Nieuws van politieke partijen over Haagse Stadspartij inzichtelijk

3 documenten

Gemeente Den Haag wil gevoelige bouwplannen voortaan geheim verklaren

Haagse Stadspartij Haagse Stadspartij 's-Gravenhage 02-09-2019 12:12

De Haagse Stadspartij is geschrokken van het plan van de gemeente Den Haag om bouwplannen van ambassades, politiebureaus, ministeries, het Koningshuis, het parlement etc. voortaan vertrouwelijk en geheim te houden. Dit maakt de partij op uit een recent gepubliceerde beleidsregel (zie bijlage).

De Beleidsregel vertrouwelijke omgevingsvergunningen Den Haag is op 24 juli 2019 gepubliceerd. Daarin staat dat omgevingsvergunningen uit veiligheidsoverwegingen geheim of vertrouwelijk kunnen worden verklaard. Dit betekent o.a. dat aanvragen voor vergunningen niet gepubliceerd worden en buurtbewoners en belangenorganisaties onwetend worden gehouden en daardoor ook geen inspraak of bezwaar kunnen uiten.

Raadslid Peter Bos heeft hier vragen over ingediend bij het college van B&W. Bos: “Ik heb hier geen enkel begrip voor. Het kan niet zo zijn dat de stad monddood wordt gemaakt als het gaat om gevoelige plannen.”

Het raadslid heeft onderstaande schriftelijke vragen ingediend.

Schriftelijke vragen: Beleidsregel vertrouwelijke omgevingsvergunningen Den Haag Indiener: Peter Bos

Datum: 28 augustus 2019

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Op 24 juli 2019 publiceerde het college de Beleidsregel vertrouwelijke omgevingsvergunningen Den Haag 2019. (Zie bijlage). Daarin wordt omschreven wanneer een omgevingsvergunning vertrouwelijk, dan wel geheim, kan worden verklaard door het college. Hierover stel ik overeenkomstig artikel 30 van het Reglement van orde de volgende schriftelijke vragen:

1. Zijn er in het verleden al eerder vergunningen vertrouwelijk, danwel geheim verklaard door het college? Zo ja, welke?

2. Kan het college voorbeelden noemen van vergunningen die door publicatie hebben geleid tot veiligheidsproblemen? Zo nee, waarom niet?

Voor burgers is het belangrijk te weten wat er in de directe leefomgeving gebeurt. Bij Beschermingsniveau 3 geheimhouding blijft het hele dossier inclusief ontvangst en bekendmaking van de beschikking geheim. Dit kan betekenen dat burgers onwetend worden gehouden over nieuwe ontwikkelingen die een zware impact op hun directe omgeving kunnen hebben en daardoor geen inspraak of bezwaar kunnen indienen.

3. Is het college het met mij eens dat dit een zeer zwaar middel is? Zo nee, waarom niet?

4. Hoe zorgt het college ervoor dat de directe omgeving van een perceel of gebouw toch wordt ingelicht over aangevraagde omgevingsvergunningen, zodat zij gebruik kunnen maken van hun rechten?

5. Hoe zorgt het college ervoor dat de geheimhouding of vertrouwelijkheid van de aanvraag voor een omgevingsvergunning geen extra drempels opwerpt voor burgers die bezwaren willen uiten over de aangevraagde ontwikkeling?

6. Is het college alsnog bereid de beleidsregel aan te passen zodat ook bij beschermingsniveau 3 sprake is van publicatie van de stappen (bericht van indienen aanvraag en afgeven beschikking) en voor direct belanghebbenden inzage in de stukken en bezwaar mogelijk is? Zo nee, waarom niet?

Het college stelt dat geheimhouding van stukken alleen kan op basis van Artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob). Bescherming van algemene veiligheid wordt hier echter niet als reden voor geheimhouding genoemd.

7. Kan het college toelichten waarom bescherming van algemene veiligheid als criterium voor geheimhouding of vertrouwelijkheid wordt gebruikt?

8. Is het college het met mij eens dat de brede interpretatie van het begrip algemene veiligheid kan leiden tot willekeur? Zo nee, waarom niet?

In artikel 7 worden de criteria voor het toevoegen van percelen genoemd. Daarover de volgende vragen:

9. Wat is de reden voor de plaatsing van politiekantoren op de lijst internationale veiligheid?

10. Hoe wordt de reikwijdte van de plaatsing op de lijst bepaald? Wat betekent de plaatsing van NS stations op de lijst voor de percelen en ontwikkelingen in de omgeving van de stations? Staat de fietsenstalling, bovenbouw KJ-plein, overkapping busstation en eventuele projecten boven de sporen bijvoorbeeld ook op deze lijst?

11. Als het criterium ‘plekken waar veel mensen komen’ aanleiding is dat stations, tunnels, het ADO Stadion en World Forum op de lijst komen, hoe kijkt de gemeente dan aan tegen andere plekken waar veel mensen zich verzamelen zoals de Grote Marktstraat, de Haagse Markt, het OCC en het strand en de boulevard van Scheveningen? Geldt hier dit criterium niet?

12. Kan het college beschrijven hoe, volgens deze regels, de mogelijke vestiging van de Israëlische ambassade in een monument aan Plein 1813 zou zijn verlopen? Zou er dan sprake van het hoogste beschermingsniveau zijn geweest als deze regels toen al golden? Waren de stukken voor deze ontwikkeling dan geheim verklaard?

13. Kan het college aangeven in welke categorie een noodzakelijke omgevingsvergunning voor de vestiging van de Israëlische ambassade aan de Johan de Wittlaan valt?

14. Het college geeft aan dat het centrale register door ambtenaren actueel wordt gehouden. Echter de beleidsregel beschrijft niet hoe dit proces eruit ziet. Kan het college dit toelichten?

15. Voor hoe lang geldt de geheimhouding en/of vertrouwelijkheid?

16. Kan het college jaarlijks een lijst van de percelen en ingediende en behandelde aanvragen naar de raad sturen waaruit duidelijk blijkt welke percelen zijn afgevoerd van of toegevoegd aan de lijst? Zo nee, waarom niet?

17. Kan het college aangeven hoeveel aanvragen er onder de verschillende geheimhoudingscategorieën al zijn ingediend en hoe daarover is beschikt? Zo nee, waarom niet?

18. Kan het college maandelijks een lijst met aanvragen en beschikkingen naar de raad sturen die geheim danwel vertrouwelijk zijn verklaard? Zo nee, waarom niet?

19. Is een eventueel besluit van het college om een aanvraag of beschikking vertrouwelijk of geheim te verklaren een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit? Zo nee, waarom niet? En zo ja, hoe wordt dat dan gepubliceerd?

20. Is het college het met mij eens dat Den Haag als stad van vrede en recht naar haar inwoners transparant moet zijn over de manier waarop de internationale instellingen – waaronder ook ambassades – impact hebben op de omgeving? En dat transparantie over omgevingsvergunningen daar bijhoort? Zo nee, waarom niet?

21. Is het college bereid de beleidsregel vertrouwelijke omgevingsvergunningen Den Haag 2019 in te trekken en te komen tot een beleidsregel waarin de rechten van de inwoners van Den Haag centraal staan in plaats van de belangen van de aanvragers van vergunningen? Zo nee, waarom niet?

Peter Bos

Haagse Stadspartij stelt 59 vragen over bouwplan Vuurtorenweg

Haagse Stadspartij Haagse Stadspartij 's-Gravenhage 01-04-2019 12:39

Het voormalige kantoor van Rijkswaterstaat naast de vuurtoren van Scheveningen wordt gesloopt en vervangen door een appartementencomplex waartegen al jaren wordt geprotesteerd door buurtbewoners. De gang van zaken leidde al eerder tot veel commotie op Scheveningen en in de raad. Een tussen de bewoners en de projectontwikkelaar Kondor Wessels bereikt compromis om minder hoog te bouwen werd vorig jaar getorpedeerd door het college, waarbij de gemeenteraad werd gepasseerd. De bewoners zijn inmiddels in beroep gegaan.

Peter Bos, raadslid van de Haagse Stadspartij, legt zich niet neer bij de gang van zaken en heeft maar liefst 59 schriftelijke vragen ingediend. Peter Bos: “Uit het dossier blijkt dat de lachende derde buiten schot blijft en dat is het Rijksvastgoedbedrijf. Ik wil weten wat de rol van deze overheidsinstelling is geweest bij de dubieuze gang van zaken. Het lijkt er op dat de hoogte van de verkoopopbrengst voor het Rijk leidend is geweest, waardoor het compromis geen schijn van kans maakte.”

Verder stelt Bos vragen over tal van andere zaken zoals:

-Het ontbreken van een collegebesluit over het afwijzen van het compromis

-Het doelbewust passeren van de raad ondanks dat hier afspraken over waren gemaakt

-Het ontbreken van talloze financiële zaken en risico’s in de nota van uitgangspunten

-De financiële consequenties van het bouwplan en het compromis

-Het misleiden van de raad door onterecht te schermen met claims door het college

-De bevoegdheid van de raad bij bestemmingsplanwijzigingen

Peter Bos: “Het is schandelijk hoe het college en het Rijk in deze kwestie hebben gehandeld. Maar ook de gemeenteraad moet hier van leren. De meerderheid van de raad heeft zich in de luren laten leggen door een valse voorstelling van zaken m.b.t. eventuele claims en kosten. De raad is het hoogste orgaan en heeft een eigen bevoegdheid als het gaat om het beoordelen van dit soort plannen. En dan zijn schadeclaims niet aan de orde.

Schriftelijke vragen: Vergunning Vuurtorenweg 35-37

Datum: 28 maart 2019

Aan de voorzitter van de gemeenteraad,

Op 29 november 2018 verleende het college van B&W een vergunning strijdig gebruik m.b.t. het plan voor Vuurtorenweg 35-37. Hierover stel ik overeenkomstig artikel 30 van het Reglement van orde de volgende schriftelijke vragen:

1. Op 15 mei 2018 besprak het college van B&W de brief van de wethouder SEZH over het bouwplan voor de Vuurtorenweg (RIS299752). Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

2. Volgens de besluitenlijst van de collegevergadering van 15 mei 2018 (RIS299916) werd de brief aangehouden. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

3. Wat was de reden van de aanhouding door het college?

4. Is het college bereid het verslag van de collegevergadering van 15 mei 2018 naar de raad te zenden? Zo nee, waarom niet?

5. Ondanks de aanhouding op 15 mei 2018 is de brief op 22 mei 2018 toch naar de Algemene Raadscommissie gezonden. In de besluitenlijsten van het college is nergens te vinden dat het college van B&W akkoord ging met de brief. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

6. Wat is de reden dat er geen collegebesluit te vinden is en de brief toch naar de raad is gestuurd?

7. Waarom worden de besluitenlijsten van het college niet naar de gemeenteraad gestuurd?

8. Is het college bereid om de besluitenlijsten voortaan naar de raad te zenden? Zo nee, waarom niet?

9. Tijdens de commissievergadering van 26 oktober 2017 van de commissie Ruimte heeft de wethouder SEZH op verzoek van de commissie toegezegd om met een raadsvoorstel te komen m.b.t. het plan voor de Vuurtorenweg. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

10. In de brief over het bouwplan van 22 mei 2018 stelt het college dat voor de herontwikkeling van het pand aan de Vuurtorenweg 35-37 geen afzonderlijke verklaring van geen bedenkingen is vereist en dat de aanvraag verder in procedure zou worden gebracht. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

11. In de brief “Evaluatie procedure verklaring van geen bedenkingen” (RIS298224) d.d. 31 oktober 2017 stelt het college dat de gemeenteraad kan afwijken van het “voorstel” van het college en om een andere afhandeling (algemeen danwel specifiek) kan verzoeken. Dit is onderdeel van de afspraken tussen raad en college die met raadsvoorstel 140 (RIS288041) zijn vastgelegd. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

12. In raadsvoorstel 140 (RIS288041) stelt het college: “Daarbij komt, dat uw raad altijd de mogelijkheid heeft om een bouwplan, dat onder de algemene verklaring van geen bedenkingen valt, toch te agenderen.” Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

13. Is het college met mij van mening dat het college door af te wijken van het verzoek van- en de toezegging aan de gemeenteraad in strijd met raadsvoorstel 140 en de afspraken met de commissie Ruimte heeft gehandeld? Zo nee, waarom niet?

14. Het college heeft m.b.t. de Vuurtorenweg slechts een vergunning strijdig gebruik verleend. Is het juist dat daardoor het vigerende bestemmingsplan niet is gewijzigd? Zo nee, waarom niet?

15. De aanvraag voor het bouwen van de appartementen aan de Vuurtorenweg moet nog worden ingediend. Is het juist dat het bouwen in strijd is met het vigerende bestemmingsplan? Zo nee, waarom niet?

16. In de beantwoording van mijn eerdere vragen over de Vuurtorenweg (RIS299829) stelde het college dat verdere aanpassing van het programma niet mogelijk is zonder financiële consequenties. Kan het college bij benadering aangeven wat de financiële consequenties zijn? Zo nee, waarom niet?

17. Op welke wijze heeft Kondor-Wessels (of andere partijen) de financiële consequenties naar voren gebracht en kan het college de correspondentie daarover aan de raad doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

18. Is het juist dat het college op 2 juni 2015 de Nota van Uitgangspunten herontwikkeling Vuurtorenweg 35-37 heeft vastgesteld? Zo nee, waarom niet?

19. Volgens dit collegebesluit maakt de Nota van Uitgangspunten ten behoeve van herontwikkeling Vuurtorenweg 35-37 deel uit van het biedboek waarmee het Rijk de verkoopprocedure zal starten. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

20. Wie betaalt de kosten voor het opstellen van deze Nota van Uitgangspunten?

21. Heeft het Rijksvastgoedbedrijf (mee)betaald aan het opstellen van deze Nota van Uitgangspunten? Zo nee, waarom niet?

22. Zijn er andere partijen die hebben meebetaald aan het opstellen van deze Nota van Uitgangspunten? Zo ja, welke?

23. In een artikel op de website van het Rijksvastgoedbedrijf (*1) wordt namens de afdeling Verhuur en Taxaties van het Rijksvastgoedbedrijf over de Vuurtorenweg het volgende gezegd: “De Nota van Uitgangspunten geeft aan binnen welke kaders de locatie kan worden herontwikkeld en biedt ruimte voor een gebouw van maximum 9000 m2. Dat is natuurlijk een enorme waardecreatie.” Verderop in het artikel: “Hoe meer onzekerheden we voor de marktpartij kunnen wegnemen, des te hoger de opbrengst van het gebouw.” Is het juist dat de hier genoemde “enorme waardecreatie” en “hogere opbrengst” ten goede komt aan het Rijk?

24. Is mijn bevinding juist dat de Nota van Uitgangspunten mede is opgesteld uit het oogpunt om waardecreatie en een hogere opbrengst voor het Rijk te genereren? Zo nee, waarom niet?

25. In hoeverre profiteert de gemeente in financiële zin van de “enorme waardecreatie”en de “hogere opbrengst”?

26. Op wie worden de gemeentelijke kosten m.b.t. het project Vuurtorenweg verhaald en voor welk bedrag?

27. Wanneer wordt door het college gekozen voor het opstellen van een Plan Uitwerkings Kader (PUK) en wanneer voor een Nota van Uitgangspunten?

28. Ten tijde van het vaststellen van de Nota van Uitgangspunten was de Verordening Beheersregels Grondexploitaties en Strategisch Bezit, gemeente Den Haag 2014 (RIS 279682) van kracht, alsmede het Uitvoeringsbesluit bij de Verordening beheersregels Grondexploitaties 2012, gemeente Den Haag. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

29. Een Nota van Uitgangspunten is volgens artikel 1.1 letter q van de verordening “een bestuurlijk document waarin de uitgangspunten van een project zijn vastgelegd.” Artikel 3.1.1 luidt: “In de projectopdracht worden doel, programma, aanpak, benodigde middelen, planning en dekkingsbronnen opgenomen om te komen tot een nota van uitgangspunten. Artikel 2.1.1 van het Uitvoeringsbesluit luidt: “De Projectopdracht wordt verstrekt door de verantwoordelijk bestuurlijk opdrachtgever (Portefeuillehouder namens het college). De dienst krijgt hiermee toestemming om de nota van uitgangspunten voor te bereiden.” Is er voor de Vuurtorenweg een projectopdracht opgesteld? Zo nee, waarom niet?

30. Artikel 2.2.4 van het Uitvoeringsbesluit luidt: “De nota van uitgangspunten bevat een haalbaarheidsanalyse. Deze haalbaarheidsanalyse bevat minimaal een indicatie van het exploitatiesaldo uitgedrukt in bandbreedtes, een risicoanalyse met inzicht in de grootste risico’s. Bovendien wordt aangegeven wat de belangrijkste beïnvloedbare factoren zijn, die vervolgens in de projectdocumentfase gedetailleerd worden uitgewerkt.” Waarom valt er in de Nota van Uitgangspunten voor de Vuurtorenweg niets te lezen over een haalbaarheidsanalyse, het exploitatiesaldo, bandbreedtes en ontbreekt een risicoanalyse?

31. Artikel 2.2.5 van het Uitvoeringsbesluit luidt: “In het geval van een negatief saldo moet er zicht zijn op financiële dekking van het negatieve saldo. De voorziene dekkingsbron dient te worden benoemd.” Is er sprake van een negatief exploitatiesaldo? Zo ja, hoe groot is dat en hoe is dat gedekt?

32. Artikel 3.3.1 van het Uitvoeringsbesluit luidt: “De uitvoering van een project start na vaststelling van het projectdocument door het college. Het college stuurt het projectdocument ter kennisname aan de desbetreffende raadscommissie(s).” Wanneer gaat dit m.b.t. de Vuurtorenweg gebeuren?

33. Artikel 3.2.2 van het Uitvoeringsbesluit luidt: “De nota van uitgangspunten wordt vastgesteld door het college. Het college stuurt de nota ter kennisname aan de desbetreffende raadscommissie.” Is het college met mij van mening dat de Nota van Uitgangspunten voor de Vuurtorenweg niet is vastgesteld door de raad, maar door het college? Zo nee, waarom niet?

34. Is het juist dat een Nota van Uitgangspunten geen privaatrechtelijke overeenkomst is? Zo nee, waarom niet?

35. Volgens het biedboek voor de Vuurtorenweg kon men zich aanmelden voor een selectieprocedure voor de verkoop. Geselecteerde deelnemers mochten vervolgens een onvoorwaardelijke en/of een voorwaardelijke bieding uitbrengen. Volgens de website van het Rijksvastgoedbedrijf (*1) is men “echt overdonderd door het animo.” Hoeveel en welke deelnemers zijn geselecteerd om een bieding uit te brengen?

36. Het Rijksvastgoedbedrijf zou volgens het biedboek bij de biedingen aandacht hebben voor een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke bieding, de hoogte van de bieding, alsmede de termijn waarbinnen de koper de eigendomsoverdracht wil laten plaatsvinden. De Vuurtorenweg werd in april 2016 gegund aan ontwikkelaar KondorWessels Vastgoed. Had Kondor Wessels het hoogste bod van alle deelnemers? Zo ja, hoe hoog was het bod?

37. Volgens de website van het Rijksvastgoedbedrijf (*2) heeft de potentiële koper, afhankelijk van de beschreven procedure, veelal de mogelijkheid om zowel een onvoorwaardelijke als een voorwaardelijke bieding uit te brengen. Door deze voorwaardelijke bieding geeft het Rijk de markt de mogelijkheid om bij herontwikkelingsobjecten een deel van het ontwikkelrisico bij het Rijksvastgoedbedrijf te laten. Volgens het Rijksvastgoedbedrijf is bij de gunning aan Kondor Wessels sprake van een verkoop onder voorwaarden. Om welke voorwaarden gaat het?

38. En welk ontwikkelrisico is bij het Rijksvastgoedbedrijf gelaten?

39. Is het juist dat als de voorwaarden niet worden vervuld de koop kan worden ontbonden? Zo nee, waarom niet?

40. Betekent dit dat het Rijk dan eigenaar blijft en een nieuwe verkoopprocedure kan starten? Zo nee, waarom niet?

41. In de beantwoording van mijn eerdere vragen over de Vuurtorenweg (RIS299829) stelde het college dat verdere aanpassing van het programma inconsequent is ten opzichte van eerder gemaakte afspraken met KondorWessels en het bepaalde in de Nota van Uitgangspunten. Welke afspraken betreft het hier en op welke datum zijn deze gemaakt?

42. En kan het college de correspondentie met Kondor Wessels daarover aan de raad doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

43. Zoals de Raad van State eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2011, in zaak nr. 201009749/1/H1), is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Is daarvan in het geval van de Vuurtorenweg sprake? Zo ja, waarom?

44. Is er in het geval van de Vuurtorenweg sprake van aan de raad toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend? Zo ja, waaruit blijkt dat?

45. Kent het college de uitspraak van de Raad van State van 6 februari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ0796)?

46. In deze uitspraak stelt de Raad van State dat de gemeenteraad beleidsvrijheid toekomt bij het besluit om al dan niet een bestemmingsplan vast te stellen. Onderschrijft het college deze stelling? Zo nee, waarom niet?

47. In deze uitspraak stelt de Raad van State dat van belang is of de gemeenteraad onvoorwaardelijke toezeggingen heeft gedaan ten behoeve van een bouwplan. Is het juist dat m.b.t. het bouwplan voor de Vuurtorenweg de raad geen onvoorwaardelijke toezeggingen heeft gedaan? Zo nee, waarom niet?

48. In deze uitspraak stelt de Raad van State dat als de gemeente met een initiatiefnemer is overeengekomen om planologische medewerking te verlenen dat dan sprake is van een inspanningsverplichting. Onderschrijft het college deze stelling? Zo nee, waarom niet?

49. In deze uitspraak stelt de Raad van State dat door het college overeengekomen planologische medewerking niet kan leiden tot een verplichting van de raad om aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening acht. Onderschrijft het college deze stelling? Zo nee, waarom niet?

50. Kent het college de uitspraak van de Raad van State van 27 juni 2012 in zaak nr. 201109458/1/R1?

51. In deze zaak had het college van burgemeester en wethouders een overeenkomst gesloten om een bouwplan mogelijk te maken. In de overeenkomst neemt de gemeente een inspanningsverplichting op zich “om de vereiste planologische medewerking te verlenen door medewerking te verlenen aan het voeren van vrijstellingsprocedures”. Daarvoor diende een bestemmingsplan te worden vastgesteld. Het al dan niet vaststellen van bestemmingsplannen is een bevoegdheid van de raad. De overeenkomst bindt hem dan ook niet. Volgens de Raad van State was slechts sprake van een inspanningsverplichting. Zijn er door het college m.b.t. de herontwikkeling van de Vuurtorenweg overeenkomsten gesloten met partijen? Zo ja, welke en zijn hierin ook inspanningsverplichtingen m.b.t. planologische medewerking opgenomen?

52. Volgens de uitspraak van de Raad van State in deze zaak kan een dergelijke overeenkomst niet leiden tot een verplichting van de raad aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening zou achten. Het aanvaarden van gebondenheid van de raad aan het leggen van de bestemming zoals in de overeenkomst voorzien, zou zich niet verdragen met de door de wetgever in artikel 3.1 van de Wro aan de raad toegekende bevoegdheid om, in het belang van een goede ruimtelijke ordening, bestemmingsplannen vast te stellen na het volgen van de daartoe in deze wet dwingend voorgeschreven en met waarborgen omklede procedure. De definitieve beslissing over de vaststelling van het bestemmingsplan kan mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gekomen feiten en belangen – ook de mogelijke belangen van derden – anders uitvallen dan door het college van burgemeester en wethouders bij het sluiten van de overeenkomst is ingeschat. Onderschrijft het college deze stelling van de Raad van State? Zo nee, waarom niet?

53. En onderschrijft het college deze stelling ook als het gaat om plannen die strijdig zijn met het bestemmingsplan en waar de raad een door de wetgever toegekende bevoegdheid heeft om hierover te beslissen? Zo nee, waarom niet?

54. Kan het college bevestigen dat het vaststellen van de Nota van Uitgangspunten door het college niet betekent dat de gemeenteraad hieraan gebonden is en juridisch verplicht is om in te stemmen met bestemmingswijzigingen die passen binnen de kaders van de Nota van Uitgangspunten? Zo nee, waarom niet?

55. Kan het college bevestigen dat projectontwikkelaars geen rechten kunnen ontlenen aan een door het college vastgestelde Nota van Uitgangspunten als het gaat om publiekrechtelijke medewerking van de gemeenteraad? Zo nee, waarom niet?

56. In de gemeenteraadsvergadering van 1 oktober 2015 zijn bij de bespreking van de nota van uitgangspunten t.b.v. de toekomstige wijziging van de bestemming van de Prinses Julianakazerne, drie moties aangenomen. Het college heeft daarop op 3 november 2015 een herziene Nota van Uitgangspunten vastgesteld. Ook deze nota van uitgangspunten was onderdeel van een zogenaamd biedboek waarmee het Rijk de verkoopprocedure van een Rijkspand wilde starten. Is dit juist? Zo nee, waarom niet?

57. Had de gemeente in dit geval toestemming nodig van het Rijk om de Nota te wijzigen? Zo nee, waarom niet?

58. Wat waren in dit geval de financiële consequenties van het wijzigen van de Nota van Uitgangspunten voor het Rijk en voor de gemeente?

59. Welke andere consequenties had het wijzigen van de Nota van Uitgangspunten in dit geval?

Peter Bos

Politiek gekonkel over herdenking slavernijverleden

Haagse Stadspartij Haagse Stadspartij GroenLinks D66 Partij voor de Vrijheid PvdA 's-Gravenhage 21-12-2018 13:25

De laatste gemeenteraadsvergadering van het jaar begon goed met diverse en vooral kleurrijke insprekers. Een krachtig begin van wat de opmaat bleek voor politiek gekonkel later op de avond. Aanleiding om te komen inspreken was de weigerachtige opstelling van het college over de herdenking en een monument voor de afschaffing van de slavernij in Den Haag ‘omdat hier geen draagvlak voor zou zijn’. Diverse insprekers namens diverse maatschappelijke organisaties onderstreepten het tegendeel. Er is zeker wel draagvlak, maar belangrijker nog: Den Haag heeft als stad een belangrijke rol gehad in de historie van de slavenhandel van Nederland, met de Ridderzaal waar de wetten voor het verwerpelijke slavernijsysteem zijn gemaakt en met het Ministerie van Koloniën. En hier is ook het besluit genomen om de slavernij af te schaffen. Juist in de stad van Recht en Vrede hoort herdenking en bevrijding van ons pijnlijke koloniale verleden een belangrijke plek te krijgen. Of anders gezegd: als er ergens in een stad in Nederland een monument voor de afschaffing van de slavernij hoort te zijn, dan is dat wel hier in Den Haag. En hoe kan het dan dat steden als Amsterdam, Tilburg en zelfs Zoetermeer dit wel hebben en Den Haag niet, zo vroegen de insprekers zich af.

De PvdA diende samen met de Haagse Stadspartij dan ook twee moties in waarmee het college om voorstellen werd gevraagd voor realisatie van zowel een monument als een herdenking. Maar GroenLinks legde daar een halfzachte motie naast waarin eerst om een draagvlakonderzoek wordt gevraagd. Zodat het college een escape kon worden geboden, en de moties van de oppositie terzijde konden worden geschoven. En zo geschiedde. Raadslid Fatima Faïd van de Haagse Stadspartij wierp de vraag nog op waarom draagvlak nodig is bij een mensenrechten kwestie als de afschaffing van de slavernij, maar wethouder Guernaoui. wilde hier niet op in gaan. Pijnlijk duidelijk werd dat voor dit college eigen politieke belangen zwaarder wegen. En de diverse stad na het kinderpardon, roetveegpieten en migratie museum van progressieve partijen als GroenLinks en D66 in het college niet veel te verwachten heeft. Collegepartij Groep de Mos wilde helemaal niets weten van een slavernijmonument en herdenking en stemde zelfs (samen met de PVV) tegen de onderzoeksmotie die wel door een meerderheid werd aangenomen. Fatima Faïd: “Er is weliswaar een stapje gezet, maar op deze manier is er nog een lange weg te gaan.”

Zie je content die volgens jou niet op deze site hoort? Check onze disclaimer.