Nieuws van GroenLinks in Amersfoort inzichtelijk

841 documenten

Astrid Janssen: overwegingen en zoektocht biomassacentrales | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 23-05-2020 00:00

'Ze heeft getekend bij het kruisje', stond in de tweet. Het ging over biomassacentrales. De tweet raakte me, omdat er achteloosheid uit sprak, desinteresse. Dus ik belde de twitteraar in kwestie en we hadden een goed gesprek. Hij begreep dat er geen sprake was van achteloosheid of desinteresse. En ik leerde dat ik nog meer de overwegingen kan delen, zodat mensen de zoektocht mee kunnen maken. Dus bij deze.

Het gesprek ging over de vestiging van twee biomassacentrales in Amersfoort. Die hebben een vergunning gekregen begin maart 2018, dus net voor de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen. En eenmaal vergund, kun je dat niet zomaar intrekken.Stel je voor dat je een bouwvergunning hebt voor een uitbreiding van je woning en net voordat je start, trekt de gemeente zomaar de vergunning in. Dan ga je naar de rechter en krijg je de vergunning weer terug.

Maar hadden we dan niet het warmtebedrijf kunnen uitkopen?

Het warmtebedrijf was in gesprek met klanten en had inmiddels een SDE-subsidie van een paar miljoen euro. Hadden we die weg gekozen, dan was er in één keer een groot gat geslagen in het gemeentelijke budget voor duurzaamheid voor de komende jaren. En het had geen enkel positief effect gehad, ons geen stap dichter bij een oplossing voor de energietransitie gebracht. Die optie viel dus ook vrij snel af.

Wat dan wel?

Juridisch heeft de gemeente vrij weinig te maken met warmtecentrales, dat is zo geregeld in de warmtewet. Dus extra eisen zijn lastig te stellen. Daarom zijn we gaan kijken welke mogelijkheden er wel zijn. Die hebben we gevonden in het samenwerken met het warmtebedrijf.

Zonder samenwerking tussen warmtebedrijf en gemeente, zouden waarschijnlijk vooral bedrijven en woningen van de woningcorporaties aangesloten zijn op het warmtenet. Nu we bezien of het mogelijk is om een hele woonwijk aan te sluiten, hebben we als gemeente een onderhandelingspositie.

Dus hebben we ingezet op het tegengaan van de drie grootste nadelen van biomassa: de herkomst van de brandstof, de uitstoot uit de schoorstenen en de tijdelijkheid van deze oplossing. Over deze drie factoren is lang gepraat met het warmtebedrijf en hebben we goede afspraken gemaakt. Afspraken die het mogelijk maken om de stap naar aardwarmte te zetten, die ervoor zorgen dat het alleen om resthout gaat dat geen andere functie meer heeft en afspraken over het publiceren van de uitstoot, die ook nog ver onder het wettelijk maximum moet liggen.

Daarnaast, en dat is tamelijk uniek in Nederland, hebben we afspraken gemaakt over vertegenwoordiging van afnemers van het warmtenet als een klantenraad en over financiële participatie van klanten. Zo kunnen we wel de stap naar verduurzaming zetten, terwijl we de nadelen van biomassa zoveel mogelijk voorkomen.

De discussies over biomassa zijn nuttig omdat ze helpen om de nadelen goed in beeld te brengen. En publieke druk helpt ook om de afspraken de goede kant op te krijgen. Maar de energietransitie stilleggen omdat er nadelen aan de oplossingen zitten, gaat niet helpen. We komen er geen stap verder mee en de tijd tikt weg.

Waren we twintig of dertig jaar geleden begonnen aan het afscheid nemen van fossiele energie, dan hadden we nu minder haast. En dan hadden we meer mogelijkheden gehad om duurzame en betaalbare manieren te vinden om onze woningen te verwarmen. Maar die tijd ligt achter ons en we moeten het doen vanuit de situatie die er nu is.

Er zijn nu geen eenvoudige oplossingen meer. En dat vraagt om keuzes maken en oog hebben voor alle nadelen die elk van die keuzes heeft. En dat is precies, waar ik elke dag mijn best voor doe.

Astrid Janssen

Digitale Media Manager gezocht! | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 23-05-2020 00:00

GroenLinks groeit, ook in Amersfoort. Wil jij je inzetten voor GroenLinks Amersfoort, een afdeling van bijna 500 leden, met een gemeenteraadsfractie van zes raadsleden en twee wethouders in het college? Heb je lol in digitale media en zou je het een uitdaging vinden om onze beweging te helpen groeien via deze kanalen? Dan zoeken wij jou!

Vacature Digitale Media Manager (DMM)

De digitale media manager vormt samen met het bestuurslid communicatie en de fractiemedewerker het team dat de communicatie vanuit GroenLinks Amersfoort vormgeeft. Je bent actief in de publiciteit van zowel de raadsfractie als de lokale afdeling. Met jouw werk ondersteun jij de permanente zichtbaarheid van onze partij in Amersfoort. Ook tijdens de verkiezingscampagnes speel jij een belangrijke rol. Dat geldt zowel tijdens de landelijke campagne (in 2021) als in de volgende lokale verkiezingsstrijd (2022).

GroenLinks investeert in onze DMM’ers. Je maakt deel uit van een groot team van DMM’s uit vele GroenLinks-afdelingen in het land. Het DMM-netwerk wordt geïnspireerd en geschoold door het landelijke campagneteam. Zo bouw je zelf een mooi netwerk op, leer je voortdurend bij over digitale mogelijkheden en digitale campagnevoering en vorm je samen met de andere DMM’ers het hart van de GroenLinks-campagne.

Wat zijn jouw taken? Beheer van onze accounts op Facebook, Instagram, Youtube en Twitter, samen met de fractiemedewerker; Inhoud creëren voor de online kanalen, inclusief de website; Schrijven en vormgeven van mailings en nieuwsbrieven; Voeren van de (eind)redactie over wat wanneer en waar online verschijnt; Contact onderhouden met fractie, bestuur en campagneteam van de afdeling en het Landelijk Bureau Wat bieden wij jou? Je maakt deel uit van een gemotiveerde club mensen die hard werkt aan een groener en socialer Amersfoort; Ruimte om je (verder) te ontwikkelen en ervaring op te doen in communicatie en digitale campagnes; Scholing door het landelijk campagneteam. Een kijkje in de keuken van het politieke bedrijf, zowel lokaal als landelijk. Procedure

Zie jij jezelf als het digitale gezicht van GroenLinks in Amersfoort? Dan ontvangen wij graag jouw brief en cv. Reacties kunnen tot en met 15 juni 2020 gestuurd worden naar fractie@groenlinksamersfoort.nl. Reacties worden vertrouwelijk behandeld. Na een gesprek met (een deel van) de fractie en het bestuur besluiten wij over jouw benoeming. Wil je meer informatie over deze functie? Neem dan contact op met onze fractievoorzitter Dillian Hos (db.hos@amersfoort.nl)

Bestrijden eikenprocessierups: dilemma's en mogelijkheden | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 23-05-2020 00:00

Begin deze maand heeft de gemeente in Amersfoort met Xentari tegen eikenprocessierupsen laten sproeien, omdat de overlast van de rupsen vorig jaar te groot was. Wij zijn en blijven hier kritisch over. Tanika Scherbinski schetst dilemma’s en keuzes bij de bestrijding van de rupsenoverlast en vertelt over het inzetten van natuurlijke vijanden in plaats van besproeien.

De enorm toegenomen populatie eikenprocessierupsen zorgde in 2019 wekenlang in veel wijken voor grote problemen. Het wegzuigen liet soms lang op zich wachten; ronddwarrelend haren veroorzaakten bij veel mensen en dieren klachten en leidden soms zelfs tot acute gezondheidsklachten door allergische reacties.

“Eind vorig jaar zijn we in de gemeenteraad geïnformeerd over de evaluatie van het bestrijden van de rupsen in 2019. We kregen te horen dat we in 2020 weer minstens zoveel rupsen kunnen verwachten en daarom besloot de gemeente om de rupsen in sommige gebieden te gaan bestrijden met Xentari, een biologisch preparaat dat de rupsen doodt. Wij zijn hier vanaf het begin kritisch op geweest, omdat dit schadelijk is voor alle soorten rupsen. Liever zien wij bestrijding met natuurlijke vijanden.”

Proef met natuurlijke vijanden

Op drie locaties in Amersfoort doet de gemeente nu proeven met het bestrijden van eikenprocessierupsen door het inzetten van natuurlijke vijanden. “Veel andere gemeentes zijn hier ook mee bezig. Door biodiversiteit binnen de stad te vergroten, kunnen er meer natuurlijke vijanden, zoals koolmezen, sluipwespen en vleermuizen, komen om de rupsen te bestrijden. Waar dat onvoldoende blijkt, moeten we de rupsen alsnog wegzuigen.”

“Wij willen dat er meer wordt ingezet op de natuurlijke vijanden. De resultaten van de proef in Amersfoort en andere gemeentes zijn dan ook zeer belangrijk voor ons. Wij zien Xentari niet als oplossing voor de eikenprocessierups en zullen dit ook blijven zeggen.”

Vraagtekens bij uitvoering besproeien

Daarnaast zet Scherbinski ook vraagtegens bij de uitvoering van het sproeien, door verhalen die hierover binnenkomen. “Dit zullen wij zeker meenemen bij de volgende evaluatie.”

Doe het zelf in eigen tuin

Tot slot: je kunt thuis ook zelf bijdragen aan de bestrijding van eikenprocessierupsen door nestkastjes voor vogels en vleermuizen op te hangen en door je tuin groen en bio divers in te richten. Op deze manier maak je je leefomgeving uitnodigend voor de natuurlijke vijanden van de rupsen.  

Visie op sociaal domein - in tijden van crisis én daarna | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 20-05-2020 00:00

Tijdens de coronacrisis zien we een enorme onderlinge solidariteit en verbondenheid in de stad. Buren die elkaar helpen, nieuwe initiatieven om zoveel mogelijk de sociale gevolgen van deze crisis op te vangen. Wij zien daarin veel kansen en vinden het belangrijk deze energie met elkaar vast te houden, ook voor de langere termijn. Daarvoor is het wel van belang dat we de bestaanszekerheid van mensen kunnen garanderen. Want alleen dan heb je de ruimte om naar een ander om te zien.

In de gemeenteraad bespreken we wekelijks de impact van de coronacrisis, met steeds een specifiek onderwerp uitgelicht. Dinsdag was het sociaal domein aan de beurt. Raadslid Bram Leeuwenkamp deelt hieronder zijn visie op dit thema. We vinden het belangrijk om jullie hierin mee te nemen en uiteraard nodigen wij je van harte uit om met ons mee te denken.

 

De coronacrisis toont aan hoe belangrijk sterke sociale voorzieningen zijn. Het belang van een sociale stad is nu groter dan ooit. Als GroenLinks willen we daarom dat het college blijft investeren in de zorg, het onderwijs en de bestrijding van armoede. De coronacrisis laat goed zien wat de waarde van de mensen in de publieke sector is. Terecht noemen we deze beroepen ‘vitaal’.

Bestaanszekerheid

 Veel mensen zijn nu onzeker over de toekomst. Naast een gezondheidscrisis heeft deze pandemie ook een groot effect op onze economie en werkgelegenheid. Van de ene op de andere dag zijn veel ondernemers, zzp’ers, flexwerkers en mensen uit de culturele sector zonder werk komen te zitten. Het Rijk heeft hiervoor verschillende financiële regelingen getroffen. Maar hoe langer deze crisis duurt, hoe meer de bestaanszekerheid bij veel mensen onder druk komt te staan.

Neem Lisa,  werkzaam als zzp’er in de evenementensector. Door de coronamaatregelen zijn vrijwel al haar opdrachten voor dit jaar afgezegd. Lisa kan tot juni gebruikmaken van de tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers. Na deze periode komt de regering waarschijnlijk met een nieuw pakket aan financiële regelingen, maar met strengere voorwaarden, zoals de partnertoets en het risico dat mensen toch tussen wal en schip terecht komen. Bovendien is er nog geen zicht op versoepeling van de maatregelen  voor de evenementensector, de financiële situatie van Lisa is dus behoorlijk onzeker. Alle vaste lasten die zij heeft, lopen gewoon door. Zoals veel zzp’ers heeft zij een kleine buffer opgebouwd, maar eind van de maand raakt deze ook op.

En zo zijn er in Amersfoort veel mensen die zich in soortgelijke, uiterst onzekere situaties bevinden. Want hoe lang blijft deze situatie nog zo? Waar kunnen mensen als Lisa nu nog aan de slag? Wij vinden het noodzakelijk dat we mensen zo snel mogelijk perspectief kunnen bieden en zien zeker mogelijkheden. Het gekke aan deze crisis is namelijk dat er ook sectoren zijn waar nog voldoende werk is te vinden, zoals in de zorg of bij distributiecentra.

Om ervoor te zorgen dat mensen die nu geen werk meer hebben zo snel mogelijk weer aan de slag kunnen komen, willen wij dat de gemeente intensief gaat samenwerken met het UWV, uitzendorganisaties, vakbonden en werkgeversorganisaties om via een werkcentrum mensen zo snel mogelijk aan nieuw werk te helpen. De samenwerking met werkgevers en uitzendbranche is belangrijk: zij weten als geen ander op welke plekken werk is te vinden. Zo kunnen we mensen die nu zonder werk en inkomen zitten snel naar ander werk toeleiden.

Economie versus brede welvaart, een ander economisch model

Als het gaat om bestaanszekerheid kunnen we lessen uit deze crisis trekken. Want deze crisis laat zien dat de economie van onze stad kwetsbaar is en conjunctuurgevoelig. De doorgeslagen flexibilisering van de arbeidsmarkt, in combinatie met verouderd denken in modellen die alleen economische groei of krimp als waarden hebben, dat is niet meer van nu. Het is hoog tijd voor een landelijke, collectieve regeling die voor alle werkenden het risico op werkloosheid afdekt en bestaanszekerheid garandeert. Ongeacht je contractvorm en dus ook voor zzp’ers.

We zullen ook binnen Amersfoort de omslag moeten maken naar een ander economisch model, waarbij we de economie niet  alleen maar vanuit ‘krimp en groei’ bekijken. Daarom pleiten wij voor het invoeren van een model dat de brede welvaart van Amersfoorters monitort. Bij brede welvaart kijk je verder dan alleen naar materiële vooruitgang en economische groei. Bij brede welvaart gaat het ook om welzijn, om zaken als sociale vooruitgang, inkomensgelijkheid, vrije tijd, gezondheid, onderwijs en een goede kwaliteit van de leefomgeving.

Inclusieve samenleving

Als GroenLinks zetten wij ons altijd in voor een inclusieve samenleving: wij willen dat Amersfoort een stad is waarin iedereen mee doet. Door de coronacrisis zijn voor sommigen de drempels echter nog hoger geworden. Denk aan mensen met een grotere kans om ernstig ziek te worden door het coronavirus, mensen op leeftijd of met een aandoening, die tot de risicogroepen behoren. Neem bijvoorbeeld Said, leraar op een basisschool met een chronische longaandoening. Voor hem kan een besmetting met het virus dodelijk zijn. De afgelopen maanden gaf hij zijn klas online les. Nu de basisscholen weer zijn geopend, is het voor hem een stuk lastiger om zijn werk te kunnen doen. En denk aan ouderen: de eenzaamheid die al speelde, wordt nu nog problematischer.

Onder het motto ‘niet over ons zonder ons’ zullen wij het college vragen met vertegenwoordigers van deze groepen in gesprek te gaan over wat zij nodig hebben om goed deel te kunnen blijven nemen aan de samenleving.

Zorg en ondersteuning in een 1,5 meter samenleving

De afgelopen tijd is er door zorgprofessionals van de wijkteams, WMO, Jeugdhulp en InDeBuurt033 enorm veel creativiteit aangeboord om het werk zoveel mogelijk te laten doorgaan. Door bijvoorbeeld ambulante ondersteuning telefonisch of via beeldbellen aan te bieden. Zelfs de dagbesteding ging digitaal door. Voor sommige mensen, bijvoorbeeld als er sprake is van multi-problematiek, is dit niet voldoende. De waarde van fysieke ontmoetingen in de zorg is overduidelijk gebleken. Nu komen we in een volgende fase van de crisis. We zullen ons moeten instellen op een anderhalve-meter-samenleving. Dat betekent dat we goed moeten nadenken over hoe we willen dat de zorg en ondersteuning voor onze inwoners eruit komt te zien. Daarvoor zijn voldoende fysieke plekken nodig om ontmoetingen te kunnen realiseren. Ook in de openbare ruimte. Zo kunnen we eenzaamheid bestrijden en hulp bieden aan inwoners die hard worden geraakt door deze crisis.

Meer bewegingsruimte fietsers en voetgangers | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks D66 PvdA Amersfoort 19-05-2020 00:00

Het dagelijks leven komt langzaam weer op gang. Dat betekent meer mensen op straat, meer fietsers en voetgangers die ook de ruimte moeten hebben om anderhalve meter afstand te houden. Dat lukt niet overal. Daarom hebben we samen met D66 en PvdA een motie ingediend om te onderzoeken waar in Amersfoort knelpunten optreden voor fietsers en voetgangers en welke maatregelen we snel kunnen nemen, zodat iedereen volgens de RIVM-richtlijnen aan het verkeer kan deelnemen

Met het versoepelen van de coronamaatregelen komen er meer mensen op straat, zoals scholieren en studenten, mensen die toch weer naar kantoor gaan. Het openbaar vervoer heeft voorlopig een beperkte capaciteit en niet iedereen beschikt over een auto als alternatief. Meer mensen zijn aangewezen om op de fiets te gaan of te lopen. Ook fietsers en voetgangers moeten daarbij anderhalve meter afstand houden van elkaar, en dat is lastig op smalle of drukke en volle fiets- en voetpaden.

 

Leren van lichtpuntjes in coronacrisis | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 19-05-2020 00:00

Wekelijks bespreken we in de raad de impact van de coronacrisis. Dillian Hos sprak deze dinsdag tijdens de derde algemene ronde en Bram Leeuwenkamp bij de ronde over het sociaal domein. Er zijn veel vragen of het hier en nu. Wij willen ook graag een blik vooruit werpen en het gesprek over de toekomst van de stad aangaan.

 

"Wat kunnen we leren van deze situatie? Wat zijn de lichtpuntjes die we zien en kunnen we die vasthouden? Hoe willen wij hier met onze stad uit komen? Gaan we terug naar hoe het was – als dat al kan? Of grijpen we deze crisis juist ook aan om verbeteringen te weeg te brengen," zei Dillian Hos. Ze is ontzettend blij met de oproep van de premier aan kinderen en jongeren, om zich te roeren en met ideeën te komen.

"Het is aan ons, lokale politici, om het mogelijk te maken dat deze ideeën worden gehoord. Ik wil graag verkennen hoe we met elkaar in gesprek kunnen gaan over de toekomst, " aldus Hos, die hierover veel bijval kreeg van andere fracties.

"Een crisis is een moment dat je gaat redden, gaat dweilen, gaat blussen. Terecht. Maar als je door het ergste heen bent, is het ook goed tijd te nemen om te kijken: wat heeft ons geholpen om hier doorheen te komen? Welke lichtpuntjes waren er die we niet meer kwijt willen raken en die ons kunnen helpen om uiteindelijk goed uit deze tijd te komen? Hoe houden we de solidariteit en saamhorigheid vast, als het dagelijks leven weer verder op gang komt en de neiging groot is terug te keren naar de periode  van voor de crisis?"

 

"Wat ons betreft waren lichtpuntjes bijvoorbeeld de solidariteit: de ander beschermen door thuis te blijven of afstand te houden. De saamhorigheid, als je kijkt naar alle initiatieven die er zijn om voor elkaar te zorgen, om samen de tijd goed door te komen en elkaar weer perspectief te bieden. Ik denk bijvoorbeeld aan al die sportactiviteiten die sportverenigingen nu organiseren, ook voor kinderen en volwassenen die geen lid zijn. Je kunt er gewoon heen. Iedereen mag meedoen."

Schoner, stiller en ons welzijn

Een ander lichtpuntje is dat we opnieuw ervaren hoe fijn het is om de ruimte te hebben, om schone lucht in te ademen. Dat het ook letterlijk stiller is op straat. We waarderen het opnieuw dat we kunnen wandelen in het groen dat we hebben, dat we kunnen fietsen voor ontspanning.

"Laten we vasthouden hoe belangrijk dit alles is voor ons welbevinden, voor ons welzijn. Daar gaat het om: prettig samenleven in een groene en gezonde stad. Dat is een andere vorm van welvaart dan de economische welvaart waarover het zo vaak gaat en die nu zo onder druk is gekomen."

Sociale exitstrategie

"Hiermee zeg ik niet dat economische welvaart niet belangrijk is. Bestaanszekerheid, financiële stabiliteit, een dak boven je hoofd, weten dat je volgende week de boodschappen nog kunt betalen, dat is uiteraard essentieel. Deze crisis laat zien dat sommige groepen daarin extra kwetsbaar zijn. Flexibiliteit op de arbeidsmarkt klinkt positief, maar in deze tijden betekent het dat veel mensen afhankelijk zijn van een steunregeling en moeten oppassen niet in de schulden te raken. Hoe kunnen wij er in Amersfoort voor zorgen dat mensen die nu gebruik maken van regelingen weer perpectief krijgen? Wij noemden het eerder een ‘sociale exitstrategie’, daar gaat ons raadslid Bram Leeuwenkamp verder op in."

We weten ook dat er nog veel op ons pad zal komen. Een recessie, die wordt voorspeld. Een klimaatcrisis, als we niet blijven investeren in duurzaamheid. Om dit goed aan te kunnen, hebben we een stevig fundament nodig in onze stad.

Filmpje! Onze visie op de groei van Amersfoort | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 29-04-2020 00:00

De woningnood in Amersfoort is een groot en urgent maatschappelijk probleem. In dit filmpje nemen we jullie graag mee in onze visie hierop, en op de groei van de stad als geheel. Leden die vorige week aanwezig waren tijdens onze Zoom- ALV zagen de film al. Met hen spraken we onder meer in groepjes over verschillende visies op woningbouw in de toekomst en dat leidde tot vruchtbare input. Ook reageren? Laat van je horen!

 

/r/107c9cbb626b4fa7ea24b02ff54942dc?url=http%3A%2F%2Famersfoort.groenlinks.nl%2Fnieuws%2Ffilmpje-onze-visie-op-de-groei-van-amersfoort-0&id=4007e9e57613737a6235bc71378e1eb2242c6abb YouTube video
/r/107c9cbb626b4fa7ea24b02ff54942dc?url=http%3A%2F%2Famersfoort.groenlinks.nl%2Fnieuws%2Ffilmpje-onze-visie-op-de-groei-van-amersfoort-0&id=4007e9e57613737a6235bc71378e1eb2242c6abb YouTube video

Meer openbare buitenruimte | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 23-04-2020 00:00

Door de maatregelen rond het coronavirus is er minder verkeer in de stad en tegelijkertijd hebben veel bewoners de behoefte om naar buiten te kunnen, zeker met dit mooie weer en de zomer die eraan komt. Wij stellen daarom voor om extra openbare ruimte voor inwoners te creëren. Voor kinderen om buiten te spelen en ook voor wandelaars, fietsers, sporters en bewoners die zelf niet over voldoende buitenruimte beschikken.

Dat kan volgens ons door straten voor autoverkeer af te sluiten en bijvoorbeeld parkeerterreinen van bedrijven tijdelijk voor bewoners toegankelijk te maken. We trekken hierbij graag samen op met bewonersinitiatieven en vragen het college om concrete mogelijkheden te onderzoeken om dit in gang te zetten.

 

 

Instructies ALV Zoom 23 april | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 22-04-2020 00:00

Beste leden, Hieronder vindt u drie korte filmpjes met uitleg en korte instructie over onze online ALV van donderdag 23 april.

 

Onze GroenLinkse visie op de groei van de stad | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 03-04-2020 00:00

De woningnood in Amersfoort is groot. Vriend en vijand zijn het er over eens dat dit een urgent maatschappelijk probleem is. De gemeente heeft daarom in 2019 mede op ons initiatief het ‘Deltaplan Wonen’ opgesteld. Hierin is onder meer vastgelegd dat we tot 2030 jaarlijkse ca. 1000 nieuwe woningen moeten bijbouwen. Dat gebeurt zoveel mogelijk binnen de bestaande stadsgrenzen. Aan deze inbreiding zitten wel grenzen. Het mag niet ten koste gaan van het groen en de leefbaarheid in de stad en het is belangrijk dat de verbinding tussen de stad en het omliggende landschap behouden blijft.  Bovendien is de stad in 2030 niet uitgegroeid. Het moment komt daarom in beeld dat we - ook als GroenLinks - moeten gaan denken over bouwen buiten de ‘rode contouren’, zoals in Vathorst Bovenduist.

Duurzame en sociale visie op groei

Kortom, we hebben een visie nodig die antwoord geeft op de vraag hoe we om willen gaan met de groei van de stad. Amersfoort is een prettige, leefbare en inclusieve stad waarin plek is voor iedereen. En dat willen we graag zo houden. Tegelijkertijd komen er veel nieuwe uitdagingen op ons af. Bijvoorbeeld op het gebied van biodiversiteit, duurzaamheid, klimaatadaptatie, energieneutraal bouwen en nieuwe vormen van mobiliteit en ook op sociaal gebied, zoals de betaalbaarheid van woningen, het tegen gaan van segregatie, de vergrijzing van de samenleving en veranderingen in de zorg. Dit zijn typische ‘GroenLinks-thema’s’ en in die zin hebben we als partij de tijdsgeest mee. We kunnen (of moeten dus eigenlijk) daarom vooroplopen in de totstandkoming van een duurzame en sociale visie op de groei van de stad.

Werken aan zo’n visie zal ons als GroenLinks ook voor dilemma’s plaatsen. Onze doelen en idealen zijn immers niet altijd zonder meer te realiseren en soms zijn ze ook strijdig met elkaar. We zullen op onderdelen onze opvattingen over wat een duurzame en leefbare stad is wellicht moeten bijstellen en mogelijk lastige keuzes moeten maken. We gaan dat niet uit de weg en vinden het belangrijk om hierover met elkaar het gesprek aan te gaan. Binnen onze partij en ook daarbuiten. Dit stuk is onze aanzet tot dat gesprek.

 

De groei van de stad in historisch perspectief

Amersfoort is een stad waar veel mensen willen wonen. Onze centrale ligging dichtbij grote steden als Amsterdam en Utrecht maakt dat we voor veel mensen uit het noorden en oosten van het land de poort naar de Randstad zijn. In combinatie met de uitstekende verbindingen over zowel de weg als het spoor maakt dat Amersfoort tot één van de best bereikbare steden van het land. Onze gunstige ligging op de flank van de Utrechtse Heuvelrug in het overgangsgebied naar het weidse polderlandschap van Arkemheen-Eemland zorgt bovendien voor een zeer aantrekkelijke leefomgeving. De afgelopen jaren zijn er bovendien steeds meer mensen uit Utrecht en Amsterdam - die daar geen betaalbare woonruimte meer kunnen vinden - uitgeweken naar Amersfoort.

Geen wonder dus dat veel mensen hier willen wonen. Dat is ook terug te zien in de groei van het  inwonertal van Amersfoort sinds de Tweede Wereldoorlog. Amersfoort is in een slordige 80 jaar tijd in razend tempo uitgegroeid van een bescheiden provinciestadje met ca. 50.000 inwoners tot een stad van bijna 160.000 inwoners nu. Desondanks is Amersfoort een leefbare en aantrekkelijke stad gebleven. Een enorme prestatie, die we hebben te danken aan het lef en de visie waarmee Amersfoort deze groei heeft aangepakt: door groei te zien als een kans in plaats van een bedreiging en door vooruitstrevende architecten en stedenbouwkundigen als Ashok Bhalotra (de ontwerper van Kattenbroek) in te vliegen om de groei van de stad in goede banen te leiden.

Zo hebben we onze stad ‘smoel’ gegeven. Amersfoort heeft niet voor niets voor veel andere steden gediend als voorbeeld en inspiratiebron voor ‘hoe het ook kan’.

Natuurlijk is niet alles even succesvol uitgepakt: iedereen die Amersfoort wat beter kent, kan ook de plekken aanwijzen die - achteraf bezien - niet helemaal goed uit de verf zijn gekomen, of die soms zelfs ronduit zijn mislukt. Maar al met al is Amersfoort een stad die op een bewonderenswaardige manier is omgegaan met de groei die zij heeft doorgemaakt.     

Deze groei zal zich de komende jaren doorzetten. Ook al neemt de bevolkingsgroei landelijk gezien waarschijnlijk af, de trek naar de stad zorgt ervoor dat aantrekkelijke regio’s als Amersfoort blijven groeien. De doelstelling in het Deltaplan om tot 2030 ca. 1000 woningen per jaar bij te bouwen is ambitieus en tegelijkertijd niet eens voldoende om de grote woningnood op korte termijn op te lossen. Daarnaast blijven we ook in de periode na 2030 doorgroeien. Zeker zolang grote steden in de buurt zoals Amsterdam en Utrecht moeite houden om te voorzien in voldoende woonruimte. Zo becijferde de provincie Utrecht onlangs in de Provinciale Omgevingsvisie dat ook in de periode 2030-2040 behoefte is aan ruim 10.000 extra woningen in de regio Amersfoort.           

De vraag is dus niet zozeer of, maar vooral hoe Amersfoort de komende decennia verder gaat groeien. We hebben - net als de afgelopen 80 jaar - ook voor de komende 20 jaar lef en visie nodig om de groei van Amersfoort in goede banen te leiden en te zorgen dat Amersfoort een duurzame, inclusieve en leefbare stad blijft. Als GroenLinks willen we hierin graag het voortouw nemen. Niet voor niets riepen we in ons verkiezingsprogramma op tot ‘visie, lef en leiderschap’ voor de toekomst van Amersfoort.

Waarom überhaupt groeien?

Misschien wel de meest wezenlijke vraag die we onszelf als eerste moeten stellen, is waarom we überhaupt willen groeien. Wat GroenLinks betreft is groei zeker geen doel op zich. Als we de keuze hadden, zouden we Amersfoort liever laten zoals het is of in elk geval stoppen met bouwen als binnenstedelijk alle mogelijkheden zijn uitgeput. Maar zo simpel werkt het helaas niet. Uit de historische terugblik blijkt dat Amersfoort sinds de Tweede Wereldoorlog in min of meer hetzelfde tempo is blijven groeien (ca. 1000 woningen per jaar). En ook voor de komende 20 jaar is dat ongeveer de verwachte groei.

Wat zou het betekenen als we er desondanks voor zouden kiezen om toch niet te groeien als stad? In dat geval zal de woningnood alleen maar verder toenemen. De wachttijd voor een sociale huurwoning in Amersfoort bedraagt nu al snel zo’n 10 jaar. Als we stoppen met bouwen, zou die wachttijd alleen maar verder oplopen. Jongeren die op eigen benen willen gaan staan, zullen in Amersfoort geen plek meer vinden en gescheiden ouders zullen geen woonruimte kunnen vinden in de buurt van hun kinderen. Ook zullen mensen die uit een zorginstelling komen niet door kunnen stromen naar een reguliere woning, waardoor zij langer een schaarse (en dure) zorgplek bezet houden en ook in de zorg de wachtlijsten verder toenemen. Op dit moment zitten er bijvoorbeeld enkele tientallen jongeren in jeugdzorginstellingen die niet kunnen doorstromen naar een woning of kamer waardoor ze nu gemiddeld 6 tot 9 maanden langer binnen de instelling moeten blijven wonen.  

Ook zullen we als we stoppen met bouwen geen nieuwe vluchtelingen meer op kunnen nemen en/of het aantal mensen met een urgentieverklaring (waarmee je voorrang krijgt bij de toewijzing van een sociale huurwoning) zal nog verder toenemen, waardoor het voor mensen zonder urgentieverklaring haast onmogelijk wordt om nog geschikte woonruimte te vinden. Daarnaast ontstaat groei niet alleen door migratie vanuit buiten Amersfoort. Ook kinderen en jongeren die geboren en getogen zijn in de stad blijven graag wonen in Amersfoort. Zonder groei is deze groep niet op te vangen.  

In de particuliere huur- en koopmarkt zal ‘een slot op Amersfoort’ er vooral toe leiden dat de prijzen nog verder de pan uitrijzen. Gezinnen die samen een salaris van twee keer modaal of hoger verdienen, zullen hier kunnen blijven wonen, maar voor iedereen die minder verdient, wordt Amersfoort dan onbetaalbaar. Voor politieagenten, verpleegkundigen en onderwijzers zal dit betekenen dat er voor hen op termijn geen plek meer is in deze stad (zoals dat in steden als Amsterdam nu al het geval is).

Kortom, als we Amersfoort op slot gooien en de groei een halt toe roepen, is er voor nieuwkomers, starters, jonge gezinnen, mensen die doorstromen uit een zorginstelling en mensen met een middeninkomen praktisch geen plek meer. Dan worden we een stad waar alleen nog yuppen wonen en mensen die het geluk hebben gehad een sociale huurwoning te bemachtigen. Dan verdrijven we grote groepen mensen uit de stad en dat is niet de inclusieve stad die wij als GroenLinks willen zijn.

Natuurlijk moeten we er wel voor zorgen dat als we bouwen dat we dan ook voldoende huizen bouwen voor mensen met een laag of middeninkomen. Gelukkig is dat ook precies wat we in het Deltaplan Wonen hebben afgesproken: als we nieuwe woningen bouwen in Amersfoort moeten daarvan altijd minimaal 35% sociale huurwoningen zijn en daarnaast moet minimaal 20% een middeldure woning zijn (tot ca. 1000 euro per maand). Op die manier bewaken we dat Amersfoort een juiste mix van woningen houdt, zodat er plek is en blijft voor iedereen. Maar niet bouwen is voor ons geen optie.

Inbreiden versus uitbreiden

Maar als we dan gaan bouwen, waar doen we dat dan? Een klassieke discussie bij die vraag is die van het inbreiden versus het uitbreiden: bouwen we in het weiland aan de rand van de stad of gaan we verder verdichten in de bestaande stad door gebieden te transformeren en daarbij meer hoogbouw toe te passen. De positie van GroenLinks in die discussie is altijd heel duidelijk geweest: we zetten maximaal in op inbreiding en pas als alle opties binnenstedelijk zijn uitgeput valt er met ons te praten over uitbreiding buiten de ‘rode contour’. En gelukkig is dat ook precies wat we doen in Amersfoort.

Zo transformeren we kantorenpark de Hoef-West (naast station Schothorst) naar een gemengd woon- en werkgebied. Er komen hier ca. 2500 extra woningen. Daarnaast turnen we de voormalige industriegebieden langs de Eem en het spoor (o.a. de Wagenwerkplaats, De Nieuwe Stad en de Kop van Isselt) om tot een woon- en werkgebied met ca. 3500 nieuwe woningen. Ook op verschillende meer kleinschalige plekken in de stad bouwen we nog eens ca. 3500 woningen, vaak in de vorm van hoogbouw. In totaal voegen we de komende jaren op die manier ca. 10.000 nieuwe woningen toe aan de bestaande stad.

Uitgaande van een woningbouwopgave van ca. 1000 woningen per jaar betekent dit dat we met de inbreidingsplannen die nu al in de pijplijn zitten nog zo’n 10 jaar vooruit kunnen. Zoals gezegd zal Amersfoort ook in de periode na 2030 blijven groeien. En hoewel dat nog ver weg lijkt, is dat in stedelijke ontwikkeling behoorlijk dichtbij. De ontwikkeling van een woningbouwplan van initiatief tot en met realisatie duurt gemiddeld namelijk zo’n 7 tot 12 jaar. Afgezet tegen de vierjaarlijkse periode die een gemeenteraad zit, bereidt de gemeenteraad van vandaag dus vaak besluiten voor die pas in de volgende periode of later zichtbaar worden.   

We zullen daarom nu al moeten beginnen met nadenken over de groei van de stad voor de periode na 2030. Natuurlijk kunnen we ook dan op verschillende plekken in de stad blijven inbreiden, bijvoorbeeld door verdere transformatie van bedrijventerrein de Isselt. Op dit moment werken we al aan plannen voor de transformatie van de Kop van Isselt (het gebied waar nu nog de ROVA zit, ten oosten van de Industrieweg). Als het aan GroenLinks ligt, gaan we daar na 2030 aan de westkant van de Industrieweg (het zogenaamde vak C en D van de Isselt) mee door.

Het zal ons echter niet lukken om de hele woningbouwopgave binnenstedelijk op te vangen. We zullen daarom ook moeten kijken naar gebieden buiten de stad. Vathorst Bovenduist - het gebied grenzend aan het huidige Vathorst, achter de ‘vuilnisbelt van Smink’ - is daarvoor de meest voor de hand liggende plek.

Als GroenLinks hebben we altijd gezegd dat er met ons pas te praten valt over bouwen in Bovenduist wanneer binnenstedelijk alle opties om te bouwen zijn uitgeput. En hoewel wij nog wel kansen zien om binnenstedelijk verder te verdichten, ook na 2030, moeten we goed in de gaten houden dat we niet te ver doorschieten met het inbreiden in de bestaande stad. Dat kan namelijk ten koste gaan van de leefbaarheid en het groen. Om een duurzame en toekomstbestendige stad te blijven, moeten we dus de balans bewaken tussen inbreiden en uitbreiden. Om die reden is nu wat ons betreft het moment gekomen om na te gaan denken over hoe we Bovenduist willen gaan ontwikkelen. Dat geeft ons bovendien de tijd om goed te bedenken wat we precies willen met deze nieuwe uitlegwijk. Want als we hier gaan bouwen moet het wat ons betreft wel de meest duurzame wijk van Nederland worden. Geen Vathorst 2.0 dus, maar wat dat precies betekent, zullen we met elkaar verder moeten verkennen.

Maximale binnenstedelijke verdichting vs. ruimte houden (en maken) voor groen in de stad

De beschikbaarheid van plekken om te bouwen is dus niet de enige beperking als het gaat over inbreiding binnen de bestaande stad. Er zitten ook grenzen aan de hoeveelheid woningen die we binnenstedelijk kunnen blijven toevoegen. We kunnen niet elke plek helemaal volbouwen. Zeker wanneer we veel in de hoogte bouwen (en dat doen we!), moet er ook voldoende openbare ruimte over blijven om te kunnen bewegen, recreëren en ontspannen. Juist in een stad die extra verdicht, moeten we voldoende groene ruimte openhouden voor natuur en recreatie.  

Amersfoort heeft in dit opzicht een goede uitgangspositie. We beschikken over grote groene gebieden die als groene longen de stad letterlijk en figuurlijk lucht geven. Het gaat dan bijvoorbeeld om Park Schothorst, Park Randenbroek en het Waterwingebied. Deze waardevolle groene gebieden zijn niet zonder slag of stoot ontstaan en het is wederom te danken aan het bestuurlijke lef en de stedenbouwkundige visie uit het verleden dat we nu kunnen genieten van deze prachtige gebieden. Deze moeten we koesteren en als het even kan verder versterken. De druk om meer woningen te realiseren mag er niet toe leiden dat we dit soort belangrijke gebieden aantasten. Sterker nog, hoe drukker het in de stad wordt, hoe belangrijker het is dat we deze groene longen versterken.  

Daarnaast zijn deze groene plekken niet alleen als ‘plek’ cruciaal voor de leefbaarheid in de stad. Ook het netwerk waar deze gebieden deel van uit maken is cruciaal. Bij mooi weer zoeken mensen in de stad massaal (en vaak met de auto…) de natuur op. De straten zijn dan leeg, de natuur is vol en er is een ongekende drukte in deze gebieden, die nagenoeg allemaal buiten de stad gelegen zijn. Door alles vol te bouwen in de stad ontneem je de stad de kans om dit netwerk te versterken of aan te leggen, een netwerk dat begint in de straat en doorloopt tot in het buitengebied.

Harde rode contouren versus verweving tussen stad en groen

Een lastiger dilemma is die van de harde rode contouren versus die van de minder rigoureuze overgangsgebieden tussen stad en natuur. Als GroenLinks zijn we altijd erg strikt in het handhaven van de ronde contour (de harde grens tussen bebouwing en groen aan de rand van de stad). We bouwen liever niet buiten de bestaande stad en als het dan toch moet, doen we het liever direct goed. De ruimte die we bebouwen, moeten we wat GroenLinks betreft maximaal benutten, zodat we zo zuinig mogelijk zijn op het groen rond de stad. Ons stedenbouwkundige schikbeeld is Amerika waar steden omsloten zijn door eindeloze voorsteden met grote vrijstaande huizen en enorme privétuinen, waar iedereen door de lage woningdichtheden haast per definitie is aangewezen op de auto.    

Onze strikte benadering van de rode contour kan ertoe leiden dat deze de stad als het ware als een stedelijke band omsluit. Met als risico dat we de verbinding tussen de natuur buiten de stad en het leven in de stad verbreken. Om dat te voorkomen, moet je voldoende ruimte houden om de verbinding tussen de stad en het buitengebied te behouden. Sommige steden hebben hiervoor zogenaamde ‘groene scheggen’ of ‘lobben’ aangewezen die als een soort groene corridors de stad en het groene buitengebied verbinden. De grote stadsparken van Amersfoort zoals Park Randbroek, Park Schothorst en het Waterwingebied zou je als onze groene scheggen kunnen zien.

Deze groene lobben dringen vaak door tot diep in de stad. Op die manier ontstaat een verweving tussen het groene buitengebied en de stad en is het ‘buitengebied’ voor iedereen in de stad dichtbij. Op die manier biedt de stad kwaliteit voor zowel de natuur als (de mensen in) de stad. Het landschap en de natuur wringt zich als het ware het stedelijk weefsel in, tot in de poriën van de stad. Letterlijk je voordeur uit en je waant je ‘buiten’.

Een mooi voorbeeld van een stad waarbij deze groene scheggen ook zijn toegepast, is Kopenhagen. In Kopenhagen is dit principe heilig, bij nieuwe ontwikkelingen vormt dit dan ook de leidraad. Bewust bouwen in hoge dichtheden, waarbij het landschap leidend is en waarbij de hoge dichtheden er mede voor zorgen dat het landschap ook in voldoende mate aanwezig is. De stad doet dit door middel van een gezonde en bijzondere mix van laagbouw, veel (middel)hoogbouw en een sterke verweving van de beperkte privé buitenruimte en het landschap. Het landschap als tuin! Daarnaast is de auto nooit leidend, zonder genegeerd te worden. De ruimte rondom de gebouwen dient het groen, de voetganger, de fietser en spelende kinderen en ouderen. De openbare ruimte is dan ook aantrekkelijk voor vele doelgroepen, waaronder gezinnen.

In Kopenhagen lukt om ondanks de zeer groene en open woonomgeving dichtheden te halen van ca. 50-60 woningen per hectare. Ter vergelijking: in het huidige Vathorst halen we gemiddelde dichtheden van ca. 25-30 woningen per hectare.

Een ander voorbeeld, dichter bij huis, waarin het is gelukt om de stad op een waardevolle manier te verbinden met de groene omgeving is Kerkebosch in Zeist, waar een serie lange en grote flats letterlijk de stad afsneed van de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. Om deze flats lag voorheen de harde grens van de stad. Een groot deel van de flats maakt nu plaats voor een andere invulling. In plaats van tot aan de rand van de stad alles vol te bouwen, is hier gekozen voor meer variatie, waarbij zoveel mogelijk woningen direct richting het landschap zijn gesitueerd. Een mooie mix van appartementen en grondgebonden woningen draagt bovendien bij aan een inclusief milieu, want er is ruimte voor ca 40% sociale huur.

Er is letterlijk een verbinding tussen het groen en de stad gecreëerd. Uiteindelijk kwamen er meer huizen, zijn de natuurwaarden versterkt en is er een zeer waardevolle en gewilde woonomgeving ontstaan.

Functiescheiding versus functiemenging

In het verlengde van het dilemma over de harde rode contouren versus verweving van groen en rood ligt die van functiemenging versus functiescheiding. Traditioneel kennen we in Nederland een vrij strikte scheiding van functies: wonen en werken doen we op aparte plekken, landbouw en natuur horen buiten de stad en huizen en bedrijven daarbinnen. De gedachte is logisch en dit principe heeft ons tot nu toe altijd waardevolle gebieden van hoge kwaliteit opgeleverd. Echter in deze tijd, waarin de druk op de ruimte hoog is, ontstaat een suboptimale invulling van deze ruimte en daarnaast is er ook gewoonweg niet de ruimte om alles naast elkaar te realiseren.

Neem bijvoorbeeld zonnepanelen. Om duurzame energie op te wekken zijn onder andere grote oppervlaktes aan zonnepanelen nodig. Als we die alleen aanleggen in de vorm van grote zonneweides buiten de stad, heeft dat grote impact op het landschap. Niet voor niets is de roep daarom groot om (eerst) de daken van bestaande gebouwen vol te leggen met zonnepanelen. We zullen daarom bij de aanleg van nieuwe wijken alle kansen voor de opwekking van duurzame energie maximaal moeten benutten, om te voorkomen dat we de ruimte twee keer nodig hebben.

Ditzelfde principe geldt ook voor andere ruimtelijke opgaves. Denk aan het mengen van woningen en kantoren. Waar werknemers de parkeerplekken overdag gebruiken en bewoners ‘s avonds kunnen parkeren. Zo hoeven we ze maar één keer aan te leggen en houden we ruimte over voor andere functies, zoals groen. Ook voor andere hedendaagse opgaves - zoals het tegengaan van hittestress of het voorkomen van wateroverlast - is het slimmer om hier in het ontwerp van nieuwe wijken al rekening mee te houden: natuurinclusief bouwen.  

Op die manier voorkomen we dat later aanvullende (vaak dure, complexe en niet-duurzame) maatregelen nodig zijn. Als we een en ander slim combineren, ontstaat bovendien vaak een prettigere woon- en leefomgeving. De aanwezigheid van groen draagt bij aan het beperken van hittestress en wateroverlast, vergroot tegelijkertijd de kwaliteit van het leefmilieu en zorgt voor het vergroten van de biodiversiteit. Het blijkt namelijk dat ook in stedelijke omgevingen de biodiversiteit erg hoog is. Functiemenging leidt zo tot meer kwaliteit, lagere kosten en beter gebruik van de schaarse ruimte.

Auto als ordenend principe versus de blauwgroene hoofdstructuur als ruimtelijke drager

Een ander aspect is de plek die we de auto geven. Ook hier is het voorbeeld van veel Amerikaanse steden een schrikbeeld. Pak de plattegrond van een willekeurige Amerikaanse (of Duitse) stad erbij en je ziet in één oogopslag dat de ontwerper waarschijnlijk als eerste de (auto)wegen heeft ingetekend. Daarna de woonblokken en wat overbleef, werd park.

Ook in de Nederlandse traditie van stedenbouw van de laatste jaren zien we dit fenomeen helaas vaak terug. Er wordt veel ontwerpen vanuit het autonetwerk en in de overgebleven ruimte komen de huizen. Het gevolg is dat het vervolgens puzzelen wordt om het gewenste groen goed in te passen, en dat is toch eigenlijk gek? Bovendien is het gevolg voorspelbaar: als je ontwerpt voor een auto, dan komt er een auto. Als je redeneert vanuit de gewenste kwaliteit van een gebied is dat wat ons betreft dan ook precies de omgekeerde volgorde. Voor een maximale kwaliteit en een sterke samenhang tussen stad en groen is het beter om het andersom te doen.

De kunst is dus om eerst op zoek te gaan naar aanwezige structuren met de kwaliteit om te fungeren als ruimtelijke dragers van een gebied. In een land als Nederland met z’n vele waterlopen en fijnmazige landelijke gebied met houtwallen en bomenrijen zijn dit soort groenblauwe structuren vaak de perfecte dragers voor nieuwe (woon)gebieden. Door aanwezige kwaliteiten als uitgangspunt te nemen en verder te versterken, ontstaat een waardevol openbaar gebied met veel kwaliteit en ruimte voor verschillende ruimtelijke functies (zoals natuur, recreatie en klimaatadaptatie).

Deze landschappelijke dragers vormen als het ware een het netwerk dat het groen tot aan de voordeur brengt en andersom de gebruiker of de flora en fauna het landschap in brengt. Rondom deze robuuste netwerken ontstaat vervolgens ruimte voor huizen, bedrijven en andere voorzieningen.

We moeten natuurlijk ook zorgen voor een goede ontsluiting van deze gebieden. In de eerste plaats voor fietsers en voetgangers, maar ook voor de auto. Als GroenLinks zijn we niet tegen het gebruik van de auto op zich, wel willen we af van de auto als vertrekpunt bij het ontwerpen van nieuwe (woon)wijken. Die moeten wat ons betreft in de eerste plaats perfect bereikbaar zijn met hoogwaardig openbaar vervoer en uitnodigend voor fietsers en voetgangers. De auto mag er zijn, maar met een minder dominante plek in het straatbeeld. Parkeren vindt zoveel mogelijk plaats op eigen terrein of in centrale parkeerhuizen. Door nieuwe vormen van mobiliteit, zoals deelauto’s, zal het eigen autobezit de komende jaren bovendien verder afnemen, zeker onder jongeren. Dat willen we maximaal stimuleren, zeker op plekken dichtbij OV-knooppunten zoals treinstations.

Bouwen voor de behoefte op lange termijn in plaats van de vraag op korte termijn

Vervolgens is het de vraag welk type woningen we willen bouwen en voor wie. Een eengezinswoning met eigen voor- en achtertuintje is op dit moment ongekend populair en bouwers en projectontwikkelaars verdienen hier doorgaans ook het meeste aan. 

Als je de vraag stelt “Wil je een woning met een mooie groene tuin of liever een appartementje met een klein balkon?” dan laat het antwoord zich raden. Het antwoord wordt al heel anders als  je de vraag stelt: “Woon je liever in een woning met een kleine achtertuin en beperkt openbaar groen of woon je liever in een mooi appartement, gelegen in een groene omgeving met een balkon met uitzicht en veel ruimte om te verblijven in het landschap?” Ook hier kunnen we leren van het buitenland, bijvoorbeeld van Hamburg. Daar wordt de aanleg van parken, speelvoorzieningen, maar ook scholen naar voren gehaald in de ontwikkeling (dus tegenovergesteld van Nederland), waarmee het voor gezinnen direct aantrekkelijk is om zich te vestigen op nieuwe plekken.

Wie dieper de cijfers in duikt, ziet bovendien dat Amersfoort al beschikt over een relatief groot aandeel eengezinswoningen. Dat is niet verwonderlijk. In de tijd van de grote uitleggebieden waren jonge gezinnen namelijk ook al de belangrijkste doelgroep. Tijdens onze grote groeispurt in de jaren ’80 en ’90 was Amersfoort dan ook een magneet voor jonge gezinnen. Zij streken massaal neer in wijken als Schothorst, Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland en later Vathorst.

Nu, 20 tot 30 jaar, later doet zich in deze wijken een heel ander fenomeen voor, namelijk vergrijzing. Veel kinderen zijn inmiddels het huis uit en de ouders blijven achter in een grote eengezinswoning. Onderstaand grafiekje laat deze ontwikkeling mooi zien.

De Amersfoortse bevolking vergrijst dus. Van de groei die Amersfoort de komende jaren zal doormaken, is het aandeel ouderen (zogenaamde ‘empty nesters’ en 70+’ers) maar liefst 85%.

Deze vergijzing stelt ook andere eisen aan onze woningvoorraad. Zo neemt de behoefte naar appartementen waarschijnlijk toe en zal er behoefte ontstaan naar vormen van wonen waar ruimte is voor zorg (aan huis). Door de openbare ruimte bovendien drempelloos in te richten (wat makkelijker is wanneer we niet de auto niet als uitgangspunt hanteren) wordt ook de buitenruimte levensloopbestendig. En een groene woonomgeving stimuleert senioren om deel te blijven nemen aan de samenleving. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deze doelgroep vaak graag in een ruim, onderhoudsvrij en luxe appartement wil wonen, met alle relevante voorzieningen vlakbij en bij voorkeur dicht bij het centrum of in de wijk waar men al woont. Aangezien Amersfoort relatief weinig van dit type woningen heeft, zouden we bij nieuwbouw juist hierop moeten inzetten.

De doorstroming op de woningmarkt die als logisch gevolg hiervan zal ontstaan, is waarschijnlijk ruim voldoende om te voorzien in de vraag naar traditionele eengezinswoningen. Deze doorstroming op gang brengen, is daarom cruciaal en het zou dan ook goed zijn om meer te kijken naar de woonwensen van de (toekomstige) ouderen en wat hen er van weerhoudt om die woonwensen in vervulling te brengen. We zouden juist voor deze doelgroep woningen moeten bouwen en niet alleen moeten kijken naar de vraag van actieve woningzoekenden nu. Dat neemt niet weg dat we voor een gezonde mix in nieuwe wijken natuurlijk ook woningen voor jonge gezinnen moeten bouwen. Dit zou echter minder de boventoon moeten voeren.

Hoe gaan we bouwen: duurzaam en circulair dus ruim baan voor houtbouw en modulair bouwen

Van de Belgen zeggen we weleens gekscherend dat ze met ‘een baksteen in hun maag geboren zijn’, doelend op hun enorme behoefte om een eigen woning te bezitten. Deze uitdrukking kan evengoed slaan op Nederlandse bouwbedrijven en projectontwikkelaars, als metafoor voor hun onuitroeibare neiging om vast te blijven houden aan bouwen in beton en baksteen. Er zijn tegenwoordig veel betere bouwtechnieken beschikbaar en toch blijven zij vasthouden aan traditionele bouwmethoden die vaak veel duurder, trager, arbeidsintensiever en milieuonvriendelijker zijn.

Zo zijn voor de productie van beton, staal en baksteen grote hoeveelheden grondstoffen (zoals zand, klei, grind en erts) nodig waarvoor bij de winning elders in de wereld het landschap op de kop wordt gezet. Bovendien komen bij de productie van met name beton enorme hoeveelheden CO2 vrij. Daar komt nog eens bij dat het stapelen van bakstenen en het storten van beton behoorlijk arbeidsintensief en tijdrovend is, terwijl de beschikbaarheid van voldoende bouwpersoneel een groeiend probleem is en steeds vaker de reden dat bouwprojecten vertragen of duurder uitvallen. Recent is daar nog de stikstofcrisis bijgekomen. De stikstofuitstoot van woningbouw zit ‘m vooral in de uitstoot tijdens de bouw. Met andere bouwmethoden kunnen we ook de stikstofuitstoot van woningbouw drastisch terugbrengen.

En de oplossing ligt voor het oprapen, namelijk circulair en modulair bouwen. Dat betekent in de eerste plaats dat we andere, meer duurzame en hernieuwbare materialen moeten gaan gebruiken, zoals hout. Daarnaast moeten we een groter deel van het bouwproces vooraf voorbereiden, waarbij op de bouwplaats zelf alleen nog de verschillende modules in elkaar worden gezet. Op die manier kunnen we echt duurzame woningen creëren, met veel minder verspilling van menskracht en bouwmaterialen én sneller.  Dat hoeft niet duurder te zijn (op termijn is het zelfs goedkoper) en de voorbeelden bewijzen dat deze woningen een prettiger leefklimaat opleveren dan traditionele huizen.

Waarom gebeurt dit nog niet? In de eerste plaats is de bouwsector zo ongeveer de minst innovatieve van alle bedrijfstakken. De winstmarges zijn relatief laag, onder andere doordat de faalkosten (ca. 20%) erg hoog zijn en daardoor is er weinig ruimte voor onderzoek en innovatie. Bovendien is de concurrentie - op basis van de laagste prijs - hoog en hebben bouwbedrijven nu eenmaal een bepaalde bedrijfsstructuur waarop ze de omvang en de kwaliteit van hun personeelsbestand hebben gebaseerd. Voor een individueel bouwbedrijf is het een groot risico om het roer 180 graden om te gooien.

Die omschakeling is echter wel wat er zou moeten gebeuren. En als de markt daar zelf niet toe in staat is, moeten we ze als overheid een handje helpen. Wat GroenLinks betreft wordt klimaatneutraal en circulair bouwen de norm. Als we in Amersfoort zouden besluiten een nieuwe woonwijk te bouwen, moet deze wat ons betreft het toonbeeld van duurzaamheid zijn. Om zo ons steentje bij te dragen aan een duurzame en klimaatneutrale wereld, en ook om aan anderen te laten zien hoe het ook kan. Net zoals we dat destijds bij wijken als Kattenbroek en Nieuwland hebben gedaan. Als we het met elkaar willen, kan het!

Wat betekent dit concreet voor onze inzet op een aantal actuele dossiers?

Met bovenstaande visie willen we als GroenLinks een bijdrage leveren aan de discussie over hoe we in Amersfoort om willen gaan met de groei van de stad. Voor een aantal actuele onderwerpen met betrekking tot de stedelijke ontwikkeling van Amersfoort zetten we daarom in op de volgende punten:

Langs Eem en Spoor/Kop van Isselt

Hier - dicht bij het station en de binnenstad -  kunnen en willen we maximaal verdichten, met oog voor bestaande cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten. Dit is een locatie waar we bij uitstek lef kunnen tonen waar het gaat om innovatieve vormen van mobiliteit. Wat ons betreft verlagen we hier drastisch de parkeernormen, naar het voorbeeld van de Merwedekanaalzone in Utrecht, zodat de openbare ruimte van de mensen is in plaats van voor de auto’s.    Maximaal verdichten betekent niet dat we het gebied helemaal volbouwen! Voldoende groen en een hoge kwaliteit van het openbaar gebied is juist bij het realiseren van veel woningen van groot belang. De Eem zou als drager van het gebied moeten dienen en als groene long de stad met het buitengebied moeten verbinden.

Schothorsterlaan 88 (Park Schothorst)

Park Schothorst moet als groene long behouden blijven voor de stad. De afgebrande Amforsboerderij herbouwen is oké, mits dit ook bijdraagt aan versterking van het groen. Verder handen af van het park! De herbouwde boerderij zou de ideale woonplek kunnen zijn voor bijzondere doelgroepen, zoals jongerenhuisvesting of een Knarrenhof voor ouderen   Op termijn zouden we een robuuste ecologische en recreatieve verbinding tussen Park Schothorst en de Eem moeten creëren.

Park Randenbroek en het Waterwingebied

Park Randenbroek en het Waterwingebied moeten we koesteren als groene longen van de stad We kunnen hier de verbinding tussen het groen en de omliggende woongebieden nog verder verbeteren.

Heuvelrugzone

Hier kunnen we de verbinding tussen natuur en stad verder versterken. De ecologische kwaliteit staat echter voorop en moeten we slim combineren met (beperkte) woningbouw en recreatie.

De Hoef-West

De aanwezige groenblauwe kwaliteiten kunnen we bij de transformatie van dit gebied nog beter benutten. Dat is ook nodig om de kwaliteit van het openbaar gebied te vergroten. De transformatie van de Hoef-West is een kans om de verbinding tussen het Waterwingebied en Park Schothorst te versterken.

Valleikanaal Zone

We benutten de ecologische en recreatieve kwaliteiten van de Valleikanaal Zone voor de stad nog onvoldoende. De stad lijkt nu met de rug naar het Valleikanaal gebouwd. Ontwikkelingen in de Valleikanaal Zone zouden we moeten aangrijpen om de kwaliteiten van dit gebied en de interne samenhang te versterken. De Valleikanaalzone heeft daarmee de potentie om zowel landschappelijk, als ecologisch, maar ook recreatief het stadscentrum te koppelen aan Hoogland-West en de Gelderse Vallei, een unieke kans.

Vathorst Bovenduist

Gezien de groei van Amersfoort die we verwachten, moeten we de kansen die Vathorst Bovenduist ons te bieden heeft zo goed mogelijk zien te benutten. Niet alleen op het vlak van woningbouw, maar ook op gebied van groen-blauwe netwerken en de verbinding van Amersfoort-Noord met het omringende landschap. De bouw van woningen hoeft echter niet voor 2025 te starten omdat we eerst nog volop bezig zijn met een aantal inbreidingslocaties. De tussenliggende tijd kunnen we dus benutten om een plan uit te werken om van Bovenduist de meest duurzame en landschappelijk vormgegeven wijk van Nederland te maken. Het moet voelen alsof Bovenduist deel uit maakt van het landschap.  De overgang tussen de stad en het groene ommeland is dus cruciaal. Een huidig bewoner van bijvoorbeeld Vathorst moet niet het gevoel krijgen dat door de bouw van Bovenduist, het landschap weer een stukje verder weg is komen te liggen. De betaalbaarheid van woningen staat voorop dus in lijn met het Deltaplan Wonen moet er in Bovenduist in de eerste plaats worden gebouwd voor mensen met een laag en middeninkomen De aanwezigheid van een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding is een randvoorwaarde om te kunnen starten met de ontwikkeling van Bovenduist. De wijk zelf moet dus een robuust netwerk van openbaar gebied krijgen, dat kwalitatief hoogwaardig is en veel verblijfskwaliteit biedt. Daarnaast moet zowel de gebouwde als de ongebouwde omgeving natuurinclusief zijn, biodiversiteit is een belangrijk onderdeel. Het maken van deze kwaliteit biedt de ruimte om in te zetten op (middel)hoogbouw, waarmee ook voldaan wordt aan de vraag naar woningen. Een slimme mix van woningen moet voorzien in de behoefte op lange termijn en niet alleen in de vraag op korte termijn. Dit betekent beter nadenken over de gevolgen van de vergrijzing en wat dit betekent voor het type woningen dat we realiseren. Voor Bovenduist is er de kans om na te denken over een hernieuwde rol van ‘de straat’. De afgelopen decennia wordt deze allereerst vormgegeven voor de auto, de maatvoering is hierop gericht. Andere gebruikers, maar ook groen komen later. In bovenduist zou de ‘straat’ juist onderdeel moeten worden van een netwerk van verblijfsplekken, groen en natuur. De wijk moet primair zijn ingericht op fietsers en voetgangers; we zetten maximaal in op het benutten van nieuwe vormen van mobiliteit. De auto krijgt een bescheiden plek, zo min mogelijk in het straatbeeld. Klimaatneutraal en circulair bouwen als norm: Bovenduist als hét voorbeeldproject van Nederland waar we op grote schaal klimaatneutraal bouwen.  
De groei van de stad in historisch perspectief

Amersfoort is een stad waar veel mensen willen wonen. Onze centrale ligging dichtbij grote steden als Amsterdam en Utrecht maakt dat we voor veel mensen uit het noorden en oosten van het land de poort naar de Randstad zijn. In combinatie met de uitstekende verbindingen over zowel de weg als het spoor maakt dat Amersfoort tot één van de best bereikbare steden van het land. Onze gunstige ligging op de flank van de Utrechtse Heuvelrug in het overgangsgebied naar het weidse polderlandschap van Arkemheen-Eemland zorgt bovendien voor een zeer aantrekkelijke leefomgeving. De afgelopen jaren zijn er bovendien steeds meer mensen uit Utrecht en Amsterdam - die daar geen betaalbare woonruimte meer kunnen vinden - uitgeweken naar Amersfoort.

Geen wonder dus dat veel mensen hier willen wonen. Dat is ook terug te zien in de groei van het  inwonertal van Amersfoort sinds de Tweede Wereldoorlog. Amersfoort is in een slordige 80 jaar tijd in razend tempo uitgegroeid van een bescheiden provinciestadje met ca. 50.000 inwoners tot een stad van bijna 160.000 inwoners nu. Desondanks is Amersfoort een leefbare en aantrekkelijke stad gebleven. Een enorme prestatie, die we hebben te danken aan het lef en de visie waarmee Amersfoort deze groei heeft aangepakt: door groei te zien als een kans in plaats van een bedreiging en door vooruitstrevende architecten en stedenbouwkundigen als Ashok Bhalotra (de ontwerper van Kattenbroek) in te vliegen om de groei van de stad in goede banen te leiden.

Zo hebben we onze stad ‘smoel’ gegeven. Amersfoort heeft niet voor niets voor veel andere steden gediend als voorbeeld en inspiratiebron voor ‘hoe het ook kan’.

Natuurlijk is niet alles even succesvol uitgepakt: iedereen die Amersfoort wat beter kent, kan ook de plekken aanwijzen die - achteraf bezien - niet helemaal goed uit de verf zijn gekomen, of die soms zelfs ronduit zijn mislukt. Maar al met al is Amersfoort een stad die op een bewonderenswaardige manier is omgegaan met de groei die zij heeft doorgemaakt.     

Deze groei zal zich de komende jaren doorzetten. Ook al neemt de bevolkingsgroei landelijk gezien waarschijnlijk af, de trek naar de stad zorgt ervoor dat aantrekkelijke regio’s als Amersfoort blijven groeien. De doelstelling in het Deltaplan om tot 2030 ca. 1000 woningen per jaar bij te bouwen is ambitieus en tegelijkertijd niet eens voldoende om de grote woningnood op korte termijn op te lossen. Daarnaast blijven we ook in de periode na 2030 doorgroeien. Zeker zolang grote steden in de buurt zoals Amsterdam en Utrecht moeite houden om te voorzien in voldoende woonruimte. Zo becijferde de provincie Utrecht onlangs in de Provinciale Omgevingsvisie dat ook in de periode 2030-2040 behoefte is aan ruim 10.000 extra woningen in de regio Amersfoort.           

De vraag is dus niet zozeer of, maar vooral hoe Amersfoort de komende decennia verder gaat groeien. We hebben - net als de afgelopen 80 jaar - ook voor de komende 20 jaar lef en visie nodig om de groei van Amersfoort in goede banen te leiden en te zorgen dat Amersfoort een duurzame, inclusieve en leefbare stad blijft. Als GroenLinks willen we hierin graag het voortouw nemen. Niet voor niets riepen we in ons verkiezingsprogramma op tot ‘visie, lef en leiderschap’ voor de toekomst van Amersfoort.

Waarom überhaupt groeien?

Misschien wel de meest wezenlijke vraag die we onszelf als eerste moeten stellen, is waarom we überhaupt willen groeien. Wat GroenLinks betreft is groei zeker geen doel op zich. Als we de keuze hadden, zouden we Amersfoort liever laten zoals het is of in elk geval stoppen met bouwen als binnenstedelijk alle mogelijkheden zijn uitgeput. Maar zo simpel werkt het helaas niet. Uit de historische terugblik blijkt dat Amersfoort sinds de Tweede Wereldoorlog in min of meer hetzelfde tempo is blijven groeien (ca. 1000 woningen per jaar). En ook voor de komende 20 jaar is dat ongeveer de verwachte groei.

Wat zou het betekenen als we er desondanks voor zouden kiezen om toch niet te groeien als stad? In dat geval zal de woningnood alleen maar verder toenemen. De wachttijd voor een sociale huurwoning in Amersfoort bedraagt nu al snel zo’n 10 jaar. Als we stoppen met bouwen, zou die wachttijd alleen maar verder oplopen. Jongeren die op eigen benen willen gaan staan, zullen in Amersfoort geen plek meer vinden en gescheiden ouders zullen geen woonruimte kunnen vinden in de buurt van hun kinderen. Ook zullen mensen die uit een zorginstelling komen niet door kunnen stromen naar een reguliere woning, waardoor zij langer een schaarse (en dure) zorgplek bezet houden en ook in de zorg de wachtlijsten verder toenemen. Op dit moment zitten er bijvoorbeeld enkele tientallen jongeren in jeugdzorginstellingen die niet kunnen doorstromen naar een woning of kamer waardoor ze nu gemiddeld 6 tot 9 maanden langer binnen de instelling moeten blijven wonen.  

Ook zullen we als we stoppen met bouwen geen nieuwe vluchtelingen meer op kunnen nemen en/of het aantal mensen met een urgentieverklaring (waarmee je voorrang krijgt bij de toewijzing van een sociale huurwoning) zal nog verder toenemen, waardoor het voor mensen zonder urgentieverklaring haast onmogelijk wordt om nog geschikte woonruimte te vinden. Daarnaast ontstaat groei niet alleen door migratie vanuit buiten Amersfoort. Ook kinderen en jongeren die geboren en getogen zijn in de stad blijven graag wonen in Amersfoort. Zonder groei is deze groep niet op te vangen.  

In de particuliere huur- en koopmarkt zal ‘een slot op Amersfoort’ er vooral toe leiden dat de prijzen nog verder de pan uitrijzen. Gezinnen die samen een salaris van twee keer modaal of hoger verdienen, zullen hier kunnen blijven wonen, maar voor iedereen die minder verdient, wordt Amersfoort dan onbetaalbaar. Voor politieagenten, verpleegkundigen en onderwijzers zal dit betekenen dat er voor hen op termijn geen plek meer is in deze stad (zoals dat in steden als Amsterdam nu al het geval is).

Kortom, als we Amersfoort op slot gooien en de groei een halt toe roepen, is er voor nieuwkomers, starters, jonge gezinnen, mensen die doorstromen uit een zorginstelling en mensen met een middeninkomen praktisch geen plek meer. Dan worden we een stad waar alleen nog yuppen wonen en mensen die het geluk hebben gehad een sociale huurwoning te bemachtigen. Dan verdrijven we grote groepen mensen uit de stad en dat is niet de inclusieve stad die wij als GroenLinks willen zijn.

Natuurlijk moeten we er wel voor zorgen dat als we bouwen dat we dan ook voldoende huizen bouwen voor mensen met een laag of middeninkomen. Gelukkig is dat ook precies wat we in het Deltaplan Wonen hebben afgesproken: als we nieuwe woningen bouwen in Amersfoort moeten daarvan altijd minimaal 35% sociale huurwoningen zijn en daarnaast moet minimaal 20% een middeldure woning zijn (tot ca. 1000 euro per maand). Op die manier bewaken we dat Amersfoort een juiste mix van woningen houdt, zodat er plek is en blijft voor iedereen. Maar niet bouwen is voor ons geen optie.

Inbreiden versus uitbreiden

Maar als we dan gaan bouwen, waar doen we dat dan? Een klassieke discussie bij die vraag is die van het inbreiden versus het uitbreiden: bouwen we in het weiland aan de rand van de stad of gaan we verder verdichten in de bestaande stad door gebieden te transformeren en daarbij meer hoogbouw toe te passen. De positie van GroenLinks in die discussie is altijd heel duidelijk geweest: we zetten maximaal in op inbreiding en pas als alle opties binnenstedelijk zijn uitgeput valt er met ons te praten over uitbreiding buiten de ‘rode contour’. En gelukkig is dat ook precies wat we doen in Amersfoort.

Zo transformeren we kantorenpark de Hoef-West (naast station Schothorst) naar een gemengd woon- en werkgebied. Er komen hier ca. 2500 extra woningen. Daarnaast turnen we de voormalige industriegebieden langs de Eem en het spoor (o.a. de Wagenwerkplaats, De Nieuwe Stad en de Kop van Isselt) om tot een woon- en werkgebied met ca. 3500 nieuwe woningen. Ook op verschillende meer kleinschalige plekken in de stad bouwen we nog eens ca. 3500 woningen, vaak in de vorm van hoogbouw. In totaal voegen we de komende jaren op die manier ca. 10.000 nieuwe woningen toe aan de bestaande stad.

Uitgaande van een woningbouwopgave van ca. 1000 woningen per jaar betekent dit dat we met de inbreidingsplannen die nu al in de pijplijn zitten nog zo’n 10 jaar vooruit kunnen. Zoals gezegd zal Amersfoort ook in de periode na 2030 blijven groeien. En hoewel dat nog ver weg lijkt, is dat in stedelijke ontwikkeling behoorlijk dichtbij. De ontwikkeling van een woningbouwplan van initiatief tot en met realisatie duurt gemiddeld namelijk zo’n 7 tot 12 jaar. Afgezet tegen de vierjaarlijkse periode die een gemeenteraad zit, bereidt de gemeenteraad van vandaag dus vaak besluiten voor die pas in de volgende periode of later zichtbaar worden.   

We zullen daarom nu al moeten beginnen met nadenken over de groei van de stad voor de periode na 2030. Natuurlijk kunnen we ook dan op verschillende plekken in de stad blijven inbreiden, bijvoorbeeld door verdere transformatie van bedrijventerrein de Isselt. Op dit moment werken we al aan plannen voor de transformatie van de Kop van Isselt (het gebied waar nu nog de ROVA zit, ten oosten van de Industrieweg). Als het aan GroenLinks ligt, gaan we daar na 2030 aan de westkant van de Industrieweg (het zogenaamde vak C en D van de Isselt) mee door.

Het zal ons echter niet lukken om de hele woningbouwopgave binnenstedelijk op te vangen. We zullen daarom ook moeten kijken naar gebieden buiten de stad. Vathorst Bovenduist - het gebied grenzend aan het huidige Vathorst, achter de ‘vuilnisbelt van Smink’ - is daarvoor de meest voor de hand liggende plek.

Als GroenLinks hebben we altijd gezegd dat er met ons pas te praten valt over bouwen in Bovenduist wanneer binnenstedelijk alle opties om te bouwen zijn uitgeput. En hoewel wij nog wel kansen zien om binnenstedelijk verder te verdichten, ook na 2030, moeten we goed in de gaten houden dat we niet te ver doorschieten met het inbreiden in de bestaande stad. Dat kan namelijk ten koste gaan van de leefbaarheid en het groen. Om een duurzame en toekomstbestendige stad te blijven, moeten we dus de balans bewaken tussen inbreiden en uitbreiden. Om die reden is nu wat ons betreft het moment gekomen om na te gaan denken over hoe we Bovenduist willen gaan ontwikkelen. Dat geeft ons bovendien de tijd om goed te bedenken wat we precies willen met deze nieuwe uitlegwijk. Want als we hier gaan bouwen moet het wat ons betreft wel de meest duurzame wijk van Nederland worden. Geen Vathorst 2.0 dus, maar wat dat precies betekent, zullen we met elkaar verder moeten verkennen.

Maximale binnenstedelijke verdichting vs. ruimte houden (en maken) voor groen in de stad

De beschikbaarheid van plekken om te bouwen is dus niet de enige beperking als het gaat over inbreiding binnen de bestaande stad. Er zitten ook grenzen aan de hoeveelheid woningen die we binnenstedelijk kunnen blijven toevoegen. We kunnen niet elke plek helemaal volbouwen. Zeker wanneer we veel in de hoogte bouwen (en dat doen we!), moet er ook voldoende openbare ruimte over blijven om te kunnen bewegen, recreëren en ontspannen. Juist in een stad die extra verdicht, moeten we voldoende groene ruimte openhouden voor natuur en recreatie.  

Amersfoort heeft in dit opzicht een goede uitgangspositie. We beschikken over grote groene gebieden die als groene longen de stad letterlijk en figuurlijk lucht geven. Het gaat dan bijvoorbeeld om Park Schothorst, Park Randenbroek en het Waterwingebied. Deze waardevolle groene gebieden zijn niet zonder slag of stoot ontstaan en het is wederom te danken aan het bestuurlijke lef en de stedenbouwkundige visie uit het verleden dat we nu kunnen genieten van deze prachtige gebieden. Deze moeten we koesteren en als het even kan verder versterken. De druk om meer woningen te realiseren mag er niet toe leiden dat we dit soort belangrijke gebieden aantasten. Sterker nog, hoe drukker het in de stad wordt, hoe belangrijker het is dat we deze groene longen versterken.  

Daarnaast zijn deze groene plekken niet alleen als ‘plek’ cruciaal voor de leefbaarheid in de stad. Ook het netwerk waar deze gebieden deel van uit maken is cruciaal. Bij mooi weer zoeken mensen in de stad massaal (en vaak met de auto…) de natuur op. De straten zijn dan leeg, de natuur is vol en er is een ongekende drukte in deze gebieden, die nagenoeg allemaal buiten de stad gelegen zijn. Door alles vol te bouwen in de stad ontneem je de stad de kans om dit netwerk te versterken of aan te leggen, een netwerk dat begint in de straat en doorloopt tot in het buitengebied.

Harde rode contouren versus verweving tussen stad en groen

Een lastiger dilemma is die van de harde rode contouren versus die van de minder rigoureuze overgangsgebieden tussen stad en natuur. Als GroenLinks zijn we altijd erg strikt in het handhaven van de ronde contour (de harde grens tussen bebouwing en groen aan de rand van de stad). We bouwen liever niet buiten de bestaande stad en als het dan toch moet, doen we het liever direct goed. De ruimte die we bebouwen, moeten we wat GroenLinks betreft maximaal benutten, zodat we zo zuinig mogelijk zijn op het groen rond de stad. Ons stedenbouwkundige schikbeeld is Amerika waar steden omsloten zijn door eindeloze voorsteden met grote vrijstaande huizen en enorme privétuinen, waar iedereen door de lage woningdichtheden haast per definitie is aangewezen op de auto.    

Onze strikte benadering van de rode contour kan ertoe leiden dat deze de stad als het ware als een stedelijke band omsluit. Met als risico dat we de verbinding tussen de natuur buiten de stad en het leven in de stad verbreken. Om dat te voorkomen, moet je voldoende ruimte houden om de verbinding tussen de stad en het buitengebied te behouden. Sommige steden hebben hiervoor zogenaamde ‘groene scheggen’ of ‘lobben’ aangewezen die als een soort groene corridors de stad en het groene buitengebied verbinden. De grote stadsparken van Amersfoort zoals Park Randbroek, Park Schothorst en het Waterwingebied zou je als onze groene scheggen kunnen zien.

Deze groene lobben dringen vaak door tot diep in de stad. Op die manier ontstaat een verweving tussen het groene buitengebied en de stad en is het ‘buitengebied’ voor iedereen in de stad dichtbij. Op die manier biedt de stad kwaliteit voor zowel de natuur als (de mensen in) de stad. Het landschap en de natuur wringt zich als het ware het stedelijk weefsel in, tot in de poriën van de stad. Letterlijk je voordeur uit en je waant je ‘buiten’.

Een mooi voorbeeld van een stad waarbij deze groene scheggen ook zijn toegepast, is Kopenhagen. In Kopenhagen is dit principe heilig, bij nieuwe ontwikkelingen vormt dit dan ook de leidraad. Bewust bouwen in hoge dichtheden, waarbij het landschap leidend is en waarbij de hoge dichtheden er mede voor zorgen dat het landschap ook in voldoende mate aanwezig is. De stad doet dit door middel van een gezonde en bijzondere mix van laagbouw, veel (middel)hoogbouw en een sterke verweving van de beperkte privé buitenruimte en het landschap. Het landschap als tuin! Daarnaast is de auto nooit leidend, zonder genegeerd te worden. De ruimte rondom de gebouwen dient het groen, de voetganger, de fietser en spelende kinderen en ouderen. De openbare ruimte is dan ook aantrekkelijk voor vele doelgroepen, waaronder gezinnen.

In Kopenhagen lukt om ondanks de zeer groene en open woonomgeving dichtheden te halen van ca. 50-60 woningen per hectare. Ter vergelijking: in het huidige Vathorst halen we gemiddelde dichtheden van ca. 25-30 woningen per hectare.

Een ander voorbeeld, dichter bij huis, waarin het is gelukt om de stad op een waardevolle manier te verbinden met de groene omgeving is Kerkebosch in Zeist, waar een serie lange en grote flats letterlijk de stad afsneed van de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. Om deze flats lag voorheen de harde grens van de stad. Een groot deel van de flats maakt nu plaats voor een andere invulling. In plaats van tot aan de rand van de stad alles vol te bouwen, is hier gekozen voor meer variatie, waarbij zoveel mogelijk woningen direct richting het landschap zijn gesitueerd. Een mooie mix van appartementen en grondgebonden woningen draagt bovendien bij aan een inclusief milieu, want er is ruimte voor ca 40% sociale huur.

Er is letterlijk een verbinding tussen het groen en de stad gecreëerd. Uiteindelijk kwamen er meer huizen, zijn de natuurwaarden versterkt en is er een zeer waardevolle en gewilde woonomgeving ontstaan.

Functiescheiding versus functiemenging

In het verlengde van het dilemma over de harde rode contouren versus verweving van groen en rood ligt die van functiemenging versus functiescheiding. Traditioneel kennen we in Nederland een vrij strikte scheiding van functies: wonen en werken doen we op aparte plekken, landbouw en natuur horen buiten de stad en huizen en bedrijven daarbinnen. De gedachte is logisch en dit principe heeft ons tot nu toe altijd waardevolle gebieden van hoge kwaliteit opgeleverd. Echter in deze tijd, waarin de druk op de ruimte hoog is, ontstaat een suboptimale invulling van deze ruimte en daarnaast is er ook gewoonweg niet de ruimte om alles naast elkaar te realiseren.

Neem bijvoorbeeld zonnepanelen. Om duurzame energie op te wekken zijn onder andere grote oppervlaktes aan zonnepanelen nodig. Als we die alleen aanleggen in de vorm van grote zonneweides buiten de stad, heeft dat grote impact op het landschap. Niet voor niets is de roep daarom groot om (eerst) de daken van bestaande gebouwen vol te leggen met zonnepanelen. We zullen daarom bij de aanleg van nieuwe wijken alle kansen voor de opwekking van duurzame energie maximaal moeten benutten, om te voorkomen dat we de ruimte twee keer nodig hebben.

Ditzelfde principe geldt ook voor andere ruimtelijke opgaves. Denk aan het mengen van woningen en kantoren. Waar werknemers de parkeerplekken overdag gebruiken en bewoners ‘s avonds kunnen parkeren. Zo hoeven we ze maar één keer aan te leggen en houden we ruimte over voor andere functies, zoals groen. Ook voor andere hedendaagse opgaves - zoals het tegengaan van hittestress of het voorkomen van wateroverlast - is het slimmer om hier in het ontwerp van nieuwe wijken al rekening mee te houden: natuurinclusief bouwen.  

Op die manier voorkomen we dat later aanvullende (vaak dure, complexe en niet-duurzame) maatregelen nodig zijn. Als we een en ander slim combineren, ontstaat bovendien vaak een prettigere woon- en leefomgeving. De aanwezigheid van groen draagt bij aan het beperken van hittestress en wateroverlast, vergroot tegelijkertijd de kwaliteit van het leefmilieu en zorgt voor het vergroten van de biodiversiteit. Het blijkt namelijk dat ook in stedelijke omgevingen de biodiversiteit erg hoog is. Functiemenging leidt zo tot meer kwaliteit, lagere kosten en beter gebruik van de schaarse ruimte.

Auto als ordenend principe versus de blauwgroene hoofdstructuur als ruimtelijke drager

Een ander aspect is de plek die we de auto geven. Ook hier is het voorbeeld van veel Amerikaanse steden een schrikbeeld. Pak de plattegrond van een willekeurige Amerikaanse (of Duitse) stad erbij en je ziet in één oogopslag dat de ontwerper waarschijnlijk als eerste de (auto)wegen heeft ingetekend. Daarna de woonblokken en wat overbleef, werd park.

Ook in de Nederlandse traditie van stedenbouw van de laatste jaren zien we dit fenomeen helaas vaak terug. Er wordt veel ontwerpen vanuit het autonetwerk en in de overgebleven ruimte komen de huizen. Het gevolg is dat het vervolgens puzzelen wordt om het gewenste groen goed in te passen, en dat is toch eigenlijk gek? Bovendien is het gevolg voorspelbaar: als je ontwerpt voor een auto, dan komt er een auto. Als je redeneert vanuit de gewenste kwaliteit van een gebied is dat wat ons betreft dan ook precies de omgekeerde volgorde. Voor een maximale kwaliteit en een sterke samenhang tussen stad en groen is het beter om het andersom te doen.

De kunst is dus om eerst op zoek te gaan naar aanwezige structuren met de kwaliteit om te fungeren als ruimtelijke dragers van een gebied. In een land als Nederland met z’n vele waterlopen en fijnmazige landelijke gebied met houtwallen en bomenrijen zijn dit soort groenblauwe structuren vaak de perfecte dragers voor nieuwe (woon)gebieden. Door aanwezige kwaliteiten als uitgangspunt te nemen en verder te versterken, ontstaat een waardevol openbaar gebied met veel kwaliteit en ruimte voor verschillende ruimtelijke functies (zoals natuur, recreatie en klimaatadaptatie).

Deze landschappelijke dragers vormen als het ware een het netwerk dat het groen tot aan de voordeur brengt en andersom de gebruiker of de flora en fauna het landschap in brengt. Rondom deze robuuste netwerken ontstaat vervolgens ruimte voor huizen, bedrijven en andere voorzieningen.

We moeten natuurlijk ook zorgen voor een goede ontsluiting van deze gebieden. In de eerste plaats voor fietsers en voetgangers, maar ook voor de auto. Als GroenLinks zijn we niet tegen het gebruik van de auto op zich, wel willen we af van de auto als vertrekpunt bij het ontwerpen van nieuwe (woon)wijken. Die moeten wat ons betreft in de eerste plaats perfect bereikbaar zijn met hoogwaardig openbaar vervoer en uitnodigend voor fietsers en voetgangers. De auto mag er zijn, maar met een minder dominante plek in het straatbeeld. Parkeren vindt zoveel mogelijk plaats op eigen terrein of in centrale parkeerhuizen. Door nieuwe vormen van mobiliteit, zoals deelauto’s, zal het eigen autobezit de komende jaren bovendien verder afnemen, zeker onder jongeren. Dat willen we maximaal stimuleren, zeker op plekken dichtbij OV-knooppunten zoals treinstations.

Bouwen voor de behoefte op lange termijn in plaats van de vraag op korte termijn

Vervolgens is het de vraag welk type woningen we willen bouwen en voor wie. Een eengezinswoning met eigen voor- en achtertuintje is op dit moment ongekend populair en bouwers en projectontwikkelaars verdienen hier doorgaans ook het meeste aan. 

Als je de vraag stelt “Wil je een woning met een mooie groene tuin of liever een appartementje met een klein balkon?” dan laat het antwoord zich raden. Het antwoord wordt al heel anders als  je de vraag stelt: “Woon je liever in een woning met een kleine achtertuin en beperkt openbaar groen of woon je liever in een mooi appartement, gelegen in een groene omgeving met een balkon met uitzicht en veel ruimte om te verblijven in het landschap?” Ook hier kunnen we leren van het buitenland, bijvoorbeeld van Hamburg. Daar wordt de aanleg van parken, speelvoorzieningen, maar ook scholen naar voren gehaald in de ontwikkeling (dus tegenovergesteld van Nederland), waarmee het voor gezinnen direct aantrekkelijk is om zich te vestigen op nieuwe plekken.

Wie dieper de cijfers in duikt, ziet bovendien dat Amersfoort al beschikt over een relatief groot aandeel eengezinswoningen. Dat is niet verwonderlijk. In de tijd van de grote uitleggebieden waren jonge gezinnen namelijk ook al de belangrijkste doelgroep. Tijdens onze grote groeispurt in de jaren ’80 en ’90 was Amersfoort dan ook een magneet voor jonge gezinnen. Zij streken massaal neer in wijken als Schothorst, Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland en later Vathorst.

Nu, 20 tot 30 jaar, later doet zich in deze wijken een heel ander fenomeen voor, namelijk vergrijzing. Veel kinderen zijn inmiddels het huis uit en de ouders blijven achter in een grote eengezinswoning. Onderstaand grafiekje laat deze ontwikkeling mooi zien.

De Amersfoortse bevolking vergrijst dus. Van de groei die Amersfoort de komende jaren zal doormaken, is het aandeel ouderen (zogenaamde ‘empty nesters’ en 70+’ers) maar liefst 85%.

Deze vergijzing stelt ook andere eisen aan onze woningvoorraad. Zo neemt de behoefte naar appartementen waarschijnlijk toe en zal er behoefte ontstaan naar vormen van wonen waar ruimte is voor zorg (aan huis). Door de openbare ruimte bovendien drempelloos in te richten (wat makkelijker is wanneer we niet de auto niet als uitgangspunt hanteren) wordt ook de buitenruimte levensloopbestendig. En een groene woonomgeving stimuleert senioren om deel te blijven nemen aan de samenleving. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deze doelgroep vaak graag in een ruim, onderhoudsvrij en luxe appartement wil wonen, met alle relevante voorzieningen vlakbij en bij voorkeur dicht bij het centrum of in de wijk waar men al woont. Aangezien Amersfoort relatief weinig van dit type woningen heeft, zouden we bij nieuwbouw juist hierop moeten inzetten.

De doorstroming op de woningmarkt die als logisch gevolg hiervan zal ontstaan, is waarschijnlijk ruim voldoende om te voorzien in de vraag naar traditionele eengezinswoningen. Deze doorstroming op gang brengen, is daarom cruciaal en het zou dan ook goed zijn om meer te kijken naar de woonwensen van de (toekomstige) ouderen en wat hen er van weerhoudt om die woonwensen in vervulling te brengen. We zouden juist voor deze doelgroep woningen moeten bouwen en niet alleen moeten kijken naar de vraag van actieve woningzoekenden nu. Dat neemt niet weg dat we voor een gezonde mix in nieuwe wijken natuurlijk ook woningen voor jonge gezinnen moeten bouwen. Dit zou echter minder de boventoon moeten voeren.

Hoe gaan we bouwen: duurzaam en circulair dus ruim baan voor houtbouw en modulair bouwen

Van de Belgen zeggen we weleens gekscherend dat ze met ‘een baksteen in hun maag geboren zijn’, doelend op hun enorme behoefte om een eigen woning te bezitten. Deze uitdrukking kan evengoed slaan op Nederlandse bouwbedrijven en projectontwikkelaars, als metafoor voor hun onuitroeibare neiging om vast te blijven houden aan bouwen in beton en baksteen. Er zijn tegenwoordig veel betere bouwtechnieken beschikbaar en toch blijven zij vasthouden aan traditionele bouwmethoden die vaak veel duurder, trager, arbeidsintensiever en milieuonvriendelijker zijn.

Zo zijn voor de productie van beton, staal en baksteen grote hoeveelheden grondstoffen (zoals zand, klei, grind en erts) nodig waarvoor bij de winning elders in de wereld het landschap op de kop wordt gezet. Bovendien komen bij de productie van met name beton enorme hoeveelheden CO2 vrij. Daar komt nog eens bij dat het stapelen van bakstenen en het storten van beton behoorlijk arbeidsintensief en tijdrovend is, terwijl de beschikbaarheid van voldoende bouwpersoneel een groeiend probleem is en steeds vaker de reden dat bouwprojecten vertragen of duurder uitvallen. Recent is daar nog de stikstofcrisis bijgekomen. De stikstofuitstoot van woningbouw zit ‘m vooral in de uitstoot tijdens de bouw. Met andere bouwmethoden kunnen we ook de stikstofuitstoot van woningbouw drastisch terugbrengen.

En de oplossing ligt voor het oprapen, namelijk circulair en modulair bouwen. Dat betekent in de eerste plaats dat we andere, meer duurzame en hernieuwbare materialen moeten gaan gebruiken, zoals hout. Daarnaast moeten we een groter deel van het bouwproces vooraf voorbereiden, waarbij op de bouwplaats zelf alleen nog de verschillende modules in elkaar worden gezet. Op die manier kunnen we echt duurzame woningen creëren, met veel minder verspilling van menskracht en bouwmaterialen én sneller.  Dat hoeft niet duurder te zijn (op termijn is het zelfs goedkoper) en de voorbeelden bewijzen dat deze woningen een prettiger leefklimaat opleveren dan traditionele huizen.

Waarom gebeurt dit nog niet? In de eerste plaats is de bouwsector zo ongeveer de minst innovatieve van alle bedrijfstakken. De winstmarges zijn relatief laag, onder andere doordat de faalkosten (ca. 20%) erg hoog zijn en daardoor is er weinig ruimte voor onderzoek en innovatie. Bovendien is de concurrentie - op basis van de laagste prijs - hoog en hebben bouwbedrijven nu eenmaal een bepaalde bedrijfsstructuur waarop ze de omvang en de kwaliteit van hun personeelsbestand hebben gebaseerd. Voor een individueel bouwbedrijf is het een groot risico om het roer 180 graden om te gooien.

Die omschakeling is echter wel wat er zou moeten gebeuren. En als de markt daar zelf niet toe in staat is, moeten we ze als overheid een handje helpen. Wat GroenLinks betreft wordt klimaatneutraal en circulair bouwen de norm. Als we in Amersfoort zouden besluiten een nieuwe woonwijk te bouwen, moet deze wat ons betreft het toonbeeld van duurzaamheid zijn. Om zo ons steentje bij te dragen aan een duurzame en klimaatneutrale wereld, en ook om aan anderen te laten zien hoe het ook kan. Net zoals we dat destijds bij wijken als Kattenbroek en Nieuwland hebben gedaan. Als we het met elkaar willen, kan het!

Wat betekent dit concreet voor onze inzet op een aantal actuele dossiers?

Met bovenstaande visie willen we als GroenLinks een bijdrage leveren aan de discussie over hoe we in Amersfoort om willen gaan met de groei van de stad. Voor een aantal actuele onderwerpen met betrekking tot de stedelijke ontwikkeling van Amersfoort zetten we daarom in op de volgende punten:

Langs Eem en Spoor/Kop van Isselt

Hier - dicht bij het station en de binnenstad -  kunnen en willen we maximaal verdichten, met oog voor bestaande cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten. Dit is een locatie waar we bij uitstek lef kunnen tonen waar het gaat om innovatieve vormen van mobiliteit. Wat ons betreft verlagen we hier drastisch de parkeernormen, naar het voorbeeld van de Merwedekanaalzone in Utrecht, zodat de openbare ruimte van de mensen is in plaats van voor de auto’s.    Maximaal verdichten betekent niet dat we het gebied helemaal volbouwen! Voldoende groen en een hoge kwaliteit van het openbaar gebied is juist bij het realiseren van veel woningen van groot belang. De Eem zou als drager van het gebied moeten dienen en als groene long de stad met het buitengebied moeten verbinden.

Schothorsterlaan 88 (Park Schothorst)

Park Schothorst moet als groene long behouden blijven voor de stad. De afgebrande Amforsboerderij herbouwen is oké, mits dit ook bijdraagt aan versterking van het groen. Verder handen af van het park! De herbouwde boerderij zou de ideale woonplek kunnen zijn voor bijzondere doelgroepen, zoals jongerenhuisvesting of een Knarrenhof voor ouderen   Op termijn zouden we een robuuste ecologische en recreatieve verbinding tussen Park Schothorst en de Eem moeten creëren.

Park Randenbroek en het Waterwingebied

Park Randenbroek en het Waterwingebied moeten we koesteren als groene longen van de stad We kunnen hier de verbinding tussen het groen en de omliggende woongebieden nog verder verbeteren.

Heuvelrugzone

Hier kunnen we de verbinding tussen natuur en stad verder versterken. De ecologische kwaliteit staat echter voorop en moeten we slim combineren met (beperkte) woningbouw en recreatie.

De Hoef-West

De aanwezige groenblauwe kwaliteiten kunnen we bij de transformatie van dit gebied nog beter benutten. Dat is ook nodig om de kwaliteit van het openbaar gebied te vergroten. De transformatie van de Hoef-West is een kans om de verbinding tussen het Waterwingebied en Park Schothorst te versterken.

Valleikanaal Zone

We benutten de ecologische en recreatieve kwaliteiten van de Valleikanaal Zone voor de stad nog onvoldoende. De stad lijkt nu met de rug naar het Valleikanaal gebouwd. Ontwikkelingen in de Valleikanaal Zone zouden we moeten aangrijpen om de kwaliteiten van dit gebied en de interne samenhang te versterken. De Valleikanaalzone heeft daarmee de potentie om zowel landschappelijk, als ecologisch, maar ook recreatief het stadscentrum te koppelen aan Hoogland-West en de Gelderse Vallei, een unieke kans.

Vathorst Bovenduist

Gezien de groei van Amersfoort die we verwachten, moeten we de kansen die Vathorst Bovenduist ons te bieden heeft zo goed mogelijk zien te benutten. Niet alleen op het vlak van woningbouw, maar ook op gebied van groen-blauwe netwerken en de verbinding van Amersfoort-Noord met het omringende landschap. De bouw van woningen hoeft echter niet voor 2025 te starten omdat we eerst nog volop bezig zijn met een aantal inbreidingslocaties. De tussenliggende tijd kunnen we dus benutten om een plan uit te werken om van Bovenduist de meest duurzame en landschappelijk vormgegeven wijk van Nederland te maken. Het moet voelen alsof Bovenduist deel uit maakt van het landschap.  De overgang tussen de stad en het groene ommeland is dus cruciaal. Een huidig bewoner van bijvoorbeeld Vathorst moet niet het gevoel krijgen dat door de bouw van Bovenduist, het landschap weer een stukje verder weg is komen te liggen. De betaalbaarheid van woningen staat voorop dus in lijn met het Deltaplan Wonen moet er in Bovenduist in de eerste plaats worden gebouwd voor mensen met een laag en middeninkomen De aanwezigheid van een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding is een randvoorwaarde om te kunnen starten met de ontwikkeling van Bovenduist. De wijk zelf moet dus een robuust netwerk van openbaar gebied krijgen, dat kwalitatief hoogwaardig is en veel verblijfskwaliteit biedt. Daarnaast moet zowel de gebouwde als de ongebouwde omgeving natuurinclusief zijn, biodiversiteit is een belangrijk onderdeel. Het maken van deze kwaliteit biedt de ruimte om in te zetten op (middel)hoogbouw, waarmee ook voldaan wordt aan de vraag naar woningen. Een slimme mix van woningen moet voorzien in de behoefte op lange termijn en niet alleen in de vraag op korte termijn. Dit betekent beter nadenken over de gevolgen van de vergrijzing en wat dit betekent voor het type woningen dat we realiseren. Voor Bovenduist is er de kans om na te denken over een hernieuwde rol van ‘de straat’. De afgelopen decennia wordt deze allereerst vormgegeven voor de auto, de maatvoering is hierop gericht. Andere gebruikers, maar ook groen komen later. In bovenduist zou de ‘straat’ juist onderdeel moeten worden van een netwerk van verblijfsplekken, groen en natuur. De wijk moet primair zijn ingericht op fietsers en voetgangers; we zetten maximaal in op het benutten van nieuwe vormen van mobiliteit. De auto krijgt een bescheiden plek, zo min mogelijk in het straatbeeld. Klimaatneutraal en circulair bouwen als norm: Bovenduist als hét voorbeeldproject van Nederland waar we op grote schaal klimaatneutraal bouwen.  

Zie je content die volgens jou niet op deze site hoort? Check onze disclaimer.