Vanuit het standpunt van de jonge ondernemers begrijpen wij uitstekend, dat de ontwikkeling van het bedrijf noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering, zoals de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen dat in zijn brief van 20 april 2020 ook aangeeft.
Er zou echter, wat GroenLinks betreft, een kritische opstelling van het college vooraf moeten gaan aan het meewerken van gemeentezijde aan dit uitbreidingspan. Immers, het is nog geen maand geleden dat we € 1,2 miljoen moesten bijleggen uit eigen middelen om het varkensbedrijf LAVI aan de Steenovensebaan te kunnen saneren. Ook daar was de stelling dat bij de uitbreiding van het bedrijf geur- en stofemissies en stikstofdepositie zouden worden gereduceerd. Omwonenden bleven echter klagen. De afloop is ondertussen duidelijk geworden.
Wij vinden het op voorhand ongewenst dat we aan de Schransmansdreef mogelijk een zelfde soort dossier van stank- en verkeersoverlast en mogelijke andere vormen van overlast voor de omgeving gaan opbouwen.
Wij hebben kennisgenomen van een brief van de Provincie Noord-Brabant van 25 maart van dit jaar. De volgende zinsneden laten wat ons betreft niets aan duidelijkheid te wensen over:
‘…….zijn wij van oordeel dat de beoogde uitbreiding op basis van het milieuaspect geur, geen doorgang kan vinden.’
‘Ten aanzien van milieuaspecten als geur, fijnstof en ammoniak hebben wij de indruk dat de vergunde situatie zo laag mogelijk en daarmee wellicht onjuist is ingevuld. Gelijktijdig is de nieuwe situatie onrealistisch hoog ingevuld zodat de geurpluim over de woning van Schransmansdreef 7 wordt gestuurd. Daarmee lijkt er te zijn toegerekend naar een gewenst resultaat. De ingevoerde gegevens worden niet onderbouwd door aanvullende gegevens en debietberekeningen.’
‘Hoewel het plan in deze opzet naar ons oordeel geen doorgang kan vinden…’
‘Op dit moment is nog geen sprake van een deugdelijk inpassingsplan.’
‘Conclusie: Op basis van het vorenstaande geven wij u in overweging het plan niet verder in procedure te brengen.’
Wat is er na genoemde brief door het college en/of de initiatiefnemers ondernomen om het standpunt van de provincie klaarblijkelijk 180° te laten draaien?
Bestaat er in deze casus latere correspondentie - zowel per brief als per e-mail - met de provincie, dwz vanaf genoemde datum tot en met heden, zowel ambtelijk danwel bestuurlijk en zo ja, wilt u deze correspondentie voor de raad, ter inzage leggen?
Is er over deze casus na genoemde datum ambtelijk danwel bestuurlijk overleg gevoerd met de provincie en zo ja, wilt u de gespreksverslagen daarvan voor de raad ter inzage leggen?
In de onmiddellijke omgeving van het bedrijf liggen, ook al betreft het buitengebied, nogal wat woningen en andere agrarische bedrijven, die tevens een woonfunctie hebben. Er hebben een-op-een-gesprekken plaatsgevonden met een aantal omwonenden, zo blijkt ook uit het rapport van de Agrifirm Group B.V. Met een aantal omwonenden, onder andere aan de Hultenkant die bij westenwind wellicht de meeste overlast kunnen ondervinden, heeft geen gesprek plaatsgehad.
Vindt het college dat een correcte omgevingsdialoog heeft plaatsgevonden?
En zo nee, zal dan alsnog een correcte omgevingsdialoog moeten plaatshebben?
Op ongeveer 100 meter afstand ligt de meest oostelijke grens van natuurontwikkelingsgebied ‘Eendenkooi Terheijden’, deeluitmakend van Natuurnetwerk Brabant. Qua soortenrijkdom is dit een kwetsbaar gebied, dat bovendien veel potentie heeft en nog steeds volop in ontwikkeling is. Betreffend gebied is in beheer bij Staatsbosbeheer.
Heeft de omgevingsdialoog zich ook uitgestrekt tot andere stakeholders dan de omwonenden, zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer, Natuurplein De Baronie en de Milieu Vereniging Oosterhout?
Vindt het college dat dat wel had moeten gebeuren en zo ja, moet een ruimere omgevingsdialoog die alle stakeholders bereikt, alsnog worden gehouden?
Vindt het college niet ook dat de bestaande pluimveehouderij, gelet op de ervaringen met LAVI en de landelijke stikstof- en fijnstofproblematiek, zeker in relatie tot de natuurwaarden en grote biodiversiteit op slechts korte afstand, eerder zou dienen te worden gesaneerd dan te worden uitgebreid?
Op grond van artikel 3.6 Wet op de Ruimtelijke Ordening is het college bevoegd deze voorgenomen uitbreiding van het bedrijf in behandeling te nemen volgens een binnenplanse wijzigingsprocedure, mits de bij het bestemmingsplan gegeven regels in acht worden genomen. De gemeenteraad zal daardoor, zoals wél het geval is bij een partiële bestemmingsplanherziening, geen formele inbreng kunnen hebben.
Met name bestaan bij ons ernstige twijfels over de vraag of met alle objecten en onderdelen van het bedrijf gebleven wordt binnen het voorgeschreven bouwvlak van 1,5 ha (zoals de landschappelijke inpassing-onderdelen, de waterretentie-voorziening en de op-en toeritten naar de stallen)
Is het college niet de mening toegedaan, dat, gelet op de gevoeligheden van deze voorgenomen bedrijfsuitbreiding een partiële bestemmingsplanwijziging door de gemeenteraad hier meer op zijn plaats was geweest?
Wil het college aangeven op grond van welke concrete toetingsaspecten/elementen (de grenzen, zoals bedoeld in genoemd artikel 3.6, lid 1, sub a) het in casu is gekomen tot de eigen bevoegdheid? Wij willen graag uw eigen toetsing zien en niet die uit de Toelichting , bladzijden 16, 17 en 18, Agrifirm (juni 2020).
En meer specifiek: graag een toelichting op het al dan niet toerekenen van alle onderdelen van het bedrijf aan het bouwvlak van 1,5 ha.