Vandaag las ik in het Nederlands dagblad het onderstaande commentaar. Vooral met het slot kunnen we instemmen en als eenmansfractie willen we graag ons steentje bijdragen in Ooststellingwerf. Iedere zetel doet ertoe Sjirk Kuijper Van de 37 raadszetels in Hilversumwaren er 32 voor De Grote Drie. De PvdA-fractie telde twaalf leden, CDA en VVD elk tien. De kruimels waren voor wat destijds splinterpartijtjes heetten. D66 was de grootste onder deze kleinen, met liefst twee zetels. De SP had er één, en dan waren er ook nog ‘klein links’ (PSP/CPN/PPR) en ‘klein rechts’ (GPV/SGP/RPF), met elk een zetel. Een willekeurige gemeente, dertig jaar geleden. Toen de mentaliteit van het CDA nog werd gevat in het citaat ‘We rule this country’, en de PvdA sier maakte met haar ‘wethouderssocialisme’. Lijsten met één zetel werden meewarig bejegend als getuigenispartij. Macht hadden ze niet, ze konden hooguit door deskundigheid wat invloed uitoefenen. De eerste eenpitter van GPV/SGP/RPF in Hilversum, een accountant in ruste, werd bij zijn ­afscheid door de burgemeester geprezen omdat hij twaalf jaar ‘het financiële geweten’ van de raad was. ‘De tijd van grote partijen is voorbij’,heeft PvdA-leider Lodewijk Asscher nu al een paar keer verzucht. In Hilversum, waar zijn partijgenoot Pieter Broertjes burgemeester is, zullen ze dat beamen. De PvdA haalde er vorige week 1953 stemmen. Bij de huidig opkomst nog net genoeg voor twee zetels, maar vroeger was dat de kruimelscore van ‘klein links’ of ‘klein rechts’. Als ze verstandig zijn, weten alle grote partijen van weleer dat hun vroeg of laat eenzelfde lot beschoren is. Het CDA heeft al een paar keer heel diep gezeten. D66 werd in 2006 onder leiding van Alexander Pechtold teruggeworpen op drie Kamerzetels. En elke redelijke VVD’er weet dat hun zege cold turkey voorbij kan zijn als het Rutte-effect is uitgewerkt. Des te verbazender is het, dat lokale verkiezingen door landelijke leiders toch vooral geduid worden vanuit de vraag: in hoeveel gemeenten werden of bleven wij de grootste. Nog nooit is ‘groot’ in de politiek zo betrekkelijk geweest. Niemand noemt die solitaire Amsterdamse zetel van Bij1 of ChristenUnie nu nog een ‘splinter’. Nergens wordt die ene Rotterdamse PVV’er of die enkele Haagse Islam-democraat afgeserveerd als ‘getuigenispartij’. Dat is vooruitgang: in een deugdelijke democratie is elke volksvertegenwoordiger evenveel waard, ongeacht de omvang van z’n fractie. Vooral in de voormalige machtspartijen wordt nog wel gekreund over ‘versplintering’ van de gemeenteraden, en over problemen die dat zou opleveren bij collegevorming. Maar de meest gezonde manier om een stad te besturen, is vanouds een afspiegelingscollege, waarin juist de breedte van het lokale politieke landschap zichtbaar wordt. Aan dergelijke colleges kunnen ook kleinere fracties steun verlenen, mits ze zich niet tot zelfgetuiging terugtrekken in een hoekje. ND, 26 maart 2018