Op initiatief van D66, GroenLinks en ChristenUnie praat de gemeenteraad dinsdag 1 september over het verlagen van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. Want van wie is de openbare ruimte eigenlijk? Deze vraag hebben wij de afgelopen jaren al regelmatig in de gemeenteraad opgeworpen. Dillian Hos licht toe.

 

De vraag van wie de openbare ruimte nu eigenlijk is, brengen wij vaak ter sprake in de context van het parkeerbeleid. Al die auto’s in onze woonstraten die daar een groot deel van de dag onze ruimte innemen… Al dat stilstaande blik beperkt de ruimte tussen onze woningen waar je kunt verblijven, spelen, wandelen, fietsen, neemt ruimte in waar je niets meer mee kan. De omgekeerde wereld, vinden wij.

Het recht van de snelste?

Hetzelfde geldt voor de manier waarop we met ons verkeer omgaan. In mei verscheen het boek ‘Het recht van de snelste’, van Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet. Ik vind het een geweldig boek. Het beschrijft, zeer goed en feitelijk onderbouwd, hoe wij in de loop der jaren als vanzelfsprekend het gemotoriseerde verkeer de inrichting van onze openbare ruimte hebben laten domineren.

De straat is van de auto, die er met flinke snelheid doorheen mag rijden. Voor kinderen die willen spelen, hebben we aparte speelplaatsen ingericht waar ze naartoe moeten wandelen. Voor kinderen die veilig naar school willen kunnen, maakten we oversteekplaatsen waar je op een knopje moet drukken om de weg over te kunnen. Voor mensen die een balletje willen trappen, maakten we parken en sportterreinen. Het boek is geschreven vanuit een verwondering, die maakt dat je je ook zelf afvraagt: waarom moeten kinderen leren uitkijken voor de dode hoek, terwijl zij niet het probleem zijn?

Waarom nemen we beslissingen over verkeer vooral vanuit het idee dat automobilisten zo snel mogelijk moeten kunnen doorstromen?

 

Wat GroenLinks betreft is het tijd dat we veranderen wat we eerder hebben laten ontstaan. Onze stad, onze straten kunnen we weer zo inrichten dat je er fijn kunt verblijven, veilig kunt oversteken en we de meest kwetsbaren beschermen. Denk aan de spelende kinderen, voetgangers, ouderen die een ommetje maken, mensen met een scootmobiel, fietsers. Waarom zijn zij degenen die moeten oppassen? Dat kan anders! Vandaar dat wij het samen met D66 en ChristenUnie over verlaging van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom willen hebben. Waar nu 50 km/u de norm is en 30 km/u de uitzondering, willen wij dit omdraaien.

In de meeste woonstraten is 30 al de norm, maar op de stedelijke verbindingswegen niet. Dat zijn de grotere wegen in de wijk, waar ook veel mensen wonen en waar veel fietsverkeer is. Wij willen de norm ook daar naar 30 km/u. En alleen 50 km/u - of meer - als er vrijliggende voet- en fietspaden liggen. Zijn die er niet, dan is het 30 km/u als het aan ons ligt. Voor straten als de ring in Kattenbroek, de Noordewierweg, de Jan van der Heijdenstraat, de Zevenhuizerstraat en vele andere is dit een verbetering. Op het kaartje is precies te zien welke straten nu nog een 50 km/u-regime hebben (de blauwe).

Scooters en critici

Groot voordeel van 30 km/u op deze straten: scooters kunnen makkelijker naar de rijbaan, omdat het verschil in snelheid met de auto dan kleiner is. En dat is veiliger en gezonder voor de fietser. Enig nadeel: een iets langere reistijd. Een paar minuten langer in de auto, voor de veiligheid van iedereen. Geen moeilijke keuze.

Critici komen met het voorspelbare argument ‘het is niet te handhaven’. Er staat inderdaad niet op elk hoek van de straat een handhaver of agent. Dat geldt voor heel veel meer zaken. Het gaat erom dat we een norm durven stellen, waarvan iedere verkeersdeelnemer weet dat deze geldt. Zonder die norm verandert er niks.

De meeste mensen zijn echt van goede wil, daar mogen we vertrouwen in hebben. Natuurlijk zal de inrichting van de weg soms aangepast moeten worden. Dat is niet van vandaag op morgen gebeurd, maar zal geleidelijk aan moeten. Eerst een begin maken. Wat we hebben laten ontstaan in vele jaren, kunnen we ook weer veranderen.

Dillian Hos