dat er continu aandacht is voor een efficiënte bedrijfsvoering. 3. Voor de komende beleidscyclus 2019 en de jaren daarna willen wij nog wel een extra kader meegeven, n.l. dat er voldoende middelen worden gealloceerd om de samenlevingsagenda tot een succes te maken. Dat betekent o.i. dat deze samenlevingsagenda met ingang van de volgende begroting 2019 volledig geïntegreerd is in de planning- en control cyclus van de gemeente. Dat kost extra tijd en geld bij de invoering in de vorm van de opzet, het overleg met de samenleving en daarna het faciliteren van initiatieven. We gaan ervan uit dat we daarover vanavond een toezegging van de wethouder kunnen krijgen. Uit een evaluatie van één van de gemeentes die al met een samenlevingsagenda werken citeer ik: “Medewerkers van de gemeente moeten in staat zijn om inwoners, ondernemers en maatschappelijke partners te ontmoeten, om ruimte te geven aan initiatieven uit de samenleving en om samen beleidsvoorstellen verder vorm te geven. Deze werkwijze vraagt andere kwaliteiten en competenties van de ambtelijke organisatie en investeren in een ontwikkeling op langere termijn”. Het CDA gaat ervan uit, dat dit ook een nadrukkelijk aandachtspunt is bij de besteding van de gelden voor de versterking van de gemeentelijke organisatie. Nadat deze drie kanttekeningen gemaakt zijn, wensen we onze ambtelijke organisatie veel inspiratie toe om voortvarend aan de slag te gaan met het opstellen van de komende beleidsdocumenten. Dank u.