Poliflw

De CDA-raadsfractie in de gemeente Nijkerk heeft schriftelijke vragen gesteld aan hetcollege van burgemeester en wethouders over vragen die leven bij bewoners van de Oranjebuurt. CDA-raadslid Bert Veldhuizen: "Het CDA vindt het belangrijk om te horen wat er speelt onder onze inwoners. Daarom hebben wij in mei dit jaar een wijkavond georganiseerd in de Oranjebuurt. We zijn in gesprek gegaan met ongeveer 50 bewoners. Uit deze avond zijn vragen, opmerkingen en actiepunten gekomen. Wij zijn in juni daarover in gesprek gegaan met wethouder Oosterwijk. De schriftelijke reactie die wij recent ontvingen gaf echter nog steeds onvoldoende duidelijkheid." CDA-raadslid Trudy Doornhof: "Het CDA vindt veiligheid en een goede inrichting van de leefomgeving erg belangrijk. Als inwoners daar niet tevreden over zijn moet de gemeente hun vragen, opmerkingen en klachten oppakken. Van bewoners in de Oranjebuurt hoorden wij dat de gemeente niet reageert op hun klachten." Veldhuizen: "Inbreng van onze bewoners is van belang. In dit geval leefden er vragen en zijn er suggesties gedaan over de snelheid op de Oranjelaan, de bereikbaarheid voor de hulpdiensten in enkele straten van de Oranjebuurt en het tegengaan van de parkeeroverlast. We begrijpen dat niet alle suggesties uit te voeren zijn, maar verwachten wel dat hiernaar gekeken wordt en dat dit op een goede manier gecommuniceerd wordt." Het CDA heeft daarom besloten een aantal vragen opnieuw voor te leggen aan het college.

Donderdagavond 31 oktober is de programmabegroting 2020-2023 vastgesteld door de raad. De ambities van ons coalitieprogramma kunnen nu worden uitgevoerd. Onze fractievoorzitter Marina Lanting vroeg in het bijzonder aandacht voor twee zaken.

We merken dat er tijdens evenementen en maar ook in gewone weekenden buitensporig veel alcohol en ook drugs wordt gebruikt. We benadrukken de waarde van preventie , maar pleiten ook voor een bredere aanpak op meerdere fronten. Een combinatie van wetgeving, maatschappelijk bewustzijn, het bieden van alternatieven en het stimuleren van betrokkenheid van ouders (geïnspireerd door het succesvolle IJslandse model).

We pleiten ervoor dat jongeren en volwassen in Nijkerk de hulp krijgen die ze nodig hebben. Tegelijk blijven de kosten in het sociaal domein toenemen (belangrijke oorzaak voor tekorten in de begroting). Er zal de komende jaren nog meer samengewerkt moeten worden om de kosten en kwaliteit in balans te krijgen. We geloven dat de gemeente samen met het gezin, het onderwijs, de sportvereniging op zoek moet gaan naar een integrale aanpak.

Deelt u deze standpunten of heeft u er vragen over? Laat het ons weten!

Het CDA Nijkerk-Hoevelaken wil dat de verkoop en het gebruik van lachgas in de openbare ruimte beperkt of zelfs verboden wordt. Daarvoor heeft het CDA gepleit in de raadsvergadering van 17 oktober. CDA-raadslid Matthias Blankesteijn: “Lachgas is in opkomst en wordt steeds meer als ‘normaal’ gezien. Dit ondanks de gevolgen die lachgas heeft voor de gezondheid, veiligheid en het milieu. Enerzijds zetten we in de gemeente in op preventie, om te voorkomen dat jongeren lachgas gaan gebruiken. Anderzijds mag je wel met liters lachgas tijdens evenementen vrij ballonnen verkopen, ook aan minderjarigen. Dat werkt niet. Als CDA vinden we daarom dat de gemeente moet kijken naar welke mogelijkheden we hebben om verkoop en gebruik te beperken en te verbieden. Dit kan bijvoorbeeld door lokale regelgeving en verordeningen aan te passen. Andere gemeenten doen dit al.’’ Het CDA had dit onderwerp daarom voor de raadsvergadering van 17 oktober op de politieke agenda gezet. Daarin vraagt het CDA het college van burgemeester en wethouders te onderzoeken hoe de verkoop en het gebruik van lachgas beperkt of verboden kan worden. In eerste instantie is daarvoor een motie ingediend. De burgemeester deed echter de nadrukkelijke toezegging dat de gemeente op korte termijn aan de slag gaat met het beperken en verbieden van de verkoop en het gebruik van lachgas. Het CDA ziet de resultaten met belangstelling tegemoet.

Het CDA Nijkerk-Hoevelaken wil dat de verkoop en het gebruik van lachgas in de openbare ruimte beperkt of zelfs verboden wordt. Daarvoor heeft het CDA gepleit in de raadsvergadering van 17 oktober. CDA-raadslid Matthias Blankesteijn: “Lachgas is in opkomst en wordt steeds meer als ‘normaal’ gezien. Dit ondanks de gevolgen die lachgas heeft voor de gezondheid, veiligheid en het milieu. Enerzijds zetten we in de gemeente in op preventie, om te voorkomen dat jongeren lachgas gaan gebruiken. Anderzijds mag je wel met liters lachgas tijdens evenementen vrij ballonnen verkopen, ook aan minderjarigen. Dat werkt niet. Als CDA vinden we daarom dat de gemeente moet kijken naar welke mogelijkheden we hebben om verkoop en gebruik te beperken en te verbieden. Dit kan bijvoorbeeld door lokale regelgeving en verordeningen aan te passen. Andere gemeenten doen dit al.’’ Het CDA had dit onderwerp daarom voor de raadsvergadering van 17 oktober op de politieke agenda gezet. Daarin vraagt het CDA het college van burgemeester en wethouders te onderzoeken hoe de verkoop en het gebruik van lachgas beperkt of verboden kan worden. In eerste instantie is daarvoor een motie ingediend. De burgemeester deed echter de nadrukkelijke toezegging dat de gemeente op korte termijn aan de slag gaat met het beperken en verbieden van de verkoop en het gebruik van lachgas. Het CDA ziet de resultaten met belangstelling tegemoet.

De raad van de gemeente Nijkerk heeft op 4 juli 2019 de voorjaarsnota behandeld. Deze voorjaarsnota geeft de (financiële) stand van zaken weer en blikt vooruit naar de begroting van 2020 die de gemeenteraad in het najaar behandelt. Met deze voorjaarsnota kan de raad richtinggevende uitspraken doen over die komende begroting en dat meegeven aan het college van B en W die deze begroting nu gaat uitwerken. Onderstaand treft u de woordvoering van de CDA-fractie bij de behandeling van de voorjaarsnota in de raad van 4 juli 2019 aan: Nog maar enkele jaren geleden werd de gemeente Nijkerk geconfronteerd met grote tekorten en waren er forse bezuinigingen nodig. Hoewel er in de jaren daarna weer meer financiële ruimte ontstond is het CDA altijd zeer terughoudend geweest met het verhogen van de uitgaven, omdat als het even tegenzit we die financiële ruimte zo weer kwijt zijn. Het CDA kiest voor beheerste en verantwoorde gemeentelijke uitgaven, die ook op lange termijn houdbaar zijn. Wij willen voldoende buffers om financiële tegenvallers op te vangen zonder direct de rekening bij onze inwoners neer te leggen. Ook dat is rentmeesterschap, een van de kernwaarden vanhet CDA. Inmiddels zien wij voor de komende jaren al weer forse tekorten ontstaan. Het college denkt dat tekort voor een deel te kunnen oplossen door een verhoging van de OZB en dat is wat het CDA betreft te kort door de bocht, want er zijn andere oplossingen denkbaar. Ik kom daar in het vervolg van mijn betoog nog op terug. Het raadsvoorstel over deze voorjaarsnota bestaat uit een 14-tal punten. Op een aantal van die punten willen wij graag nader ingaan al moeten wij ons daarin beperken om binnen de gestelde tijdslimiet te blijven. Bij de autonome ontwikkelingen zien wij vooral de kosten van de Jeugdzorg en de Wmo fors oplopen. Het CDA is absoluut van mening dat zorg die nodig is ook geboden moet worden. Dat betekent echter geen vrijbrief voor overbehandeling of onnodige stapeling van zorg en dus oplopende kosten. Zorg moet wel effectief zijn. Het is opvallend dat in de jeugdzorg bij een gelijkblijvend aantal cliënten de kosten toch fors oplopen. Het inzetten van zwaardere zorg dan nodig blijkt bij veel gemeenten een oorzaak te zijn van de oplopende kosten. Ook de complexe en bureaucratische ordening zou veel kosten met zich meebrengen. Dat vraagt ook bij ons nader onderzoek en dat is ook aangekondigd, maar ook hier geldt: zorg die nodig is moet worden verleend. Inmiddels is er een Taskforce Sociaal Domein die kijkt welke maatregelen mogelijk zijn om besparingen te realiseren. De aanpak die u in de vjn beschrijft onderschrijven wij. Wij zien de bevindingen en voorstellen met belangstelling tegemoet. Inzet op preventie en regie blijft ook voor ons een belangrijk uitgangspunt. BMC heeft de organisatie geanalyseerd en wij herkennen hun bevindingen en onderschrijven hun belangrijkste conclusies dat de aansturing, de interne coördinatie, debedrijfsvoering en de ondersteunende processen versterking nodig hebben. Dat wordt vertaald naar de aanstelling van een concernmanager en het versterken van het middenmanagement en de ondersteunende diensten. Maatregelen waarmee wij instemmen en die nodig zijn om de organisatie weer volledig op orde te krijgen. Dat betekent echter wel extra kosten en de vraag is nu hoe wij die kosten gaan dekken. Het BMC stelt dat medewerkers nu redelijk vrijblijvend en ongedwongen hun taken en werkzaamheden kunnen kiezen. Ook is er te weinig binding tussen teams, een gevolg van het ontbreken van integraal overzicht en sturing op samenwerking. Daarom is het CDA van mening dat door het versterken van het middenmanagement en de ondersteunende diensten de teams weer beter kunnen functioneren. Door een strakkere sturing en een betere onderlinge afstemming, maar ook omdat ondersteunende diensten zoals Financiën, Control en HRM meer werk uit handen nemen krijgen de teams weer meer ruimte, meer capaciteit en kunnen zij efficiënter opereren en dat moet uiteindelijk ook weer enige besparingen, zogenoemde inverdieneffecten opleveren. Daarnaast is volgens BMC de toegestane formatie niet volledig benut en is de externe inhuur en het verzuim fors hoger dan bij andere gemeenten. Daar is dus nog het nodige te halen. Ook lezen wij in de voorjaarsnota dat de versterking van de ruggengraat een positief effect heeft op de productiecapaciteit van de organisatie. Verder willen wij er op wijzen dat bij de behandeling van de begroting voor 2018 nog 12,6 fte aan de formatie is toegevoegd. Door al deze effecten kan de toename van de kosten worden beperkt. Daarom vragen wij het college te onderzoeken wat deze inverdieneffecten op termijn kunnen opleveren zodat we een deel van de kosten voor versterking van de organisatie incidenteel kunnen dekken. Verder wordt er voor een periode van 2,5 jaar een Concernmanager aangesteld. Het college wil deze middelen structureel ramen om deze middelen voor dit doel op een ander wijze in te zetten. Dat is voor ons niet vanzelfsprekend, wij willen na 2,5 jaar een nieuw afweegmoment om te bepalen hoe wij verder gaan. Dat betekent voor nu incidentele dekking. Ondanks alle problematiek binnen de organisatie gaat er ook veel goed dankzij hard werkende en loyale collega’s, dat zien wij ook, daarom onze dank aan allen die hun bijdrage daaraan hebben geleverd. Bij de voorstellen uit het uitvoeringsprogramma wordt ook gekeken of er werkzaamheden geschrapt, beperkt of getemporiseerd kunnen worden. Toch zien wij bij dit programma een uitbreiding van 9,2 fte en dat is best veel in een tijd van tekorten. Daarom lijkt het ons goed te bezien of een verdere beperking mogelijk is, waarbij ook wordt gekeken naar nut, noodzaak en effectiviteit. Overigens is ons in dit onderdeel niet duidelijk wat nu echt nieuw beleid is, daarom het verzoek dat nader te duiden en in het vervolg duidelijker aan te geven. Verder zijn inwoners en bedrijven niet altijd tevreden over de dienstverlening door de gemeente, wij hebben daar eerder aandacht voor gevraagd. Er worden een aantal maatregelen genoemd omdat te verbeteren, maar die vinden wij nog niet allemaal heel concreet. Bovendien vragen wij ons af waarom het beter met je klanten omgaan gelijk tot meer fte en hogere kosten moet leiden. Dan gaat het toch om houding en gedrag, om communicatie. Dan kom ik bij Samen aan Zet, de dialoog met de samenleving. Van de 84 voorstellen zijn er 14 afgerond, maar andere voorstellen stagneren of komen niet tot uitwerking. Daarom wordt voorgesteld 24 voorstellen te schrappen. Wij stemmen daar mee in. Volgens de rapportage van BMC komen het merendeel van de initiatieven die voortvloeien uit Samen aan Zet op het bordje van de gemeente terecht. Dat is wat ons betreft ongewenst. De deelnemers aan Samen aan Zet moeten vooral zelf de initiatieven oppakken en de gemeente kan daar bij faciliteren of de voorstellen integreren in het reguliere werk. Daarom vragen wij het college de vinger aan de pols te houden en in overleg met de initiatiefnemers voortdurend nut, noodzaak en de meerwaarde van alle projecten af te wegen en de raad periodiek te informeren of en zo ja hoe projecten worden voortgezet. Tot slot lezen wij in de rapportage van BMC dat het gevoel om betrokken te worden bij de totstandkoming van beleid bij het publiek is afgenomen en dat ondanks de dialoog. Misschien moeten we beginnen met het serviceniveau te verhogen, gewoon de vragen en klachten van inwoners en bedrijven adequaat afhandelen, want dat schept vertrouwen. Dan als laatste punt, de dekkingsmogelijkheden voor de structureel hogere kosten. Het CDA wil eerst kijken naar de beheersing van die kosten. Er is al een Taskforce Sociaal Domein opgericht die kijkt welke maatregelen mogelijk zijn om besparingen te realiseren. De kosten voor de versterking van de organisatie als gevolg van de organisatieanalyse kunnen deels tijdelijk worden gedekt zoals ik eerder heb aangegeven. Ook bij de voorstellen volgend uit het uitvoeringsprogramma is te bezien of dat in een tijd van tekorten allemaal nodig is. In totaal komen er in deze voorjaarsnota 18,4 fte bij. In de begroting 2018 was dat al 12,6 fte, dus in korte tijd breiden wij de organisatie uit met 31 fte en dat vinden wij nogal veel. Tot slot geldt onze algemene stelregel, kijk eerst of we oud beleid kunnen inruilen voor nieuw beleid, of we minder effectief beleid kunnen schrappen, kortom laten we opnieuw de stofkam door onze uitgaven halen. Pas als blijkt dat het niet mogelijk is werkzaamheden uit te stellen, af te bouwen of te temporiseren komt het middel lastenverhoging in beeld, dus die belastingmaatregel is wat het CDA betreft op dit moment nog niet aan de orde. Als laatste dan het Huis van de Stad. Het CDA is altijd terughoudend geweest bij de verhoging van de uitgaven en daarom kozen wij voor renovatie van het huidige stadhuis, omdat dat de meest voordelige oplossing was. De raad heeft daar echter niet voor gekozen. Nu zien wij dat het pand van de Rabobank op de markt komt, dat prima zou kunnen voldoen als HvdS. Een pand dat voordeliger lijkt te zijn dan nieuwbouw en wat ons betreft dan ook een beter alternatief dan nieuwbouw. Uiteraard wachten wij alle berekeningen en voorstellen nog even af, maar vooralsnog lijkt het een kans die wij moeten pakken en dan niet als tijdelijke oplossing, want dat is weer razend duur, maar als een permanente oplossing. Om nu na een aantal jaren opnieuw te verkassen lijkt ons een heel slecht idee. Dus pak die kans en pas het pand op een sobere wijze aan zodat het als een volwaardig HvdS kan fungeren en blijf daar de komende decennia zitten. De voorjaarsnota is bedoeld om richting te geven en kaders te stellen voor de komende begroting. Als wij dus op onderdelen een andere richting, andere kaders willen dan moeten wij dat ook aangeven en daarom hebben wij dat proberen te vertalen naar een omvangrijk en ingewikkeld amendement. Wij hopen dat wij daarmee voldoende duidelijk maken welke kant wij op willen Joop van Ruler fractievoorzitter

De raad van de gemeente Nijkerk heeft op 4 juli 2019 de voorjaarsnota behandeld. Deze voorjaarsnota geeft de (financiële) stand van zaken weer en blikt vooruit naar de begroting van 2020 die de gemeenteraad in het najaar behandelt. Met deze voorjaarsnota kan de raad richtinggevende uitspraken doen over die komende begroting en dat meegeven aan het college van B en W die deze begroting nu gaat uitwerken. Onderstaand treft u de woordvoering van de CDA-fractie bij de behandeling van de voorjaarsnota in de raad van 4 juli 2019 aan: Nog maar enkele jaren geleden werd de gemeente Nijkerk geconfronteerd met grote tekorten en waren er forse bezuinigingen nodig. Hoewel er in de jaren daarna weer meer financiële ruimte ontstond is het CDA altijd zeer terughoudend geweest met het verhogen van de uitgaven, omdat als het even tegenzit we die financiële ruimte zo weer kwijt zijn. Het CDA kiest voor beheerste en verantwoorde gemeentelijke uitgaven, die ook op lange termijn houdbaar zijn. Wij willen voldoende buffers om financiële tegenvallers op te vangen zonder direct de rekening bij onze inwoners neer te leggen. Ook dat is rentmeesterschap, een van de kernwaarden vanhet CDA. Inmiddels zien wij voor de komende jaren al weer forse tekorten ontstaan. Het college denkt dat tekort voor een deel te kunnen oplossen door een verhoging van de OZB en dat is wat het CDA betreft te kort door de bocht, want er zijn andere oplossingen denkbaar. Ik kom daar in het vervolg van mijn betoog nog op terug. Het raadsvoorstel over deze voorjaarsnota bestaat uit een 14-tal punten. Op een aantal van die punten willen wij graag nader ingaan al moeten wij ons daarin beperken om binnen de gestelde tijdslimiet te blijven. Bij de autonome ontwikkelingen zien wij vooral de kosten van de Jeugdzorg en de Wmo fors oplopen. Het CDA is absoluut van mening dat zorg die nodig is ook geboden moet worden. Dat betekent echter geen vrijbrief voor overbehandeling of onnodige stapeling van zorg en dus oplopende kosten. Zorg moet wel effectief zijn. Het is opvallend dat in de jeugdzorg bij een gelijkblijvend aantal cliënten de kosten toch fors oplopen. Het inzetten van zwaardere zorg dan nodig blijkt bij veel gemeenten een oorzaak te zijn van de oplopende kosten. Ook de complexe en bureaucratische ordening zou veel kosten met zich meebrengen. Dat vraagt ook bij ons nader onderzoek en dat is ook aangekondigd, maar ook hier geldt: zorg die nodig is moet worden verleend. Inmiddels is er een Taskforce Sociaal Domein die kijkt welke maatregelen mogelijk zijn om besparingen te realiseren. De aanpak die u in de vjn beschrijft onderschrijven wij. Wij zien de bevindingen en voorstellen met belangstelling tegemoet. Inzet op preventie en regie blijft ook voor ons een belangrijk uitgangspunt. BMC heeft de organisatie geanalyseerd en wij herkennen hun bevindingen en onderschrijven hun belangrijkste conclusies dat de aansturing, de interne coördinatie, debedrijfsvoering en de ondersteunende processen versterking nodig hebben. Dat wordt vertaald naar de aanstelling van een concernmanager en het versterken van het middenmanagement en de ondersteunende diensten. Maatregelen waarmee wij instemmen en die nodig zijn om de organisatie weer volledig op orde te krijgen. Dat betekent echter wel extra kosten en de vraag is nu hoe wij die kosten gaan dekken. Het BMC stelt dat medewerkers nu redelijk vrijblijvend en ongedwongen hun taken en werkzaamheden kunnen kiezen. Ook is er te weinig binding tussen teams, een gevolg van het ontbreken van integraal overzicht en sturing op samenwerking. Daarom is het CDA van mening dat door het versterken van het middenmanagement en de ondersteunende diensten de teams weer beter kunnen functioneren. Door een strakkere sturing en een betere onderlinge afstemming, maar ook omdat ondersteunende diensten zoals Financiën, Control en HRM meer werk uit handen nemen krijgen de teams weer meer ruimte, meer capaciteit en kunnen zij efficiënter opereren en dat moet uiteindelijk ook weer enige besparingen, zogenoemde inverdieneffecten opleveren. Daarnaast is volgens BMC de toegestane formatie niet volledig benut en is de externe inhuur en het verzuim fors hoger dan bij andere gemeenten. Daar is dus nog het nodige te halen. Ook lezen wij in de voorjaarsnota dat de versterking van de ruggengraat een positief effect heeft op de productiecapaciteit van de organisatie. Verder willen wij er op wijzen dat bij de behandeling van de begroting voor 2018 nog 12,6 fte aan de formatie is toegevoegd. Door al deze effecten kan de toename van de kosten worden beperkt. Daarom vragen wij het college te onderzoeken wat deze inverdieneffecten op termijn kunnen opleveren zodat we een deel van de kosten voor versterking van de organisatie incidenteel kunnen dekken. Verder wordt er voor een periode van 2,5 jaar een Concernmanager aangesteld. Het college wil deze middelen structureel ramen om deze middelen voor dit doel op een ander wijze in te zetten. Dat is voor ons niet vanzelfsprekend, wij willen na 2,5 jaar een nieuw afweegmoment om te bepalen hoe wij verder gaan. Dat betekent voor nu incidentele dekking. Ondanks alle problematiek binnen de organisatie gaat er ook veel goed dankzij hard werkende en loyale collega’s, dat zien wij ook, daarom onze dank aan allen die hun bijdrage daaraan hebben geleverd. Bij de voorstellen uit het uitvoeringsprogramma wordt ook gekeken of er werkzaamheden geschrapt, beperkt of getemporiseerd kunnen worden. Toch zien wij bij dit programma een uitbreiding van 9,2 fte en dat is best veel in een tijd van tekorten. Daarom lijkt het ons goed te bezien of een verdere beperking mogelijk is, waarbij ook wordt gekeken naar nut, noodzaak en effectiviteit. Overigens is ons in dit onderdeel niet duidelijk wat nu echt nieuw beleid is, daarom het verzoek dat nader te duiden en in het vervolg duidelijker aan te geven. Verder zijn inwoners en bedrijven niet altijd tevreden over de dienstverlening door de gemeente, wij hebben daar eerder aandacht voor gevraagd. Er worden een aantal maatregelen genoemd omdat te verbeteren, maar die vinden wij nog niet allemaal heel concreet. Bovendien vragen wij ons af waarom het beter met je klanten omgaan gelijk tot meer fte en hogere kosten moet leiden. Dan gaat het toch om houding en gedrag, om communicatie. Dan kom ik bij Samen aan Zet, de dialoog met de samenleving. Van de 84 voorstellen zijn er 14 afgerond, maar andere voorstellen stagneren of komen niet tot uitwerking. Daarom wordt voorgesteld 24 voorstellen te schrappen. Wij stemmen daar mee in. Volgens de rapportage van BMC komen het merendeel van de initiatieven die voortvloeien uit Samen aan Zet op het bordje van de gemeente terecht. Dat is wat ons betreft ongewenst. De deelnemers aan Samen aan Zet moeten vooral zelf de initiatieven oppakken en de gemeente kan daar bij faciliteren of de voorstellen integreren in het reguliere werk. Daarom vragen wij het college de vinger aan de pols te houden en in overleg met de initiatiefnemers voortdurend nut, noodzaak en de meerwaarde van alle projecten af te wegen en de raad periodiek te informeren of en zo ja hoe projecten worden voortgezet. Tot slot lezen wij in de rapportage van BMC dat het gevoel om betrokken te worden bij de totstandkoming van beleid bij het publiek is afgenomen en dat ondanks de dialoog. Misschien moeten we beginnen met het serviceniveau te verhogen, gewoon de vragen en klachten van inwoners en bedrijven adequaat afhandelen, want dat schept vertrouwen. Dan als laatste punt, de dekkingsmogelijkheden voor de structureel hogere kosten. Het CDA wil eerst kijken naar de beheersing van die kosten. Er is al een Taskforce Sociaal Domein opgericht die kijkt welke maatregelen mogelijk zijn om besparingen te realiseren. De kosten voor de versterking van de organisatie als gevolg van de organisatieanalyse kunnen deels tijdelijk worden gedekt zoals ik eerder heb aangegeven. Ook bij de voorstellen volgend uit het uitvoeringsprogramma is te bezien of dat in een tijd van tekorten allemaal nodig is. In totaal komen er in deze voorjaarsnota 18,4 fte bij. In de begroting 2018 was dat al 12,6 fte, dus in korte tijd breiden wij de organisatie uit met 31 fte en dat vinden wij nogal veel. Tot slot geldt onze algemene stelregel, kijk eerst of we oud beleid kunnen inruilen voor nieuw beleid, of we minder effectief beleid kunnen schrappen, kortom laten we opnieuw de stofkam door onze uitgaven halen. Pas als blijkt dat het niet mogelijk is werkzaamheden uit te stellen, af te bouwen of te temporiseren komt het middel lastenverhoging in beeld, dus die belastingmaatregel is wat het CDA betreft op dit moment nog niet aan de orde. Als laatste dan het Huis van de Stad. Het CDA is altijd terughoudend geweest bij de verhoging van de uitgaven en daarom kozen wij voor renovatie van het huidige stadhuis, omdat dat de meest voordelige oplossing was. De raad heeft daar echter niet voor gekozen. Nu zien wij dat het pand van de Rabobank op de markt komt, dat prima zou kunnen voldoen als HvdS. Een pand dat voordeliger lijkt te zijn dan nieuwbouw en wat ons betreft dan ook een beter alternatief dan nieuwbouw. Uiteraard wachten wij alle berekeningen en voorstellen nog even af, maar vooralsnog lijkt het een kans die wij moeten pakken en dan niet als tijdelijke oplossing, want dat is weer razend duur, maar als een permanente oplossing. Om nu na een aantal jaren opnieuw te verkassen lijkt ons een heel slecht idee. Dus pak die kans en pas het pand op een sobere wijze aan zodat het als een volwaardig HvdS kan fungeren en blijf daar de komende decennia zitten. De voorjaarsnota is bedoeld om richting te geven en kaders te stellen voor de komende begroting. Als wij dus op onderdelen een andere richting, andere kaders willen dan moeten wij dat ook aangeven en daarom hebben wij dat proberen te vertalen naar een omvangrijk en ingewikkeld amendement. Wij hopen dat wij daarmee voldoende duidelijk maken welke kant wij op willen Joop van Ruler fractievoorzitter

Maandag 13 mei is door dierenactivisten een varkensboerderij in het Brabantse Boxtellangdurig en grootschalig bezet. Verschillende CDA-fracties in de regio maken zich zorgen over deze ontwikkelingen en hebben daarover vragen gesteld aan hun colleges. CDA-fractievoorzitter Joop van Ruler: “Het CDA is absoluut van mening dat het eenieder vrij staat om een mening te hebben en te uiten over de agrarische sector, maar deze vorm van dierenactivisme willen wij voorkomen en bestrijden. Wij vinden het ontoelaatbaar dat een agrarisch bedrijf zomaar wordt overvallen en zeer langdurig wordt bezet. Actie voeren mag, maar dan wel op een andere wijze. Daarom heeft de Nijkerkse CDA-fractie, evenals de CDA-fracties in Barneveld en Ede, schriftelijke vragen aan het college van B en W gesteld. ” Het CDA vraagt aan het college in hoeverre de gemeente Nijkerk is voorbereid op een situatie zoals deze zich maandag 13 mei in Boxtel voordeed en of de gemeente bekend is of er agrarische bedrijven in de gemeente Nijkerk te maken hebben (gehad) met extreem dierenactivisme en hoe dat wordt gemonitord. Verder wil het CDA weten of bij de gemeente Nijkerk bekend is welke activistische groepen er zijn en of deze een bedreiging vormen voor Nijkerkse ondernemers. Tot slot vraagt het CDA of de gemeente op het gebied van extreem dierenactivisme samenwerkt met andere instanties en omliggende gemeenten. De CDA fractie ziet de beantwoording met belangstelling tegemoet en hoopt dat de gemeenten in de regio dit gezamenlijk oppakken.

De CDA-raadsfractie in de gemeente Nijkerk heeft schriftelijke vragen gesteld aan hetcollege van burgemeester en wethouders over de soms gebrekkige communicatietussen de gemeente en haar inwoners. Het CDA vindt het belangrijk dat vragen, klachten, verzoeken en initiatieven vaninwoners of partijen op een goede manier door de gemeente worden opgepakt en afgehandeld. Toch ontvangt het CDA regelmatig klachten van inwoners dat op hun vragen etc. niet wordt gereageerd. Het CDA heeft daar al eerder aandacht voor gevraagd en toen heeft het college verbeteringen toegezegd. Helaas ziet het CDA van die toegezegde verbeteringen nog te weinig terug en blijft zij klachten van inwoners ontvangen. CDA raadslid Trudy Doornhof: “Met regelmaat horen wij van inwoners dat hun vraag niet beantwoord wordt; dat ze niet teruggebeld worden over een mooi initiatief of dat ze geen reactie krijgen op een klacht. Het kan bijvoorbeeld gaan over een vergunning, het initiatief om een gezinshuis te starten, het onderhoud van de bermen en ook komt het thema verkeersveiligheid vaak aan de orde. Dat moet echt anders. Onze inwoners moeten snel en adequaat een reactie krijgen op hun vragen, verzoeken en klachten.” Doornhof: “Het is belangrijk dat onze inwoners hun vragen en verzoeken bij degemeente blijven indienen. Als hier niet op wordt gereageerd dan is het belangrijk omnogmaals contact op te nemen. Mocht dit nog steeds geen resultaat opleveren, dankunnen ze uiteraard ook contact zoeken met een gemeenteraadslid.” Voor het CDA staat voorop dat een goede communicatie bijdraagt aan een betere samenwerking tussen gemeente en inwoners. Het CDA heeft inmiddels zo veel klachten ontvangen dat het heeft besloten om schriftelijke vragen aan het college te stellen. Lees hier de volledige brief met de vragen.

Foto en tekst: Wijnand Kooijmans in Stad Nijkerk d.d. 13 maart 2019 Het wordt een spannende tijd voor Hugo Doornhof uit Nijkerk. Hij staat op de negende plek bij het CDA voor een zetel in de Eerste Kamer. Prognoses wijzen uit dat de partij aan de hand van de verkiezingen voor Provinciale Staten tussen de zeven en tien zetels gaat behalen en hij daarmee op de wip zit. Zich sterk maken voor lokale en regionale onderwerpen zit er niet in voor Hugo Doornhof (41) mocht hij worden verkozen tot senator in de Eerste Kamer. Al wil dat niet zeggen dat hij niet achter onderwerpen staat als de verbreding van rijksweg A28, het mogen bouwen van gemeenten voor de eigen inwoners en het niet verhogen van de provinciale belastingen. Doornhof, getrouwd met Loes, is door de provinciale besturen van het CDA in Gelderland en Noord-Holland gevraagd terug te keren in de politiek. Dit vooral vanwege zijn juridische achtergrond. In het dagelijks leven is hij advocaat bestuursrecht. Geboren in Nijkerk en opgegroeid in Nijkerkerveen. KOPPELING Is de koppeling van de verkiezing van Eerste Kamerleden aan de uitslag van de verkiezingen voor Provinciale Staten een gelukkige? Het blijft, zo zegt de inmiddels weer lange tijd in Nijkerk wonende Doornhof, een netelige kwestie. Indien gekozen wordt voor een rechtstreekse verkiezing van de Eerste Kamer is het risico levensgroot dat dit orgaan te politiek wordt. De huidige gang van zaken is, vindt Doornhof, al een beetje dat de discussies te politiek worden. Terwijl de Eerste Kamer er is om de kwaliteit van de wetgeving te bewaken. Kijken of wetten niet in strijd zijn met de Grondwet maar ook of ze zijn te handhaven. De Eerste Kamer moet, zegt Doornhof, niet het werk van de Tweede Kamer dunnetjes gaan overdoen. RAADSLID In een nog niet zover verleden was Doornhof raadslid voor zijn partij in de gemeente Nijkerk. ,,Daarna ben ik uit de politiek gegaan en had ook eigenlijk niet de ambitie om daarin terug te keren. Nadat ik ben gevraagd heb ik besloten toch ja te zeggen waarna ik flink ben gekeurd door twee commissies en het partijbestuur voor ik definitief op de lijst kwam te staan." Een terugkeer als raadslid in Nijkerk zit er overigens op dit moment alleen juridisch al niet in. Als advocaat vertegenwoordigt hij onder meer de belangen van ABZ Diervoeding als het gaat om de plannen van de gemeente woningen te bouwen tegenover het bedrijf aan de Arkervaart. Belangen die met elkaar botsen. SPANNINGSVELD Doornhof zegt dat er altijd wel enig spanningsveld kan bestaan tussen het streven naar een goede wetgeving en de standpunten van zijn partij. ,,Dat kan in de praktijk best eens lastig zijn. Maar ik ben een redelijk iemand en ik denk dat we er wel met elkaar uitkomen wanneer standpunten van elkaar afwijken." Het feit dat leden van de Eerste Kamer niet rechtstreeks worden gekozen maakt dat Doornhof niet direct campagne voor zichzelf kan voeren. Hij draait mee in de verkiezingscampagne van zijn partij voor Provinciale Staten van Gelderland. ,,De kwaliteit van de Statenleden moet voorop staan bij de verkiezingen, deze mogen niet onderuit worden gehaald door een voor of tegen het huidige kabinetsbeleid. We doen er ook alles aan om dat te voorkomen." GEZICHT Zijn partij probeert dat te doen door een eigen gezicht te tonen, zowel provinciaal als ook op gemeentelijk terrein. Hij vindt dat de partij veel vertrouwen in hem heeft door het toekennen van de negende plaats op de lijst. ,,Ik ben tenslotte toch een nieuwkomer. Ik denk dat het vertrouwen veel te maken heeft met mijn juridische achtergrond." Een rol die, zegt hij, ook niet valt te vergelijken met de periode waarin hij raadslid was in de gemeente Nijkerk. ,,Daar probeerde ik mijn juridische kennis juist zo veel mogelijk naar de achtergrond te verschuiven. Te kiezen voor een zo laag mogelijke onroerendzaakbelasting, te bepalen waar wel en niet mag worden gebouwd en het behoud van een sociaal gezicht als gemeente." HOOFDLIJNEN De rol als raadslid was het bewaken van de hoofdlijnen van beleid. ,,Nu komt het, indien ik word gekozen, aan op mijn juridische vaardigheden om te beoordelen hoe een wet in elkaar steekt. Het hebben van een politieke mening komt daarbij op de tweede plaats." Hugo Doornhof denkt dat de rol van senator wel goed bij hem past. ,,Politiek is belangrijk en leuk. Het nu met een juridische blik te kijken naar voorstellen is nieuw voor mij. Van goede wetsvoorstellen kan een land beter worden. Het moet gaan om wetten die voor de inwoners van Nederland begrijpelijk, logisch en goed zijn. Dat maakt dat, hoewel mensen niet rechtstreeks op mij kunnen stemmen, ik wel zichtbaar wil zijn. Dat ze weten waarmee ze te maken krijgen wanneer ik in de Eerste Kamer wordt gekozen.'' WETGEVING De Nijkerker wil streven naar goede wetgeving. Zoals hij er, gekeken naar de provinciale verkiezingen, er voorstander van is dat gemeenten meer vrijheid krijgen besluiten te nemen. Als het gaat om het zittende kabinet zegt hij diplomatiek: 'Ze doen goede en minder goede dingen.' Indien de meerderheid in de Eerste Kamer verloren gaat is, zo denkt Doornhof, het kabinet niet direct vleugellam wordt. ,,We moeten er wel met z'n allen voor zorgen dat het land niet onbestuurbaar wordt. Wat dat betreft heb ik er waardering voor dat de huidige vier coalitiepartijen elkaar hebben gevonden. Ondanks alle tegenstellingen." VERKIEZINGEN De verkiezingen 20 maart moeten duidelijk maken of Doornhof daadwerkelijk in de politiek terugkeert. In 2000 betrad hij voor het eerst de politieke arena door met voorkeurstemmen te worden gekozen in de gemeenteraad van Nijkerk. Op 23-jarige leeftijd werd hij de jongste gemeentelijke lijsttrekker van zijn partij. Na veertien jaar vond hij het welletjes en tijd plaats te maken voor anderen. De verkiezing van de Eerste Kamerleden vindt overigens pas plaats na 20 maart. Dit door de leden van Provinciale Staten in de nieuwe samenstelling. Statenleden zijn formeel niet gebonden op een kandidaat van hun eigen partij te stemmen al is dat tot nu toe altijd wel gangbaar. Van invloed kan zijn of partijen in de Staten worden gekozen die zelf geen kandidaat hebben voor een plek in de Eerste Kamer. Dan kunnen zij kandidaten van andere partijen hun stem geven.