“Milieubeleid is meer dan grabbelton goede ideeën
Doelen Rotterdan Climate Initiative onrealistisch”
Een kritiek op het artikel (AD za 26 oktober) van George van Gent door Hans Vermeer
George van Gent (raadslid VVD R’dam)opent zijn artikel met het realisme van het moment. De twee nieuwe kolengestookte centrales op de Maasvlakte. Hij gebruikt dat feit ongetwijfeld om aan te tonen waar het klimaatbeleid nu staat en waar wij daarom vanuit moeten gaan.
Helaas binden deze nieuwe centrales onze samenleving voor weer dertig- veertig jaar aan de energiewinning uit fossiele brandstoffen. Deze centrales zijn weliswaar efficiënter in hun verbrandingsproces dan de vroegere, maar blijven grote hoeveelheden CO2 in onze atmosfeer jagen. We kunnen ons dat niet permitteren. Afgelopen juni bereikte het gehalte aan CO2 in de atmosfeer een in 800.000 jaar (zeker), waarschijnlijk zelfs 30 miljoen jaar (de Paleocene-Eocene warmtepiek), niet vertoonde waarde.
Ik wil hier niet ingaan op de gevolgen. Ze zijn goed weergegeven door daartoe gekwalificeerde wetenschappers. Ik wil met dit artikel George van Gent aangeven dat het niet (alleen) gaat om het milieu in Nederland. Het gaat om een toekomst voor onze volgende generaties op deze planeet. Ik zou graag zien dat deze kolencentrales worden gesloten vóór ze in dienst komen. Dat kan als we hun toekomstige schade in een prijs voor hun uitstoot opnemen.
De afvang van CO2 is een niet eerder op de gewenste schaal toegepaste maatregel. Het gaat er niet zozeer om dat het kostbaar is (de exploitant financiert zelf vanuit de hoge prijs voor de uitstoot) maar dat het te lang duurt vóór het technisch werkt. We hebben die tijd ‘very likely’(IPCC AR5) niet.
De honderden miljoenen die de afvang volgens George kosten kunnen beter via alle drie overheidsniveaus worden ingezet om Nederland verder klimaatbestendig te maken. Tegelijk kunnen de lasten van de CO2 uitstoot worden gelegd bij de verantwoordelijke producenten van energie. Aan de basis staat de fossiele brandstof-industrie. Die wordt met mega-subsidies rendabel gehouden. De kosten van het RCI zijn daarmee vergeleken een fooi.
Vervolgens gaat George over op een beproefde tactiek. Het prijzen van behaalde resultaten van het beleid dat hij in wezen wil afsluiten. Hij noemt bewustwording van de klimaatproblematiek zonder daar een werkelijk belang naar de toekomst aan te koppelen.
Hij vindt het mogelijk wel genoeg, zo.
De verbetering van de luchtkwaliteit, geluid, groen en zuinig grondstof-gebruik noemt hij weliswaar, maar door te doen wat hij adverteert, onderbrengen in bestaand beleid, zullen al deze aspecten van milieubeleid een centraal thema gaan missen. Ze kunnen worden overschaduwd door ‘business-as-usual’ urgenties. Maar dat is wellicht precies wat George wil?
George vraagt om inzet van realistische middelen met betrekking tot milieubeleid. Hij mist kennelijk de urgentie van de situatie. Realistisch is een grootschalige start maken met de overgang naar een samenleving op een basis van duurzame, reproduceerbare energiebronnen.
Volgens George moet er een redelijk resultaat zijn. Hij bedoelt ongetwijfeld een volgende college-periode met een beleidsplan voor zeven jaar. We zitten aan het einde daarvan in 2021, in een wereld met een atmosfeer die, bij ‘business-as-usual’, tegen de 425 ppm CO2 bevat. Is dat een redelijk resultaat? Maar ja, George, jouw VVD kan daar niet voor verantwoordelijk gesteld worden. Het zijn altijd anderen?
Vervolgens gaat George verder in een retorische stijl. Door uit te roepen “Wie niet?” (‘VVD uiteraard voorstander van verdere verbetering in het milieu van R’dam’) verdoezelt hij dertig jaar afremmen van initiatieven en ambities op het gebied van milieu- en klimaatbeleid. Zelfs Nijpels en Winsemius, bij alle persoonlijke kwaliteiten die zij hadden, bleven binnen de marges van het ‘business-as-usual’ scenario van de fossiele brandstof-industrie en die van andere beleidsterreinen (lees bijvoorbeeld die van EZ, MvL en MvWaterstaat).
George gaat door met opsommen van behaalde resultaten. Sanering van vervuilde grond, verbetering van groenvoorzieningen worden genoemd. Hij verzuimt aan te geven hoeveel werk er bij de bodemsanering nog is. Zo komt het werkelijk effect van wat is gesaneerd niet boven. Dat is pas ‘een goed gevoel’, George.
Qua groenvoorzieningen; ik stel vast dat het leeuwendeel ervan met hulp van fossiele energie wordt in stand gehouden. Is dat werkelijk een verbetering?
George laakt subsidies voor stadslandbouw, elektrische scooters en windmolens in het kader van het RCI. Hij ziet hierbij over het hoofd het grote belang om een bevolking, een jongere generatie, te faciliteren om straks, gedurende de noodzakelijke overgang naar een duurzame samenleving, te kunnen aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Bijvoorbeeld hoe dichtbij huis te kunnen voorzien in je voedselvoorziening. Want, George, die grote containers vol rijst en bananen zullen niet eeuwig jouw Tweede Maasvlakte binnen blijven ronken.
Tot slot stel ik vast dat er maar één verspilling is die telt. De kapitale blunder, George, om niet in te willen zien hoe de kaarten in onze gezamenlijke leefomgeving werkelijk zijn geschud!