Op 17 januari 2019 heeft u artikel 38-vragen gesteld over de Turfmarktkerk. Het college heeft uw vragen op 12 februari 2019 beantwoord. Naar aanleiding van de beantwoording van deze vragen heeft u op 8 maart 2019 (ontvangen 11 maart 2019) aanvullende artikel 38-vragen gesteld.
Onderstaand treft u de beantwoording van uw aanvullende vragen aan.
Voor de overzichtelijkheid worden eerst de oorspronkelijk door u gestelde vragen (en bijbehorende nummering) herhaald waarover u aanvullende vragen heeft gesteld en onze eerdere antwoorden daarop. Aansluitend treft u uw aanvullende vragen aan, inclusief onze beantwoording.
Algemeen
1. Kan het college aangeven waarom wij niet in het bezit zijn gesteld van de door ons schriftelijk gevraagde informatie?
De gevraagde informatie heeft niet alleen betrekking op de technische rapportage van voor en na de ‘bestuursdwang’, maar wij willen ook graag inzage in de gevoerde correspondentie, de verslagen van de besprekingen en eventueel digitaal opgenomen verslagen tussen ODMH, de ambtelijke organisatie en het college met de eigenaar van de Turfmarktkerk.
Antwoord: De behandeling van een dergelijk grootschalig informatieverzoek is tijdsintensief, legt een groot beslag op de ambtelijke organisatie en dient zorgvuldig plaats te vinden. Het college heeft uw informatieverzoek gelijktijdig in behandeling met het eerder ingediende Wob-verzoek van de heer Peter R.
de Vries. Hierbij worden de wettelijke termijnen in acht genomen, inclusief het wettelijk recht van de eigenaar om instemming te verlenen voor het openbaar maken van correspondentie, verslagen etc. Het is onze verwachting om zowel uw informatieverzoek als het eerder genoemde Wob-verzoek op korte termijn te
kunnen honoreren.
Aanvullende vraag A:
Tijdens behandeling van het ingediende bezwaarschrift van de eigenaar Turfmarktkerk bij de beroep-en bezwaarcommissie is vernomen dat niet alle stukken in het WOB-dossier zijn opgenomen. Kan
worden aangegeven waarom in het WOB-dossier documenten ontbreken die betrekking hebben op de gevoerde correspondentie, alle verslagen van de besprekingen die schriftelijk en/of digitaal zijn vastgelegd tussen onder meer ODMH, de ambtelijke organisatie en het college met de eigenaar van
de Turfmarktkerk?
Antwoord: Het betrof een omvangrijk Wob-verzoek over meerdere onderwerpen. Per onderwerp is een groot aantal relevante documenten zoals memo’s, besluiten, rapporten, brieven e.d. verstrekt. Daarbij zijn afschriften van alle bestuurlijke overleggen met de eigenaar van de kerk openbaar gemaakt. Ook zijn per onderwerp daarop betrekking hebbende mails verstrekt.
Op dit moment heeft het college een aanvullend Wob-verzoek van dezelfde verzoeker in behandeling.
Daarin is onder meer om afschriften van mailverkeer toegespitst naar individuele medewerkers bij de gemeente en ODMH (alle betrokken bij het dossier) verzocht. Dit zal op haar merites worden beoordeeld.
Mochten er nog aanvullende documenten in het kader van het 2e Wob-verzoek aan de verzoeker worden verstrekt, dan ontvangt uw raad daar uiteraard weer een afschrift van.
Aanvullende vraag B:
Zoals aangegeven tijdens de besluitvormende raadsvergadering van 6 maart jl. zouden wij graag, om onze controlerende rol goed te kunnen uitvoeren, het verslag op papier en de digitale opname ontvangen van het overleg met de eigenaar van de Turfmarktkerk met de beide wethouders van 3
oktober 2018?
Antwoord: De opname van het gesprek van 3 oktober 2018 is via een uitgewerkt tekstbestand openbaar gemaakt en al aan u beschikbaar gesteld via een afschrift van het eerste Wob-verzoek van de heer Peter R. de Vries.
Specifieke technische vragen
1. Waarom wordt in uw rapportage bij het proces rond de dwangsom niet gecommuniceerd dat uit technische metingen blijkt dat de achtergevel van de kerk gewoon stabiel was en dat u uitging van de instabiliteit van de totale kerk?
Antwoord: Het is ons niet duidelijk uit welke technische metingen zou blijken dat de achtergevel van de kerk stabiel was. Het besluit tot spoedbestuursdwang van 24 oktober 2018 is genomen naar aanleiding van rapporten van de ODMH en een externe constructeur (Peter & Van Leeuwen B.V.) waarin is geconcludeerd
dat de kerk instabiel was en er instortingsgevaar bestond.
Aanvullende vraag A:
U geeft in uw beantwoording aan dat het u niet duidelijk is uit welke technische metingen zou blijken dat de achtergevel van de kerk stabiel was. Zijn de documenten van GEO-service en GEO-valk, welke mogelijk in uw bezit zijn, niet onomstotelijk duidelijk voor wat betreft de stabiliteit van de Turfmarktkerk?
Antwoord: GeoValk BV heeft in opdracht van de eigenaar van de kerk een zogeheten lintvoegmeting uitgevoerd. Die meting heeft betrekking op de periode februari 2017 – september 2018. Hieruit blijkt geenszins dat de kerk in die periode stabiel was, integendeel. Uit die metingen blijkt dat in die periode het
verschil in hoogte tussen de twee gemeten punten met 30% is toegenomen. Daarbij komt ook nog dat de meetresultaten uit de metingen die de eigenaar heeft uitgevoerd geen volledig beeld geven. Uit een
beoordeling van een extern deskundig bureau (Sweco Nederland BV) op verzoek van het college blijkt namelijk dat essentiële waarden ontbreken. Ten aanzien van de achterzijde van de kerk (daar waar de gevel
zichtbaar uitbuikte) is bijvoorbeeld geen deugdelijke meting uitgevoerd door GeoValk BV.
GEO-SERVICE BV heeft in onze opdracht wel een volledige meting uitgevoerd. Deze meting heeft evenwel betrekking op de periode van 18 oktober 2018 tot het moment dat de werkzaamheden op 30 november 2018
op last van de voorzieningenrechter tijdelijk moesten worden gestaakt. In die periode werd de kerk door middel van het toepassen van bestuursdwang alsnog deugdelijk ondersteund ten behoeve van sloop. Het is dan ook niet verwonderlijk dat die metingen een geringe afwijking laten zien.
2. Het ingenieursbureau Dekker heeft aangegeven dat de kerk met het steigerwerk dat door de eigenaar is geplaatst nog 10 – 15 jaar kan blijven staan, waarom heeft u geen gebruik gemaakt van deze rapportage en waar blijken uw twijfels uit?
Antwoord: De door ingenieursbureau Dekker genoemde periode heeft betrekking op de zogeheten ontwerplevensduur van de steigerconstructie. De ontwerplevensduur geldt als uitgangspunt voor de mate van belasting (bijvoorbeeld windbelasting) waarmee een constructie berekend wordt. Dat de
steigerconstructie is berekend met een ontwerplevensduur van 15 jaar betekent dan ook niet zonder meer dat de veiligheid van de kerk een evenredige periode kan doorstaan. Hiervoor is de algehele constructieve staat van belang (onder meer de staat van de fundering, spanten en gevels) zoals die bij het deskundigenrapport waarop het spoedbestuursdwangbesluit is gebaseerd in beschouwing is genomen. Dat rapport laat geen ruimte voor twijfel over het bestaan van instortingsgevaar.
Aanvullende vraag A:
In uw antwoord beperkt u zich tot de ontwerplevensduur van de steigerconstructie. Het ingenieursbureau Dekker heeft zich echter niet beperkt tot de steigerconstructie, maar heeft daarbij in ogenschouw genomen de getroffen maatregelen waar onder de aanbreng van ‘trekstangen’, het
verrichten van ‘laswerk’ en het aanbrengen van de zgn. ‘baldingen’. In die combinatie werd gesproken/geschreven over 10 – 15 jaar levensduur. E.e.a. is ook verwoord in enkele mails.
Zijn deze aangebrachte voorzieningen wel voldoende door u beoordeeld bij het bepalen van de veiligheid van de kerk?
Antwoord: Alle documenten van ingenieursbureau Dekker heeft het college laten beoordelen door Sweco Nederland BV. Sweco Nederland BV heeft bij herhaling aangegeven dat de door ingenieursbureau Dekker genoemde referentieperiode niet gehanteerd kan worden. Het bleek juist niet mogelijk om een specifieke
periode te benoemen waarvoor gesteld kon worden dat de kerk veilig was. Ook de aangebrachte voorzieningen zijn getoetst door Sweco Nederland BV. Zij hebben herhaaldelijk geconcludeerd dat de aangebrachte voorzieningen ondeugdelijk zijn uitgevoerd en bovendien ontoereikend waren om de kerk
veilig te kunnen slopen. De aangebrachte voorzieningen zijn dan ook voldoende beoordeeld door ons en op basis van deskundig extern advies heeft het college geconcludeerd dat deze voorzieningen ontoereikend waren en ondeugdelijk zijn aangebracht.
Aanvullende vraag B:
Is het juist dat ODMH het plan van aanpak met betrekking tot het steigerwerk in eerste instantie heeft goedgekeurd en dat onder dwang/dreigement de eigenaar is opgedragen om volgens dit plan te werken, omdat anders het werk zou worden stilgelegd?
Antwoord: De eigenaar van de kerk moest als gevolg van het bestuursdwangbesluit d.d. 25 juli 2018 de kerk
zodanig stutten c.q. ondersteunen dat de constructie veilig was voor omwonenden en de uitvoering van de
sloop. Ingenieursbureau Dekker heeft een ontwerp daartoe ter goedkeuring aan de ODMH voorgelegd. De
ODMH heeft dat ontwerp laten beoordelen door Sweco Nederland BV. Sweco Nederland BV was niet akkoord met het ontwerp voor wat betreft uitvoering van de sloop. Op 30 juli 2018 heeft ingenieursbureau Dekker na overleg met Sweco Nederland BV hierover per e-mail verzocht om een gefaseerde uitvoering. In
dat kader zou het resterende noodzakelijke werk dan op een later moment worden goedgekeurd en uitgevoerd. Ingenieursbureau Dekker wilde dus een ‘go’ voor het alvast starten van het stutwerk, waarbij op
een later moment nog verdere beoordeling zou worden gegeven over de vraag of het steigerwerk voldoende was om de kerk veilig te slopen. Op 31 juli 2018 is hier vanuit de ODMH mee ingestemd. Het is evident dat de werkzaamheden conform het ontwerp moesten worden uitgevoerd en dat eventuele aanpassingen en de nog noodzakelijke onderbouwing ter uitvoering van de sloop ter goedkeuring aan Sweco Nederland BV moesten worden voorgelegd. Pas als die zouden zijn goedgekeurd en conform zijn uitgevoerd, zou de
constructie voldoende zijn ondersteund ten behoeve van de sloop.
Aanvullende vraag C:
In opdracht van welke instantie is kort daarop aangegeven dat het steigerwerk onvoldoende was en zijn aanvullende eisen gesteld om tot een ander plan van aanpak met betrekking tot het steigerwerk te komen?
Antwoord: De eigenaar van de kerk moest reeds als gevolg van de last onder bestuursdwang d.d. 25 juli 2018 de kerk zodanig ondersteunen dat de constructie veilig was voor omwonenden en de uitvoering van de
sloop. Nadien zijn er geen aanvullende eisen gesteld. Sweco Nederland BV heeft geconcludeerd dat de stutwerkzaamheden ondeugdelijk zijn uitgevoerd en omdat de gerealiseerde hulpconstructie ook ontoereikend was voor de uitvoering van de sloop is de eigenaar enkel de gelegenheid geboden om alsnog aan de voornoemde last te voldoen.
Aanvullende vraag D:
Acht het college deze aanpak/werkwijze in overeenstemming met ‘zorgvuldig gezamenlijk optrekken’ in het kader van dit project?
Antwoord: De werkwijze dat de eigenaar een ontwerp indient, dat de ODMH dat ontwerp ter beoordeling voorlegt aan een extern deskundig bureau en dat wordt toegezien op uitvoering conform het ontwerp, acht het college zorgvuldig.
3. Waarom heeft het college bij het uitvoeren van het sloopwerk onder gemeentelijke regie niet gewerkt met het erkende sloopbedrijf en steigerbouwer van de eigenaar, wat u wel naar hem toe zou hebben toegezegd?
Antwoord: Het college heeft aangegeven waar mogelijk met partijen te werken waar de eigenaar zaken mee
deed. Zo is onder meer gebruik gemaakt van de diensten van ingenieursbureau Dekker en Kingfisher Ecologie. Verder is gebruik gemaakt van het ter plaatse al aanwezige (deels gehuurde) steigermateriaal. Het spoedeisende karakter en de complexiteit van het uit te voeren werk zijn in hoge mate sturend geweest bij
de selectie van partijen. Voor wat betreft de selectie van het sloopbedrijf is daarom gekeken naar deskundige bedrijven die eerder al geoffreerd hadden m.b.t. de sloop van de kerk. Sloopbedrijf Kruiswijk behoorde daartoe en bleek bovendien een capabele partij die op zeer kort termijn kon aanvangen met sloop.
Daarbij komt dat de eerdere offerte van het door de eigenaar aangedragen sloopbedrijf naar ons oordeel geen reële offerte was omdat een aantal essentiële elementen van de werkzaamheden niet waren meegenomen in die offerte. De redelijkheid van de door het college gemaakte keuzes komt overigens aan
de orde in het kader van het verhaal van de kosten op de eigenaar.
Aanvullende vraag A:
U geeft in uw beantwoording weer dat ‘de eerdere offertes van het door de eigenaar aangedragen sloopbedrijf naar ons oordeel geen reële offerte was omdat essentiële elementen van de werkzaamheden niet waren meegenomen in de offerte’. Kunt u aangeven wie c.q. welke instantie tot die beoordeling is gekomen en welke de door u aangedragen essentiële elementen dan waren?
Antwoord: De offerte van het door de eigenaar aangedragen sloopbedrijf is ambtelijk vergeleken met de uit te voeren werkzaamheden. Daarbij is geconcludeerd dat die offerte alleen was gebaseerd op het slopen en
het afvoeren van het puin.
Essentiële elementen waarmee geen rekening is gehouden zijn onder meer het plaatsen van trillingsmeters, vooropnames van belendende percelen, huur van steigermateriaal, realiseren van een deugdelijke hulpconstructie, grotendeels handmatige sloop, noodzakelijke verzekeringen, de beveiliging van het terrein
en aanvullende maatregelen voor belendende panden (bijvoorbeeld afgeschermde steigers tegen vallend puin).
Inmiddels is er ook een extern bureau benaderd met het verzoek om een nadere objectieve kostenvergelijking c.q. een objectieve en onderbouwde beoordeling van de gemaakte kosten te maken. Dit moet voor uw raad nader in beeld brengen hoe het verschil tussen de offerte van de eigenaar en de onder
bestuursdwang gemaakte kosten kan worden verklaard. Daarbij wordt beoordeeld in hoeverre de kosten:
(i) gelet op de aangekondigde bestuursdwang noodzakelijk waren,
(ii) redelijk zijn (marktconformiteit waarbij rekening wordt gehouden met de spoedeisendheid), en (iii) daadwerkelijk zijn gemaakt.
4. Heeft het college bij het verstrekken van opdracht aan sloopbedrijven gewerkt onder de bepalingen van de gemeentelijke aanbestedingsregels of is sprake van een open begroting i.c. ‘blanco check’? (recent heeft mijn fractie kennis kunnen nemen van de aanbestedingsregels inzake Turfmarktkerk waarbij de vraag kan worden aangevuld of de aanbestedingen ten behoeve van de
sloop onder deze nieuwe regels vallen?)
Antwoord: Ja, conform de aanbestedingsregels heeft er eerst een meervoudig onderhandse aanbesteding plaats gevonden. Hier is Kruiswijk als best passende partij uit voortgekomen. De offerte is nog een keer aangepast op basis van het goedgekeurde sloopveiligheidsplan.
Op basis hiervan is opdracht verstrekt aan onderaannemer Kruiswijk door hoofdaannemer Van der Speld.
Van de Speld heeft een coördinatieverplichting.
Voor de sloop en de coördinatie is een fixed price afgesproken op basis van het sloopveiligheidsplan slopen tot veilige hoogte.
Voorts zijn met Van der Speld marktconforme eenheidsprijzen afgesproken voor aanvullende
werkzaamheden. Dit had te maken met het feit dat er in die fase nog veel onduidelijk was over de sloopwerkzaamheden die de eigenaar al had gedaan en met name de kwaliteit daarvan.
Aanvullende vraag A:
In uw antwoord geeft u aan dat bij de meervoudige onderhandse aanbesteding de firma Kruiswijk als best passende partij naar voren is gekomen. De offerte is daarna nog een keer aangepast op basis van het goedgekeurde sloopveiligheidsplan. Kunt u 1. Aangeven welke de wijzigingen zijn geweest
in de tweede offerte ten opzicht van de eerste? 2. Had de meervoudige onderhandse aanbesteding met het goedgekeurde sloopveiligheidsplan niet openbaar moeten worden aanbesteed?
1. De grootste wijzigingen hebben betrekking op het handmatig slopen, het plaatsen van de steigers en stabilisatie van de kerk, het splitsen van de afvoerroute deels over via de Clarissenhof naar de Nieuwe
Haven.
2. Nee, de aanbesteding past binnen het vigerende inkoop en aanbestedingsbeleid. Zie hiervoor:
https://www.gouda.nl/…/I…/Nota_inkoop_en_aanbestedingsbeleid. Opnieuw openbaar aanbesteden zou bovendien geleid hebben tot vertraging van minimaal een maand en gelet op de ontstane urgente situatie was dit geen optie.
Aanvullende vraag B:
U heeft opdracht verstrekt aan de ‘onderaannemer’ Kruiswijk, de hoofdaannemer Van der Speld heeft een coördinatieverplichting. 1. Kunt u aangeven waarom de opdracht is verstrekt aan de onderaannemer Kruiswijk en niet aan de hoofdaannemer Van der Speld en 2. Hoe past deze aanbesteding en opdrachtverstrekking binnen het kader van het gewijzigde Bouwbesluit?
Antwoord:
1. De opdracht aan Kruiswijk is gegund door Van der Speld. Gouda heeft de opdracht inclusief coördinatieverplichting (en bijbehorende risico’s) gegund aan Van der Speld.
2. De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de van toepassing zijnde regels van het bouwbesluit.
Aanvullende vraag C:
Op grond waarvan is tot een ‘fixed price’ gekomen en wie heeft deze fixed price vastgesteld?
Antwoord: Dit is op basis van overleg met de aannemer overeengekomen. De beoordeling van de aanbieding van de aannemer is gedaan door experts vanuit de gemeente en de ODMH op basis van uit te voeren werkzaamheden en teruggerekend naar kosten per uur.
Aanvullende vraag D:
Is het correct dat de firma Kruiswijk met de werkzaamheden is begonnen nog voordat de aanbesteding was afgerond?
Antwoord: De gunning is afgerond met een mondelinge overkomst op 2 november 2019. Maandag 5 november is er materieel aangevoerd en dinsdag 6 november is met gestart met de sloop.
De mondelinge overeenkomst is op 13 november bekrachtigd met een schriftelijke overeenkomst.
Aanvullende vraag E:
En als dat het geval is; Wie heeft opdracht verstrekt aan de firma Kruiswijk om te starten met deze werkzaamheden?
Antwoord: Een mondelinge overeenkomst is rechtsgeldig. Het werk is dus gestart na de overeenkomst.
De gemeente heeft een overeenkomst met Van der Speld en Van der Speld met Kruiswijk. Dus Van der Speld heeft de opdracht gegeven aan Kruiswijk .
6. Is het juist dat het college, voor verdere samenwerking met de eigenaar, aan hem als voorwaarde heeft gesteld dat hij zijn bezwaar bij de voorzieningenrechtbank en de bezwaarschriftencommissie
zou intrekken?
Antwoord: Na het aanzeggen van de bestuursdwang en de besluitvorming rond het voorbereidingsbesluit heeft het college een gesprek met de eigenaar gevoerd waarbij het dossier Turfmarktkerk in breed perspectief aan de orde is geweest. Het doel hiervan was om snel en efficiënt tot stutten te komen, maar
daarnaast ook om enerzijds de praktisch snelste weg naar de benodigde sloop te bezien en anderzijds het herontwikkelingsperspectief te verkennen. Dit gesprek heeft geleid tot een aantal samenwerkingsafspraken, waaronder de ultieme poging om het stutproces met mensen/middelen/materialen van de eigenaar te
realiseren, langs de lijnen van het bij vraag 5 genoemde plan van aanpak. De eigenaar is gevraagd lopende bezwaar/VoVo-procedures in te trekken gezien de toen gekozen gezamenlijke insteek en vanuit onnodige
belasting van de rechtsgang. De sloop van de kerk stond tussen partijen ook niet meer ter discussie. De eigenaar heeft hier zijn eigen afweging in gemaakt en de betreffende procedures ingetrokken. In later stadium, toen de gezamenlijke aanpak feitelijk achterhaald was door de controles van 17 oktober, heeft het
college de eigenaar gewezen op het belang om op dat moment alsnog gebruik te maken van rechtsmiddelen in het kader van rechtsvinding. De eigenaar heeft daar ook gebruik van maakt. De rechter heeft inmiddels het ingediende VoVo-verzoek afgewezen. De bezwaarprocedure loopt momenteel.
U geeft in uw beantwoording aan dat de eigenaar zijn afweging heeft gemaakt en de betreffende procedures heeft ingetrokken. Hoe plaatst u in dit kader uw verdere medewerking mede gelet op het gestelde in de mail van het college aan de eigenaar van de Turfmarktkerk d.d. 8 oktober 2018 aangezien kort daarna de bestuursdwang werd toegepast?
Antwoord: Zoals bij de beantwoording van eerdere vragen is aangegeven, hebben wij de met de eigenaar gemaakte afspraken vastgelegd in een plan van aanpak dat op 9 oktober 2018 is toegezonden. Dat plan had
als doel de eigenaar van de kerk een laatste gelegenheid te bieden om de last onder bestuursdwang d.d. 25 juli 2018 onder gemeentelijke supervisie met inzet van eigen partijen/materiaal alsnog deugdelijk uit te voeren. Dat enige tijd later alsnog bestuursdwang is toegepast is het gevolg van een nieuw feit, te weten dat
de constructieve staat van de bebouwing blijkens de controles van 17 en 18 oktober 2018 inmiddels zodanig was verslechterd dat sprake was van direct instortingsgevaar. Om die reden heeft de gemeente een nieuw
bestuursdwangbesluit genomen waarmee de volledige regie voor stutten en slopen is overgenomen.
7. Is het juist dat het college, in het kader van het afvoeren van puin, tot op de dag van vandaag de 50 ton en 30 km per uur die nu nog steeds geldt voor de binnenstad niet heeft teruggebracht tot 18 ton voor iedereen, en niet alleen voor de eigenaar?
Antwoord: De gemeente heeft onder andere naar aanleiding van de casus Turfmarktkerk een trillingsonderzoek laten uitvoeren in de gehele Binnenstad. Bij de sloop van de Turfmarktkerk heeft het
college op basis van de eerste uitslagen van het onderzoek alvast haar verantwoordelijkheid genomen door lichter vrachtvervoer toe te passen om zo de kwetsbare Turfmarkt niet extra te belasten met relatief veel en zwaar vrachtverkeer.
Mede in samenspraak met de stakeholders vanuit het Mobiliteitsplan, waarbij de nadruk ligt op het verminderen van overlast en luchtvervuiling in de kwetsbare binnenstad, worden momenteel korte en lange termijn maatregelen uitgewerkt. U begrijpt dat dit proces in zijn geheel en zorgvuldig moet worden uitgevoerd, onder andere in overleg met binnenstadondernemers en vuilnistransporteurs (o.a. Cyclus), maar ook ten aanzien van besluitvorming.
Als onderdeel van dit pakket aan maatregelen zal op de Turfmarkt op korte termijn een lengte- en gewichtsbeperking worden ingevoerd. Begin februari is uw raad daarover nader geïnformeerd via een raadsmemo.
Aanvullende vraag A:
Op grond van welke wettelijke c.q. juridische gronden heeft u de eigenaar van de Turfmarktkerk geadviseerd c.q. opdracht verstrekt om het afvoeren van het puin beneden de gebruikelijke tonnage en snelheid te houden?
Antwoord: Bij de sloop van de Turfmarktkerk is het college geconfronteerd met een bijzondere situatie. De afvoer van het sloopafval met zwaar vrachtverkeer en de hiermee gepaard gaande intensiteit in de verkeersbewegingen, in combinatie met de locatie van het te slopen pand in een omgeving met kwetsbare
wegen en monumentale panden, maakte het gezien de omstandigheden noodzakelijk om de transportnormen aan te passen. Hiervoor is als basis gebruikt de Beleidsregel Bouwoverlast om schade en hinder als gevolg van bouw- en sloopwerkzaamheden te voorkomen. Een tijdelijke verkeersmaatregel op grond van artikel 34 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) hiertoe leek ons de meest aangewezen weg. Hiervoor is géén verkeersbesluit noodzakelijk. De facto is hiermee vooruitgelopen op een inmiddels genomen verkeersbesluit houdende het invoeren van een verbod voor
zwaar vrachtverkeer zwaarder dan 20 ton op de Turfmarkt, Naaierstraat en Achter de Vismarkt.
9. Waarom gaf het college aan de bewoners in de directe omgeving vrijdag voor het weekend het vrijblijvende advies om hun heil elders te zoeken terwijl er sprake was (zoals tijdens de rechtszitting van de kant van het college werd aangegeven) van een acuut dreigingsgevaar van een instortende
kerk?
Antwoord: Zoals het college u in de raadsmemo van eind oktober heeft laten weten, zijn de omwonenden geïnformeerd zodra we enerzijds over voldoende informatie beschikten over het reële instortingsgevaar, en anderzijds ook handelingsperspectief konden bieden. De bewoners van de zes woningen in de ‘hoogste risicozone’ zijn vrijdag 19 oktober dringend geadviseerd hun woning te verlaten. Ook de bewoners in een ruimere cirkel zijn toen (voor)geïnformeerd en ’s avonds is een informatieavond georganiseerd. Waar nodig heeft de gemeente geholpen om een alternatief onderkomen te vinden.
Om enerzijds de veiligheid van het gebied te kunnen garanderen (geen bewoners die af en toe terug naar huis gaan om iets op te halen), en anderzijds uit hoofde van de veranderende weersomstandigheden (wind),
is vervolgens op dinsdag 23 oktober besloten additioneel een noodverordening vast te stellen. Op grond van deze door de burgemeester uitgevaardigde noodverordening werd de hoogste risicozone rondom de
Turfmarktkerk, de particuliere parkeergarage onder de Clarissenhof en het achterste deel van een bedrijfspand voor iedereen afgesloten. Er is in die dagen veelvuldig met de betrokken bewoners gecommuniceerd.
Aanvullende vraag A:
Kunt u aangeven waarom voor de zes woningen in de ‘hoogste risicozone’ dringend is geadviseerd hun woning te verlaten en dat voor deze zes woningen niet direct de noodverordening is vastgesteld?
Antwoord: Nadat door de ODMH en een externe constructeur instortingsgevaar was vastgesteld, is na overleg tussen brandweer, politie, gemeente en ODMH de betrokken bewoners eerst dringend geadviseerd hun woning te verlaten. Hiervoor is bewust gekozen, waarbij in eerste instantie ook van de zelfredzaamheid van inwoners werd uitgegaan. De op dat moment rustige weersomstandigheden hebben daarbij voortdurend
een rol gespeeld in de afwegingen. Daarnaast werd ook de constructieve staat van de kerk continue gemonitord.
Vanuit de gemeente is actief contact geweest in de betreffende dagen om inwoners – waar nodig – te overreden en bij te staan om hun woningen te verlaten en ander onderkomen te vinden. Toen een paar dagen later volgens de weersverwachtingen de wind zou toenemen heeft de burgemeester op advies van de hulpdiensten besloten om alsnog een noodverordening in te stellen. Alle bewoners waren toen al vertrokken uit het aangewezen gebied; maar de verordening diende ook als zekerheid om te zorgen dat niemand het
gebied meer terug in kon.
Wij vertrouwen erop u met deze antwoorden voldoende te hebben geïnformeerd.
Burgemeester en wethouders van Gouda,
de secretaris, de burgemeester,