Het financieel kader laat zien dat er de komende jaren structureel meer geld beschikbaar komt. Dat is goed nieuws voor onze inwoners, want er is dus ruimte voor nieuwe plannen en nieuwe ambities. Voor een paar goede suggesties verwijs ik het college graag naar de pagina’s 3 t/m 43 uit het verkiezingsprogramma van D66. Vooral op de thema’s duurzaamheid, wonen en zorg is er nog genoeg te doen en is de urgentie groot. Maar daar gaan we na de zomer het goede gesprek nog over voeren.

Het financieel kader wat nu voorligt is een ambtelijke uitwerking van staand beleid en onvermijdbare zaken. Dat klinkt in eerste instantie niet spannend. Wat D66 betreft zijn er toch twee onderwerpen die vanavond extra aandacht verdienen, namelijk de versterking van de gemeentelijke organisatie en de nieuwe norm voor de beklemde algemene reserve.

Als eerste de gemeentelijke organisatie. In het financieel kader staat daarover: “Versterking is noodzakelijk om de huidige ambities van de raad te verwezenlijken voor de uitvoering van wettelijke taken en om de nieuwe werkwijze van de organisatie te continueren”. Oftewel, er wordt hard gewerkt en er moet veel gebeuren. D66 ziet dat ook en heeft waardering voor het goede werk van de ambtenaren. Ook waarderen we de manier waarop een deel van de middelen intern is gezocht en gevonden. Toch is het lastig om te beoordelen of we met de goede dingen bezig zijn en of de organisatie in balans is. Van binnenuit is het al lastig om daar kritisch naar te kijken, maar van buiten is dat bijna onmogelijk. D66 pleit er daarom voor om in de komende jaren de kerntaken en de bezetting extern te benchmarken. Halverwege de komende termijn lijkt daarvoor een geschikt moment. We horen graag van de wethouder of hij hierin meegaat.

Dan de beklemde algemene reserve. Het financieel kader moet een duidelijke en solide basis vormen voor het collegeprogramma. Dat geldt helaas niet voor deze reserve. Het doel is namelijk onduidelijk en de nieuwe norm is arbitrair.

Eerst onze zorgen over het doel van de reserve. Uit diverse gesprekken is mij duidelijk geworden dat daar verschillende beelden over leven. Is deze reserve een soort van investeringsfonds en is het logisch dat we daarvan nu extra middelen inzetten op beleid met impact? Of is het juist een buffer, een spaarpot waar we nu achteloos geld uithalen, terwijl dat geld ons juist door de volgende crisis moet helpen. Op dit onderdeel zijn de financiële kaders niet duidelijk. Die onduidelijkheid geldt ook voor de norm voor de beklemde algemene reserve. De oude berekening voldeed niet. Daarom werd in het overdrachtsdocument van maart al een nieuwe berekening voorgesteld met dezelfde waarde als uitkomst. We zijn nu een paar maanden verder en ook die nieuwe norm blijkt niet te voldoen. Daarom wordt nu een nog nieuwere  norm voorgesteld. Dit keer wordt zonder verdere onderbouwing een normbedrag opgenomen van 20 miljoen. Vrij arbitrair. Wel wordt opgemerkt dat de solvabiliteitsratio’s gelijk blijven. Dat moet ons blijkbaar gerust stellen. Als ik de ontwikkeling van die ratio bekijk in de afgelopen jaren, dan ben ik daar echter niet gerust op

-de norm bevindt zich eind dit jaar op een niveau van 25%. Dat is rond het laagste niveau in de afgelopen 10 jaar.

-We zitten tientallen miljoen onder het niveau dat in de stukken als normaal bestempeld wordt.

-En ter illustratie de cijfers van een paar omringende gemeenten: Nieuwegein zit op 36%, Bunnik op 65% en Zeist op 67%. Allemaal een stuk hoger.

Kortom: als het doel van de reserve niet helder is, en de nieuwste norm van 20 miljoen vragen oproept, dan is het niet verstandig om dit deel van het raadsvoorstel aan te nemen. Daarom dient D66 een amendement in, daarin gesteund door SGP, ITH, PvdA en Houten Anders! Het amendement stelt voor om de bestaande norm van 21,8 miljoen voor deze reserve nu niet aan te passen. Het amendement legt uit dat er 3 redenen zijn om nu niet in te stemmen met de verlaging:

Het financieel kader zou een ambtelijke uitwerking zijn van staand beleid en onvermijdbare zaken. De aanpassing van de norm die is vastgesteld voor de periode 2019-2021 is geen van beiden en hoort dus niet thuis in dit financieel kader. Uit mijn gesprekken met verschillende raadsleden blijkt dat er veel onduidelijkheid bestaat over de inzet van de beklemde algemene reserve. De beleidsstukken uit de afgelopen jaren hebben bijgedragen aan die onduidelijkheid. Daarom moet er eerst duidelijkheid komen voordat we een zinvolle norm vaststellen. Als de nieuwe norm arbitrair is en matig onderbouwd, dan ontstaat het beeld dat we het solide beleid uit het verleden ten grave dragen. En bestaat er een risico dat we ons bij de volgende economische crisis de haren uit ons hoofd trekken van spijt.

Met dit amendement stellen wij daarom voor om

-het doel van de beklemde algemene reserve te verduidelijken

-de werking van de huidige norm te evalueren en

-indien dat nodig blijkt een nieuwe normering van de beklemde algemene reserve deugdelijk onderbouwd terug te laten komen naar de raad.

Zo’n aanpak is een solide basis voor de besluitvorming. Een soliditeit die nu ontbreekt.