2 november - De discussies over het stikstofbeleid ontsporen nogal. Onderbuikgevoelens, niet gecheckte feiten wisselen meningen en opvattingen, niet gestoeld op feiten af. Om een goed oordeel te kunnen vellen is een diepgravende analyse gebaseerd op o.m. historische feiten van belang. PP-lid Jan Mudde heeft geprobeerd die analyse met behulp van de historie te maken. Hieronder zijn verhaal.

Ingezonden nin Progressief Nieuws Intern, 2 november 2019.

De Nederlandse landbouw: een al lang uit het lood geslagen sector met boeren in een onmogelijke spagaat.

Dat de actuele mest(stikstof)problematiek iets nieuws zou zijn berust op een (moedwillig?) misverstand, evenals de opvatting dat “de politiek” niet naar de boeren zou luisteren. Verder is het geen boude veronderstelling te constateren dat de naoorlogse landbouw in ons land aan haar eigen succes te gronde dreigt te gaan. In een algemeen en historisch getint betoog wil ik deze opvattingen toelichten, waarbij ik een nadrukkelijk onderscheid maak tussen de sector als zodanig én de individuele boeren.

Om met de mest zelf te beginnen. Al in 1972 kwam de stichting Natuur & Milieu (N&M) met een alarmerend rapport over de mestproblematiek, getiteld “Augiasstal bio-industrie”. Begin jaren ‘70 kwamen de problemen geleidelijk aan op tafel: mineralenoverschotten, koperverontreiniging, te veel fosfor- en eiwit in het voer en daardoor ook in de mest die rechtstreeks uitspoelde naar de bodem en het oppervlaktewater, aldus N&M ¹). Pas in 1984 kwam de toenmalige minister van Landbouw Gerrit Braks (CDA) met wetgeving die deze problematiek beheersbaar moest maken, de Interimwet Beperking varkens en pluimveehouderij, die eigenlijk een bouwstop voor nieuwe stallen inhield.

Het verhaal gaat dat Braks persoonlijk geschrokken was van de dode schapen (vermoedelijk door kopervergiftiging) die hij in een weiland, achter z’n woning in Brabant, had zien liggen. Nu kende Braks z’n pappenheimers en hij bracht die eerste “mestwet’ zo laat mogelijk in de openbaarheid. Helaas mocht dit niet baten, want de bij de afkondiging van de nieuwe wet, een dag voor die zou ingaan, bleven - vooral in Brabant - de gemeentehuizen tot 12 uur ’s nachts geopend om alle schielijk ingediende kladjes e.d. inzake uitbreidingsverzoeken nog op tijd van een stempel te voorzien( ).

Eigenlijk werd hiermee, in dit geval op nogal spectaculaire wijze, de trend gezet. De sector, met een dominante rol van het Landbouwschap, wist tal van opeenvolgende maatregelen en wetgeving te omzeilen, dan wel te traineren of naar haar hand te zetten door het afdwingen van financiële tegemoetkomingen en uitzonderingsregels. Uiteraard met medewerking van vooral het CDA en de VVD (maar ook de PvdA). Voor de concrete geschiedenis hiervan, met o.a. de Fosfaatnorm (1985, door het min. van VROM!), Meststoffenwet(1987), de MINAS (1998) en de aanzet tot de PAS (al in 2008) en de toenemende bemoeienis van Brussel (EU), verwijs ik naar het rapport van het al genoemde N&M uit 2016 met als titel “De Mestmarathon Kroniek van ruim 42 jaar mestbeleid” (zie bronvermelding).

Lees hier het hele ingezonden stuk