Nieuws van politieke partijen in Amersfoort over GroenLinks inzichtelijk

11 documenten

Visie op sociaal domein - in tijden van crisis én daarna | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 20-05-2020 00:00

Tijdens de coronacrisis zien we een enorme onderlinge solidariteit en verbondenheid in de stad. Buren die elkaar helpen, nieuwe initiatieven om zoveel mogelijk de sociale gevolgen van deze crisis op te vangen. Wij zien daarin veel kansen en vinden het belangrijk deze energie met elkaar vast te houden, ook voor de langere termijn. Daarvoor is het wel van belang dat we de bestaanszekerheid van mensen kunnen garanderen. Want alleen dan heb je de ruimte om naar een ander om te zien.

In de gemeenteraad bespreken we wekelijks de impact van de coronacrisis, met steeds een specifiek onderwerp uitgelicht. Dinsdag was het sociaal domein aan de beurt. Raadslid Bram Leeuwenkamp deelt hieronder zijn visie op dit thema. We vinden het belangrijk om jullie hierin mee te nemen en uiteraard nodigen wij je van harte uit om met ons mee te denken.

 

De coronacrisis toont aan hoe belangrijk sterke sociale voorzieningen zijn. Het belang van een sociale stad is nu groter dan ooit. Als GroenLinks willen we daarom dat het college blijft investeren in de zorg, het onderwijs en de bestrijding van armoede. De coronacrisis laat goed zien wat de waarde van de mensen in de publieke sector is. Terecht noemen we deze beroepen ‘vitaal’.

Bestaanszekerheid

 Veel mensen zijn nu onzeker over de toekomst. Naast een gezondheidscrisis heeft deze pandemie ook een groot effect op onze economie en werkgelegenheid. Van de ene op de andere dag zijn veel ondernemers, zzp’ers, flexwerkers en mensen uit de culturele sector zonder werk komen te zitten. Het Rijk heeft hiervoor verschillende financiële regelingen getroffen. Maar hoe langer deze crisis duurt, hoe meer de bestaanszekerheid bij veel mensen onder druk komt te staan.

Neem Lisa,  werkzaam als zzp’er in de evenementensector. Door de coronamaatregelen zijn vrijwel al haar opdrachten voor dit jaar afgezegd. Lisa kan tot juni gebruikmaken van de tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers. Na deze periode komt de regering waarschijnlijk met een nieuw pakket aan financiële regelingen, maar met strengere voorwaarden, zoals de partnertoets en het risico dat mensen toch tussen wal en schip terecht komen. Bovendien is er nog geen zicht op versoepeling van de maatregelen  voor de evenementensector, de financiële situatie van Lisa is dus behoorlijk onzeker. Alle vaste lasten die zij heeft, lopen gewoon door. Zoals veel zzp’ers heeft zij een kleine buffer opgebouwd, maar eind van de maand raakt deze ook op.

En zo zijn er in Amersfoort veel mensen die zich in soortgelijke, uiterst onzekere situaties bevinden. Want hoe lang blijft deze situatie nog zo? Waar kunnen mensen als Lisa nu nog aan de slag? Wij vinden het noodzakelijk dat we mensen zo snel mogelijk perspectief kunnen bieden en zien zeker mogelijkheden. Het gekke aan deze crisis is namelijk dat er ook sectoren zijn waar nog voldoende werk is te vinden, zoals in de zorg of bij distributiecentra.

Om ervoor te zorgen dat mensen die nu geen werk meer hebben zo snel mogelijk weer aan de slag kunnen komen, willen wij dat de gemeente intensief gaat samenwerken met het UWV, uitzendorganisaties, vakbonden en werkgeversorganisaties om via een werkcentrum mensen zo snel mogelijk aan nieuw werk te helpen. De samenwerking met werkgevers en uitzendbranche is belangrijk: zij weten als geen ander op welke plekken werk is te vinden. Zo kunnen we mensen die nu zonder werk en inkomen zitten snel naar ander werk toeleiden.

Economie versus brede welvaart, een ander economisch model

Als het gaat om bestaanszekerheid kunnen we lessen uit deze crisis trekken. Want deze crisis laat zien dat de economie van onze stad kwetsbaar is en conjunctuurgevoelig. De doorgeslagen flexibilisering van de arbeidsmarkt, in combinatie met verouderd denken in modellen die alleen economische groei of krimp als waarden hebben, dat is niet meer van nu. Het is hoog tijd voor een landelijke, collectieve regeling die voor alle werkenden het risico op werkloosheid afdekt en bestaanszekerheid garandeert. Ongeacht je contractvorm en dus ook voor zzp’ers.

We zullen ook binnen Amersfoort de omslag moeten maken naar een ander economisch model, waarbij we de economie niet  alleen maar vanuit ‘krimp en groei’ bekijken. Daarom pleiten wij voor het invoeren van een model dat de brede welvaart van Amersfoorters monitort. Bij brede welvaart kijk je verder dan alleen naar materiële vooruitgang en economische groei. Bij brede welvaart gaat het ook om welzijn, om zaken als sociale vooruitgang, inkomensgelijkheid, vrije tijd, gezondheid, onderwijs en een goede kwaliteit van de leefomgeving.

Inclusieve samenleving

Als GroenLinks zetten wij ons altijd in voor een inclusieve samenleving: wij willen dat Amersfoort een stad is waarin iedereen mee doet. Door de coronacrisis zijn voor sommigen de drempels echter nog hoger geworden. Denk aan mensen met een grotere kans om ernstig ziek te worden door het coronavirus, mensen op leeftijd of met een aandoening, die tot de risicogroepen behoren. Neem bijvoorbeeld Said, leraar op een basisschool met een chronische longaandoening. Voor hem kan een besmetting met het virus dodelijk zijn. De afgelopen maanden gaf hij zijn klas online les. Nu de basisscholen weer zijn geopend, is het voor hem een stuk lastiger om zijn werk te kunnen doen. En denk aan ouderen: de eenzaamheid die al speelde, wordt nu nog problematischer.

Onder het motto ‘niet over ons zonder ons’ zullen wij het college vragen met vertegenwoordigers van deze groepen in gesprek te gaan over wat zij nodig hebben om goed deel te kunnen blijven nemen aan de samenleving.

Zorg en ondersteuning in een 1,5 meter samenleving

De afgelopen tijd is er door zorgprofessionals van de wijkteams, WMO, Jeugdhulp en InDeBuurt033 enorm veel creativiteit aangeboord om het werk zoveel mogelijk te laten doorgaan. Door bijvoorbeeld ambulante ondersteuning telefonisch of via beeldbellen aan te bieden. Zelfs de dagbesteding ging digitaal door. Voor sommige mensen, bijvoorbeeld als er sprake is van multi-problematiek, is dit niet voldoende. De waarde van fysieke ontmoetingen in de zorg is overduidelijk gebleken. Nu komen we in een volgende fase van de crisis. We zullen ons moeten instellen op een anderhalve-meter-samenleving. Dat betekent dat we goed moeten nadenken over hoe we willen dat de zorg en ondersteuning voor onze inwoners eruit komt te zien. Daarvoor zijn voldoende fysieke plekken nodig om ontmoetingen te kunnen realiseren. Ook in de openbare ruimte. Zo kunnen we eenzaamheid bestrijden en hulp bieden aan inwoners die hard worden geraakt door deze crisis.

Onze GroenLinkse visie op de groei van de stad | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 03-04-2020 00:00

De woningnood in Amersfoort is groot. Vriend en vijand zijn het er over eens dat dit een urgent maatschappelijk probleem is. De gemeente heeft daarom in 2019 mede op ons initiatief het ‘Deltaplan Wonen’ opgesteld. Hierin is onder meer vastgelegd dat we tot 2030 jaarlijkse ca. 1000 nieuwe woningen moeten bijbouwen. Dat gebeurt zoveel mogelijk binnen de bestaande stadsgrenzen. Aan deze inbreiding zitten wel grenzen. Het mag niet ten koste gaan van het groen en de leefbaarheid in de stad en het is belangrijk dat de verbinding tussen de stad en het omliggende landschap behouden blijft.  Bovendien is de stad in 2030 niet uitgegroeid. Het moment komt daarom in beeld dat we - ook als GroenLinks - moeten gaan denken over bouwen buiten de ‘rode contouren’, zoals in Vathorst Bovenduist.

Duurzame en sociale visie op groei

Kortom, we hebben een visie nodig die antwoord geeft op de vraag hoe we om willen gaan met de groei van de stad. Amersfoort is een prettige, leefbare en inclusieve stad waarin plek is voor iedereen. En dat willen we graag zo houden. Tegelijkertijd komen er veel nieuwe uitdagingen op ons af. Bijvoorbeeld op het gebied van biodiversiteit, duurzaamheid, klimaatadaptatie, energieneutraal bouwen en nieuwe vormen van mobiliteit en ook op sociaal gebied, zoals de betaalbaarheid van woningen, het tegen gaan van segregatie, de vergrijzing van de samenleving en veranderingen in de zorg. Dit zijn typische ‘GroenLinks-thema’s’ en in die zin hebben we als partij de tijdsgeest mee. We kunnen (of moeten dus eigenlijk) daarom vooroplopen in de totstandkoming van een duurzame en sociale visie op de groei van de stad.

Werken aan zo’n visie zal ons als GroenLinks ook voor dilemma’s plaatsen. Onze doelen en idealen zijn immers niet altijd zonder meer te realiseren en soms zijn ze ook strijdig met elkaar. We zullen op onderdelen onze opvattingen over wat een duurzame en leefbare stad is wellicht moeten bijstellen en mogelijk lastige keuzes moeten maken. We gaan dat niet uit de weg en vinden het belangrijk om hierover met elkaar het gesprek aan te gaan. Binnen onze partij en ook daarbuiten. Dit stuk is onze aanzet tot dat gesprek.

 

De groei van de stad in historisch perspectief

Amersfoort is een stad waar veel mensen willen wonen. Onze centrale ligging dichtbij grote steden als Amsterdam en Utrecht maakt dat we voor veel mensen uit het noorden en oosten van het land de poort naar de Randstad zijn. In combinatie met de uitstekende verbindingen over zowel de weg als het spoor maakt dat Amersfoort tot één van de best bereikbare steden van het land. Onze gunstige ligging op de flank van de Utrechtse Heuvelrug in het overgangsgebied naar het weidse polderlandschap van Arkemheen-Eemland zorgt bovendien voor een zeer aantrekkelijke leefomgeving. De afgelopen jaren zijn er bovendien steeds meer mensen uit Utrecht en Amsterdam - die daar geen betaalbare woonruimte meer kunnen vinden - uitgeweken naar Amersfoort.

Geen wonder dus dat veel mensen hier willen wonen. Dat is ook terug te zien in de groei van het  inwonertal van Amersfoort sinds de Tweede Wereldoorlog. Amersfoort is in een slordige 80 jaar tijd in razend tempo uitgegroeid van een bescheiden provinciestadje met ca. 50.000 inwoners tot een stad van bijna 160.000 inwoners nu. Desondanks is Amersfoort een leefbare en aantrekkelijke stad gebleven. Een enorme prestatie, die we hebben te danken aan het lef en de visie waarmee Amersfoort deze groei heeft aangepakt: door groei te zien als een kans in plaats van een bedreiging en door vooruitstrevende architecten en stedenbouwkundigen als Ashok Bhalotra (de ontwerper van Kattenbroek) in te vliegen om de groei van de stad in goede banen te leiden.

Zo hebben we onze stad ‘smoel’ gegeven. Amersfoort heeft niet voor niets voor veel andere steden gediend als voorbeeld en inspiratiebron voor ‘hoe het ook kan’.

Natuurlijk is niet alles even succesvol uitgepakt: iedereen die Amersfoort wat beter kent, kan ook de plekken aanwijzen die - achteraf bezien - niet helemaal goed uit de verf zijn gekomen, of die soms zelfs ronduit zijn mislukt. Maar al met al is Amersfoort een stad die op een bewonderenswaardige manier is omgegaan met de groei die zij heeft doorgemaakt.     

Deze groei zal zich de komende jaren doorzetten. Ook al neemt de bevolkingsgroei landelijk gezien waarschijnlijk af, de trek naar de stad zorgt ervoor dat aantrekkelijke regio’s als Amersfoort blijven groeien. De doelstelling in het Deltaplan om tot 2030 ca. 1000 woningen per jaar bij te bouwen is ambitieus en tegelijkertijd niet eens voldoende om de grote woningnood op korte termijn op te lossen. Daarnaast blijven we ook in de periode na 2030 doorgroeien. Zeker zolang grote steden in de buurt zoals Amsterdam en Utrecht moeite houden om te voorzien in voldoende woonruimte. Zo becijferde de provincie Utrecht onlangs in de Provinciale Omgevingsvisie dat ook in de periode 2030-2040 behoefte is aan ruim 10.000 extra woningen in de regio Amersfoort.           

De vraag is dus niet zozeer of, maar vooral hoe Amersfoort de komende decennia verder gaat groeien. We hebben - net als de afgelopen 80 jaar - ook voor de komende 20 jaar lef en visie nodig om de groei van Amersfoort in goede banen te leiden en te zorgen dat Amersfoort een duurzame, inclusieve en leefbare stad blijft. Als GroenLinks willen we hierin graag het voortouw nemen. Niet voor niets riepen we in ons verkiezingsprogramma op tot ‘visie, lef en leiderschap’ voor de toekomst van Amersfoort.

Waarom überhaupt groeien?

Misschien wel de meest wezenlijke vraag die we onszelf als eerste moeten stellen, is waarom we überhaupt willen groeien. Wat GroenLinks betreft is groei zeker geen doel op zich. Als we de keuze hadden, zouden we Amersfoort liever laten zoals het is of in elk geval stoppen met bouwen als binnenstedelijk alle mogelijkheden zijn uitgeput. Maar zo simpel werkt het helaas niet. Uit de historische terugblik blijkt dat Amersfoort sinds de Tweede Wereldoorlog in min of meer hetzelfde tempo is blijven groeien (ca. 1000 woningen per jaar). En ook voor de komende 20 jaar is dat ongeveer de verwachte groei.

Wat zou het betekenen als we er desondanks voor zouden kiezen om toch niet te groeien als stad? In dat geval zal de woningnood alleen maar verder toenemen. De wachttijd voor een sociale huurwoning in Amersfoort bedraagt nu al snel zo’n 10 jaar. Als we stoppen met bouwen, zou die wachttijd alleen maar verder oplopen. Jongeren die op eigen benen willen gaan staan, zullen in Amersfoort geen plek meer vinden en gescheiden ouders zullen geen woonruimte kunnen vinden in de buurt van hun kinderen. Ook zullen mensen die uit een zorginstelling komen niet door kunnen stromen naar een reguliere woning, waardoor zij langer een schaarse (en dure) zorgplek bezet houden en ook in de zorg de wachtlijsten verder toenemen. Op dit moment zitten er bijvoorbeeld enkele tientallen jongeren in jeugdzorginstellingen die niet kunnen doorstromen naar een woning of kamer waardoor ze nu gemiddeld 6 tot 9 maanden langer binnen de instelling moeten blijven wonen.  

Ook zullen we als we stoppen met bouwen geen nieuwe vluchtelingen meer op kunnen nemen en/of het aantal mensen met een urgentieverklaring (waarmee je voorrang krijgt bij de toewijzing van een sociale huurwoning) zal nog verder toenemen, waardoor het voor mensen zonder urgentieverklaring haast onmogelijk wordt om nog geschikte woonruimte te vinden. Daarnaast ontstaat groei niet alleen door migratie vanuit buiten Amersfoort. Ook kinderen en jongeren die geboren en getogen zijn in de stad blijven graag wonen in Amersfoort. Zonder groei is deze groep niet op te vangen.  

In de particuliere huur- en koopmarkt zal ‘een slot op Amersfoort’ er vooral toe leiden dat de prijzen nog verder de pan uitrijzen. Gezinnen die samen een salaris van twee keer modaal of hoger verdienen, zullen hier kunnen blijven wonen, maar voor iedereen die minder verdient, wordt Amersfoort dan onbetaalbaar. Voor politieagenten, verpleegkundigen en onderwijzers zal dit betekenen dat er voor hen op termijn geen plek meer is in deze stad (zoals dat in steden als Amsterdam nu al het geval is).

Kortom, als we Amersfoort op slot gooien en de groei een halt toe roepen, is er voor nieuwkomers, starters, jonge gezinnen, mensen die doorstromen uit een zorginstelling en mensen met een middeninkomen praktisch geen plek meer. Dan worden we een stad waar alleen nog yuppen wonen en mensen die het geluk hebben gehad een sociale huurwoning te bemachtigen. Dan verdrijven we grote groepen mensen uit de stad en dat is niet de inclusieve stad die wij als GroenLinks willen zijn.

Natuurlijk moeten we er wel voor zorgen dat als we bouwen dat we dan ook voldoende huizen bouwen voor mensen met een laag of middeninkomen. Gelukkig is dat ook precies wat we in het Deltaplan Wonen hebben afgesproken: als we nieuwe woningen bouwen in Amersfoort moeten daarvan altijd minimaal 35% sociale huurwoningen zijn en daarnaast moet minimaal 20% een middeldure woning zijn (tot ca. 1000 euro per maand). Op die manier bewaken we dat Amersfoort een juiste mix van woningen houdt, zodat er plek is en blijft voor iedereen. Maar niet bouwen is voor ons geen optie.

Inbreiden versus uitbreiden

Maar als we dan gaan bouwen, waar doen we dat dan? Een klassieke discussie bij die vraag is die van het inbreiden versus het uitbreiden: bouwen we in het weiland aan de rand van de stad of gaan we verder verdichten in de bestaande stad door gebieden te transformeren en daarbij meer hoogbouw toe te passen. De positie van GroenLinks in die discussie is altijd heel duidelijk geweest: we zetten maximaal in op inbreiding en pas als alle opties binnenstedelijk zijn uitgeput valt er met ons te praten over uitbreiding buiten de ‘rode contour’. En gelukkig is dat ook precies wat we doen in Amersfoort.

Zo transformeren we kantorenpark de Hoef-West (naast station Schothorst) naar een gemengd woon- en werkgebied. Er komen hier ca. 2500 extra woningen. Daarnaast turnen we de voormalige industriegebieden langs de Eem en het spoor (o.a. de Wagenwerkplaats, De Nieuwe Stad en de Kop van Isselt) om tot een woon- en werkgebied met ca. 3500 nieuwe woningen. Ook op verschillende meer kleinschalige plekken in de stad bouwen we nog eens ca. 3500 woningen, vaak in de vorm van hoogbouw. In totaal voegen we de komende jaren op die manier ca. 10.000 nieuwe woningen toe aan de bestaande stad.

Uitgaande van een woningbouwopgave van ca. 1000 woningen per jaar betekent dit dat we met de inbreidingsplannen die nu al in de pijplijn zitten nog zo’n 10 jaar vooruit kunnen. Zoals gezegd zal Amersfoort ook in de periode na 2030 blijven groeien. En hoewel dat nog ver weg lijkt, is dat in stedelijke ontwikkeling behoorlijk dichtbij. De ontwikkeling van een woningbouwplan van initiatief tot en met realisatie duurt gemiddeld namelijk zo’n 7 tot 12 jaar. Afgezet tegen de vierjaarlijkse periode die een gemeenteraad zit, bereidt de gemeenteraad van vandaag dus vaak besluiten voor die pas in de volgende periode of later zichtbaar worden.   

We zullen daarom nu al moeten beginnen met nadenken over de groei van de stad voor de periode na 2030. Natuurlijk kunnen we ook dan op verschillende plekken in de stad blijven inbreiden, bijvoorbeeld door verdere transformatie van bedrijventerrein de Isselt. Op dit moment werken we al aan plannen voor de transformatie van de Kop van Isselt (het gebied waar nu nog de ROVA zit, ten oosten van de Industrieweg). Als het aan GroenLinks ligt, gaan we daar na 2030 aan de westkant van de Industrieweg (het zogenaamde vak C en D van de Isselt) mee door.

Het zal ons echter niet lukken om de hele woningbouwopgave binnenstedelijk op te vangen. We zullen daarom ook moeten kijken naar gebieden buiten de stad. Vathorst Bovenduist - het gebied grenzend aan het huidige Vathorst, achter de ‘vuilnisbelt van Smink’ - is daarvoor de meest voor de hand liggende plek.

Als GroenLinks hebben we altijd gezegd dat er met ons pas te praten valt over bouwen in Bovenduist wanneer binnenstedelijk alle opties om te bouwen zijn uitgeput. En hoewel wij nog wel kansen zien om binnenstedelijk verder te verdichten, ook na 2030, moeten we goed in de gaten houden dat we niet te ver doorschieten met het inbreiden in de bestaande stad. Dat kan namelijk ten koste gaan van de leefbaarheid en het groen. Om een duurzame en toekomstbestendige stad te blijven, moeten we dus de balans bewaken tussen inbreiden en uitbreiden. Om die reden is nu wat ons betreft het moment gekomen om na te gaan denken over hoe we Bovenduist willen gaan ontwikkelen. Dat geeft ons bovendien de tijd om goed te bedenken wat we precies willen met deze nieuwe uitlegwijk. Want als we hier gaan bouwen moet het wat ons betreft wel de meest duurzame wijk van Nederland worden. Geen Vathorst 2.0 dus, maar wat dat precies betekent, zullen we met elkaar verder moeten verkennen.

Maximale binnenstedelijke verdichting vs. ruimte houden (en maken) voor groen in de stad

De beschikbaarheid van plekken om te bouwen is dus niet de enige beperking als het gaat over inbreiding binnen de bestaande stad. Er zitten ook grenzen aan de hoeveelheid woningen die we binnenstedelijk kunnen blijven toevoegen. We kunnen niet elke plek helemaal volbouwen. Zeker wanneer we veel in de hoogte bouwen (en dat doen we!), moet er ook voldoende openbare ruimte over blijven om te kunnen bewegen, recreëren en ontspannen. Juist in een stad die extra verdicht, moeten we voldoende groene ruimte openhouden voor natuur en recreatie.  

Amersfoort heeft in dit opzicht een goede uitgangspositie. We beschikken over grote groene gebieden die als groene longen de stad letterlijk en figuurlijk lucht geven. Het gaat dan bijvoorbeeld om Park Schothorst, Park Randenbroek en het Waterwingebied. Deze waardevolle groene gebieden zijn niet zonder slag of stoot ontstaan en het is wederom te danken aan het bestuurlijke lef en de stedenbouwkundige visie uit het verleden dat we nu kunnen genieten van deze prachtige gebieden. Deze moeten we koesteren en als het even kan verder versterken. De druk om meer woningen te realiseren mag er niet toe leiden dat we dit soort belangrijke gebieden aantasten. Sterker nog, hoe drukker het in de stad wordt, hoe belangrijker het is dat we deze groene longen versterken.  

Daarnaast zijn deze groene plekken niet alleen als ‘plek’ cruciaal voor de leefbaarheid in de stad. Ook het netwerk waar deze gebieden deel van uit maken is cruciaal. Bij mooi weer zoeken mensen in de stad massaal (en vaak met de auto…) de natuur op. De straten zijn dan leeg, de natuur is vol en er is een ongekende drukte in deze gebieden, die nagenoeg allemaal buiten de stad gelegen zijn. Door alles vol te bouwen in de stad ontneem je de stad de kans om dit netwerk te versterken of aan te leggen, een netwerk dat begint in de straat en doorloopt tot in het buitengebied.

Harde rode contouren versus verweving tussen stad en groen

Een lastiger dilemma is die van de harde rode contouren versus die van de minder rigoureuze overgangsgebieden tussen stad en natuur. Als GroenLinks zijn we altijd erg strikt in het handhaven van de ronde contour (de harde grens tussen bebouwing en groen aan de rand van de stad). We bouwen liever niet buiten de bestaande stad en als het dan toch moet, doen we het liever direct goed. De ruimte die we bebouwen, moeten we wat GroenLinks betreft maximaal benutten, zodat we zo zuinig mogelijk zijn op het groen rond de stad. Ons stedenbouwkundige schikbeeld is Amerika waar steden omsloten zijn door eindeloze voorsteden met grote vrijstaande huizen en enorme privétuinen, waar iedereen door de lage woningdichtheden haast per definitie is aangewezen op de auto.    

Onze strikte benadering van de rode contour kan ertoe leiden dat deze de stad als het ware als een stedelijke band omsluit. Met als risico dat we de verbinding tussen de natuur buiten de stad en het leven in de stad verbreken. Om dat te voorkomen, moet je voldoende ruimte houden om de verbinding tussen de stad en het buitengebied te behouden. Sommige steden hebben hiervoor zogenaamde ‘groene scheggen’ of ‘lobben’ aangewezen die als een soort groene corridors de stad en het groene buitengebied verbinden. De grote stadsparken van Amersfoort zoals Park Randbroek, Park Schothorst en het Waterwingebied zou je als onze groene scheggen kunnen zien.

Deze groene lobben dringen vaak door tot diep in de stad. Op die manier ontstaat een verweving tussen het groene buitengebied en de stad en is het ‘buitengebied’ voor iedereen in de stad dichtbij. Op die manier biedt de stad kwaliteit voor zowel de natuur als (de mensen in) de stad. Het landschap en de natuur wringt zich als het ware het stedelijk weefsel in, tot in de poriën van de stad. Letterlijk je voordeur uit en je waant je ‘buiten’.

Een mooi voorbeeld van een stad waarbij deze groene scheggen ook zijn toegepast, is Kopenhagen. In Kopenhagen is dit principe heilig, bij nieuwe ontwikkelingen vormt dit dan ook de leidraad. Bewust bouwen in hoge dichtheden, waarbij het landschap leidend is en waarbij de hoge dichtheden er mede voor zorgen dat het landschap ook in voldoende mate aanwezig is. De stad doet dit door middel van een gezonde en bijzondere mix van laagbouw, veel (middel)hoogbouw en een sterke verweving van de beperkte privé buitenruimte en het landschap. Het landschap als tuin! Daarnaast is de auto nooit leidend, zonder genegeerd te worden. De ruimte rondom de gebouwen dient het groen, de voetganger, de fietser en spelende kinderen en ouderen. De openbare ruimte is dan ook aantrekkelijk voor vele doelgroepen, waaronder gezinnen.

In Kopenhagen lukt om ondanks de zeer groene en open woonomgeving dichtheden te halen van ca. 50-60 woningen per hectare. Ter vergelijking: in het huidige Vathorst halen we gemiddelde dichtheden van ca. 25-30 woningen per hectare.

Een ander voorbeeld, dichter bij huis, waarin het is gelukt om de stad op een waardevolle manier te verbinden met de groene omgeving is Kerkebosch in Zeist, waar een serie lange en grote flats letterlijk de stad afsneed van de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. Om deze flats lag voorheen de harde grens van de stad. Een groot deel van de flats maakt nu plaats voor een andere invulling. In plaats van tot aan de rand van de stad alles vol te bouwen, is hier gekozen voor meer variatie, waarbij zoveel mogelijk woningen direct richting het landschap zijn gesitueerd. Een mooie mix van appartementen en grondgebonden woningen draagt bovendien bij aan een inclusief milieu, want er is ruimte voor ca 40% sociale huur.

Er is letterlijk een verbinding tussen het groen en de stad gecreëerd. Uiteindelijk kwamen er meer huizen, zijn de natuurwaarden versterkt en is er een zeer waardevolle en gewilde woonomgeving ontstaan.

Functiescheiding versus functiemenging

In het verlengde van het dilemma over de harde rode contouren versus verweving van groen en rood ligt die van functiemenging versus functiescheiding. Traditioneel kennen we in Nederland een vrij strikte scheiding van functies: wonen en werken doen we op aparte plekken, landbouw en natuur horen buiten de stad en huizen en bedrijven daarbinnen. De gedachte is logisch en dit principe heeft ons tot nu toe altijd waardevolle gebieden van hoge kwaliteit opgeleverd. Echter in deze tijd, waarin de druk op de ruimte hoog is, ontstaat een suboptimale invulling van deze ruimte en daarnaast is er ook gewoonweg niet de ruimte om alles naast elkaar te realiseren.

Neem bijvoorbeeld zonnepanelen. Om duurzame energie op te wekken zijn onder andere grote oppervlaktes aan zonnepanelen nodig. Als we die alleen aanleggen in de vorm van grote zonneweides buiten de stad, heeft dat grote impact op het landschap. Niet voor niets is de roep daarom groot om (eerst) de daken van bestaande gebouwen vol te leggen met zonnepanelen. We zullen daarom bij de aanleg van nieuwe wijken alle kansen voor de opwekking van duurzame energie maximaal moeten benutten, om te voorkomen dat we de ruimte twee keer nodig hebben.

Ditzelfde principe geldt ook voor andere ruimtelijke opgaves. Denk aan het mengen van woningen en kantoren. Waar werknemers de parkeerplekken overdag gebruiken en bewoners ‘s avonds kunnen parkeren. Zo hoeven we ze maar één keer aan te leggen en houden we ruimte over voor andere functies, zoals groen. Ook voor andere hedendaagse opgaves - zoals het tegengaan van hittestress of het voorkomen van wateroverlast - is het slimmer om hier in het ontwerp van nieuwe wijken al rekening mee te houden: natuurinclusief bouwen.  

Op die manier voorkomen we dat later aanvullende (vaak dure, complexe en niet-duurzame) maatregelen nodig zijn. Als we een en ander slim combineren, ontstaat bovendien vaak een prettigere woon- en leefomgeving. De aanwezigheid van groen draagt bij aan het beperken van hittestress en wateroverlast, vergroot tegelijkertijd de kwaliteit van het leefmilieu en zorgt voor het vergroten van de biodiversiteit. Het blijkt namelijk dat ook in stedelijke omgevingen de biodiversiteit erg hoog is. Functiemenging leidt zo tot meer kwaliteit, lagere kosten en beter gebruik van de schaarse ruimte.

Auto als ordenend principe versus de blauwgroene hoofdstructuur als ruimtelijke drager

Een ander aspect is de plek die we de auto geven. Ook hier is het voorbeeld van veel Amerikaanse steden een schrikbeeld. Pak de plattegrond van een willekeurige Amerikaanse (of Duitse) stad erbij en je ziet in één oogopslag dat de ontwerper waarschijnlijk als eerste de (auto)wegen heeft ingetekend. Daarna de woonblokken en wat overbleef, werd park.

Ook in de Nederlandse traditie van stedenbouw van de laatste jaren zien we dit fenomeen helaas vaak terug. Er wordt veel ontwerpen vanuit het autonetwerk en in de overgebleven ruimte komen de huizen. Het gevolg is dat het vervolgens puzzelen wordt om het gewenste groen goed in te passen, en dat is toch eigenlijk gek? Bovendien is het gevolg voorspelbaar: als je ontwerpt voor een auto, dan komt er een auto. Als je redeneert vanuit de gewenste kwaliteit van een gebied is dat wat ons betreft dan ook precies de omgekeerde volgorde. Voor een maximale kwaliteit en een sterke samenhang tussen stad en groen is het beter om het andersom te doen.

De kunst is dus om eerst op zoek te gaan naar aanwezige structuren met de kwaliteit om te fungeren als ruimtelijke dragers van een gebied. In een land als Nederland met z’n vele waterlopen en fijnmazige landelijke gebied met houtwallen en bomenrijen zijn dit soort groenblauwe structuren vaak de perfecte dragers voor nieuwe (woon)gebieden. Door aanwezige kwaliteiten als uitgangspunt te nemen en verder te versterken, ontstaat een waardevol openbaar gebied met veel kwaliteit en ruimte voor verschillende ruimtelijke functies (zoals natuur, recreatie en klimaatadaptatie).

Deze landschappelijke dragers vormen als het ware een het netwerk dat het groen tot aan de voordeur brengt en andersom de gebruiker of de flora en fauna het landschap in brengt. Rondom deze robuuste netwerken ontstaat vervolgens ruimte voor huizen, bedrijven en andere voorzieningen.

We moeten natuurlijk ook zorgen voor een goede ontsluiting van deze gebieden. In de eerste plaats voor fietsers en voetgangers, maar ook voor de auto. Als GroenLinks zijn we niet tegen het gebruik van de auto op zich, wel willen we af van de auto als vertrekpunt bij het ontwerpen van nieuwe (woon)wijken. Die moeten wat ons betreft in de eerste plaats perfect bereikbaar zijn met hoogwaardig openbaar vervoer en uitnodigend voor fietsers en voetgangers. De auto mag er zijn, maar met een minder dominante plek in het straatbeeld. Parkeren vindt zoveel mogelijk plaats op eigen terrein of in centrale parkeerhuizen. Door nieuwe vormen van mobiliteit, zoals deelauto’s, zal het eigen autobezit de komende jaren bovendien verder afnemen, zeker onder jongeren. Dat willen we maximaal stimuleren, zeker op plekken dichtbij OV-knooppunten zoals treinstations.

Bouwen voor de behoefte op lange termijn in plaats van de vraag op korte termijn

Vervolgens is het de vraag welk type woningen we willen bouwen en voor wie. Een eengezinswoning met eigen voor- en achtertuintje is op dit moment ongekend populair en bouwers en projectontwikkelaars verdienen hier doorgaans ook het meeste aan. 

Als je de vraag stelt “Wil je een woning met een mooie groene tuin of liever een appartementje met een klein balkon?” dan laat het antwoord zich raden. Het antwoord wordt al heel anders als  je de vraag stelt: “Woon je liever in een woning met een kleine achtertuin en beperkt openbaar groen of woon je liever in een mooi appartement, gelegen in een groene omgeving met een balkon met uitzicht en veel ruimte om te verblijven in het landschap?” Ook hier kunnen we leren van het buitenland, bijvoorbeeld van Hamburg. Daar wordt de aanleg van parken, speelvoorzieningen, maar ook scholen naar voren gehaald in de ontwikkeling (dus tegenovergesteld van Nederland), waarmee het voor gezinnen direct aantrekkelijk is om zich te vestigen op nieuwe plekken.

Wie dieper de cijfers in duikt, ziet bovendien dat Amersfoort al beschikt over een relatief groot aandeel eengezinswoningen. Dat is niet verwonderlijk. In de tijd van de grote uitleggebieden waren jonge gezinnen namelijk ook al de belangrijkste doelgroep. Tijdens onze grote groeispurt in de jaren ’80 en ’90 was Amersfoort dan ook een magneet voor jonge gezinnen. Zij streken massaal neer in wijken als Schothorst, Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland en later Vathorst.

Nu, 20 tot 30 jaar, later doet zich in deze wijken een heel ander fenomeen voor, namelijk vergrijzing. Veel kinderen zijn inmiddels het huis uit en de ouders blijven achter in een grote eengezinswoning. Onderstaand grafiekje laat deze ontwikkeling mooi zien.

De Amersfoortse bevolking vergrijst dus. Van de groei die Amersfoort de komende jaren zal doormaken, is het aandeel ouderen (zogenaamde ‘empty nesters’ en 70+’ers) maar liefst 85%.

Deze vergijzing stelt ook andere eisen aan onze woningvoorraad. Zo neemt de behoefte naar appartementen waarschijnlijk toe en zal er behoefte ontstaan naar vormen van wonen waar ruimte is voor zorg (aan huis). Door de openbare ruimte bovendien drempelloos in te richten (wat makkelijker is wanneer we niet de auto niet als uitgangspunt hanteren) wordt ook de buitenruimte levensloopbestendig. En een groene woonomgeving stimuleert senioren om deel te blijven nemen aan de samenleving. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deze doelgroep vaak graag in een ruim, onderhoudsvrij en luxe appartement wil wonen, met alle relevante voorzieningen vlakbij en bij voorkeur dicht bij het centrum of in de wijk waar men al woont. Aangezien Amersfoort relatief weinig van dit type woningen heeft, zouden we bij nieuwbouw juist hierop moeten inzetten.

De doorstroming op de woningmarkt die als logisch gevolg hiervan zal ontstaan, is waarschijnlijk ruim voldoende om te voorzien in de vraag naar traditionele eengezinswoningen. Deze doorstroming op gang brengen, is daarom cruciaal en het zou dan ook goed zijn om meer te kijken naar de woonwensen van de (toekomstige) ouderen en wat hen er van weerhoudt om die woonwensen in vervulling te brengen. We zouden juist voor deze doelgroep woningen moeten bouwen en niet alleen moeten kijken naar de vraag van actieve woningzoekenden nu. Dat neemt niet weg dat we voor een gezonde mix in nieuwe wijken natuurlijk ook woningen voor jonge gezinnen moeten bouwen. Dit zou echter minder de boventoon moeten voeren.

Hoe gaan we bouwen: duurzaam en circulair dus ruim baan voor houtbouw en modulair bouwen

Van de Belgen zeggen we weleens gekscherend dat ze met ‘een baksteen in hun maag geboren zijn’, doelend op hun enorme behoefte om een eigen woning te bezitten. Deze uitdrukking kan evengoed slaan op Nederlandse bouwbedrijven en projectontwikkelaars, als metafoor voor hun onuitroeibare neiging om vast te blijven houden aan bouwen in beton en baksteen. Er zijn tegenwoordig veel betere bouwtechnieken beschikbaar en toch blijven zij vasthouden aan traditionele bouwmethoden die vaak veel duurder, trager, arbeidsintensiever en milieuonvriendelijker zijn.

Zo zijn voor de productie van beton, staal en baksteen grote hoeveelheden grondstoffen (zoals zand, klei, grind en erts) nodig waarvoor bij de winning elders in de wereld het landschap op de kop wordt gezet. Bovendien komen bij de productie van met name beton enorme hoeveelheden CO2 vrij. Daar komt nog eens bij dat het stapelen van bakstenen en het storten van beton behoorlijk arbeidsintensief en tijdrovend is, terwijl de beschikbaarheid van voldoende bouwpersoneel een groeiend probleem is en steeds vaker de reden dat bouwprojecten vertragen of duurder uitvallen. Recent is daar nog de stikstofcrisis bijgekomen. De stikstofuitstoot van woningbouw zit ‘m vooral in de uitstoot tijdens de bouw. Met andere bouwmethoden kunnen we ook de stikstofuitstoot van woningbouw drastisch terugbrengen.

En de oplossing ligt voor het oprapen, namelijk circulair en modulair bouwen. Dat betekent in de eerste plaats dat we andere, meer duurzame en hernieuwbare materialen moeten gaan gebruiken, zoals hout. Daarnaast moeten we een groter deel van het bouwproces vooraf voorbereiden, waarbij op de bouwplaats zelf alleen nog de verschillende modules in elkaar worden gezet. Op die manier kunnen we echt duurzame woningen creëren, met veel minder verspilling van menskracht en bouwmaterialen én sneller.  Dat hoeft niet duurder te zijn (op termijn is het zelfs goedkoper) en de voorbeelden bewijzen dat deze woningen een prettiger leefklimaat opleveren dan traditionele huizen.

Waarom gebeurt dit nog niet? In de eerste plaats is de bouwsector zo ongeveer de minst innovatieve van alle bedrijfstakken. De winstmarges zijn relatief laag, onder andere doordat de faalkosten (ca. 20%) erg hoog zijn en daardoor is er weinig ruimte voor onderzoek en innovatie. Bovendien is de concurrentie - op basis van de laagste prijs - hoog en hebben bouwbedrijven nu eenmaal een bepaalde bedrijfsstructuur waarop ze de omvang en de kwaliteit van hun personeelsbestand hebben gebaseerd. Voor een individueel bouwbedrijf is het een groot risico om het roer 180 graden om te gooien.

Die omschakeling is echter wel wat er zou moeten gebeuren. En als de markt daar zelf niet toe in staat is, moeten we ze als overheid een handje helpen. Wat GroenLinks betreft wordt klimaatneutraal en circulair bouwen de norm. Als we in Amersfoort zouden besluiten een nieuwe woonwijk te bouwen, moet deze wat ons betreft het toonbeeld van duurzaamheid zijn. Om zo ons steentje bij te dragen aan een duurzame en klimaatneutrale wereld, en ook om aan anderen te laten zien hoe het ook kan. Net zoals we dat destijds bij wijken als Kattenbroek en Nieuwland hebben gedaan. Als we het met elkaar willen, kan het!

Wat betekent dit concreet voor onze inzet op een aantal actuele dossiers?

Met bovenstaande visie willen we als GroenLinks een bijdrage leveren aan de discussie over hoe we in Amersfoort om willen gaan met de groei van de stad. Voor een aantal actuele onderwerpen met betrekking tot de stedelijke ontwikkeling van Amersfoort zetten we daarom in op de volgende punten:

Langs Eem en Spoor/Kop van Isselt

Hier - dicht bij het station en de binnenstad -  kunnen en willen we maximaal verdichten, met oog voor bestaande cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten. Dit is een locatie waar we bij uitstek lef kunnen tonen waar het gaat om innovatieve vormen van mobiliteit. Wat ons betreft verlagen we hier drastisch de parkeernormen, naar het voorbeeld van de Merwedekanaalzone in Utrecht, zodat de openbare ruimte van de mensen is in plaats van voor de auto’s.    Maximaal verdichten betekent niet dat we het gebied helemaal volbouwen! Voldoende groen en een hoge kwaliteit van het openbaar gebied is juist bij het realiseren van veel woningen van groot belang. De Eem zou als drager van het gebied moeten dienen en als groene long de stad met het buitengebied moeten verbinden.

Schothorsterlaan 88 (Park Schothorst)

Park Schothorst moet als groene long behouden blijven voor de stad. De afgebrande Amforsboerderij herbouwen is oké, mits dit ook bijdraagt aan versterking van het groen. Verder handen af van het park! De herbouwde boerderij zou de ideale woonplek kunnen zijn voor bijzondere doelgroepen, zoals jongerenhuisvesting of een Knarrenhof voor ouderen   Op termijn zouden we een robuuste ecologische en recreatieve verbinding tussen Park Schothorst en de Eem moeten creëren.

Park Randenbroek en het Waterwingebied

Park Randenbroek en het Waterwingebied moeten we koesteren als groene longen van de stad We kunnen hier de verbinding tussen het groen en de omliggende woongebieden nog verder verbeteren.

Heuvelrugzone

Hier kunnen we de verbinding tussen natuur en stad verder versterken. De ecologische kwaliteit staat echter voorop en moeten we slim combineren met (beperkte) woningbouw en recreatie.

De Hoef-West

De aanwezige groenblauwe kwaliteiten kunnen we bij de transformatie van dit gebied nog beter benutten. Dat is ook nodig om de kwaliteit van het openbaar gebied te vergroten. De transformatie van de Hoef-West is een kans om de verbinding tussen het Waterwingebied en Park Schothorst te versterken.

Valleikanaal Zone

We benutten de ecologische en recreatieve kwaliteiten van de Valleikanaal Zone voor de stad nog onvoldoende. De stad lijkt nu met de rug naar het Valleikanaal gebouwd. Ontwikkelingen in de Valleikanaal Zone zouden we moeten aangrijpen om de kwaliteiten van dit gebied en de interne samenhang te versterken. De Valleikanaalzone heeft daarmee de potentie om zowel landschappelijk, als ecologisch, maar ook recreatief het stadscentrum te koppelen aan Hoogland-West en de Gelderse Vallei, een unieke kans.

Vathorst Bovenduist

Gezien de groei van Amersfoort die we verwachten, moeten we de kansen die Vathorst Bovenduist ons te bieden heeft zo goed mogelijk zien te benutten. Niet alleen op het vlak van woningbouw, maar ook op gebied van groen-blauwe netwerken en de verbinding van Amersfoort-Noord met het omringende landschap. De bouw van woningen hoeft echter niet voor 2025 te starten omdat we eerst nog volop bezig zijn met een aantal inbreidingslocaties. De tussenliggende tijd kunnen we dus benutten om een plan uit te werken om van Bovenduist de meest duurzame en landschappelijk vormgegeven wijk van Nederland te maken. Het moet voelen alsof Bovenduist deel uit maakt van het landschap.  De overgang tussen de stad en het groene ommeland is dus cruciaal. Een huidig bewoner van bijvoorbeeld Vathorst moet niet het gevoel krijgen dat door de bouw van Bovenduist, het landschap weer een stukje verder weg is komen te liggen. De betaalbaarheid van woningen staat voorop dus in lijn met het Deltaplan Wonen moet er in Bovenduist in de eerste plaats worden gebouwd voor mensen met een laag en middeninkomen De aanwezigheid van een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding is een randvoorwaarde om te kunnen starten met de ontwikkeling van Bovenduist. De wijk zelf moet dus een robuust netwerk van openbaar gebied krijgen, dat kwalitatief hoogwaardig is en veel verblijfskwaliteit biedt. Daarnaast moet zowel de gebouwde als de ongebouwde omgeving natuurinclusief zijn, biodiversiteit is een belangrijk onderdeel. Het maken van deze kwaliteit biedt de ruimte om in te zetten op (middel)hoogbouw, waarmee ook voldaan wordt aan de vraag naar woningen. Een slimme mix van woningen moet voorzien in de behoefte op lange termijn en niet alleen in de vraag op korte termijn. Dit betekent beter nadenken over de gevolgen van de vergrijzing en wat dit betekent voor het type woningen dat we realiseren. Voor Bovenduist is er de kans om na te denken over een hernieuwde rol van ‘de straat’. De afgelopen decennia wordt deze allereerst vormgegeven voor de auto, de maatvoering is hierop gericht. Andere gebruikers, maar ook groen komen later. In bovenduist zou de ‘straat’ juist onderdeel moeten worden van een netwerk van verblijfsplekken, groen en natuur. De wijk moet primair zijn ingericht op fietsers en voetgangers; we zetten maximaal in op het benutten van nieuwe vormen van mobiliteit. De auto krijgt een bescheiden plek, zo min mogelijk in het straatbeeld. Klimaatneutraal en circulair bouwen als norm: Bovenduist als hét voorbeeldproject van Nederland waar we op grote schaal klimaatneutraal bouwen.  
De groei van de stad in historisch perspectief

Amersfoort is een stad waar veel mensen willen wonen. Onze centrale ligging dichtbij grote steden als Amsterdam en Utrecht maakt dat we voor veel mensen uit het noorden en oosten van het land de poort naar de Randstad zijn. In combinatie met de uitstekende verbindingen over zowel de weg als het spoor maakt dat Amersfoort tot één van de best bereikbare steden van het land. Onze gunstige ligging op de flank van de Utrechtse Heuvelrug in het overgangsgebied naar het weidse polderlandschap van Arkemheen-Eemland zorgt bovendien voor een zeer aantrekkelijke leefomgeving. De afgelopen jaren zijn er bovendien steeds meer mensen uit Utrecht en Amsterdam - die daar geen betaalbare woonruimte meer kunnen vinden - uitgeweken naar Amersfoort.

Geen wonder dus dat veel mensen hier willen wonen. Dat is ook terug te zien in de groei van het  inwonertal van Amersfoort sinds de Tweede Wereldoorlog. Amersfoort is in een slordige 80 jaar tijd in razend tempo uitgegroeid van een bescheiden provinciestadje met ca. 50.000 inwoners tot een stad van bijna 160.000 inwoners nu. Desondanks is Amersfoort een leefbare en aantrekkelijke stad gebleven. Een enorme prestatie, die we hebben te danken aan het lef en de visie waarmee Amersfoort deze groei heeft aangepakt: door groei te zien als een kans in plaats van een bedreiging en door vooruitstrevende architecten en stedenbouwkundigen als Ashok Bhalotra (de ontwerper van Kattenbroek) in te vliegen om de groei van de stad in goede banen te leiden.

Zo hebben we onze stad ‘smoel’ gegeven. Amersfoort heeft niet voor niets voor veel andere steden gediend als voorbeeld en inspiratiebron voor ‘hoe het ook kan’.

Natuurlijk is niet alles even succesvol uitgepakt: iedereen die Amersfoort wat beter kent, kan ook de plekken aanwijzen die - achteraf bezien - niet helemaal goed uit de verf zijn gekomen, of die soms zelfs ronduit zijn mislukt. Maar al met al is Amersfoort een stad die op een bewonderenswaardige manier is omgegaan met de groei die zij heeft doorgemaakt.     

Deze groei zal zich de komende jaren doorzetten. Ook al neemt de bevolkingsgroei landelijk gezien waarschijnlijk af, de trek naar de stad zorgt ervoor dat aantrekkelijke regio’s als Amersfoort blijven groeien. De doelstelling in het Deltaplan om tot 2030 ca. 1000 woningen per jaar bij te bouwen is ambitieus en tegelijkertijd niet eens voldoende om de grote woningnood op korte termijn op te lossen. Daarnaast blijven we ook in de periode na 2030 doorgroeien. Zeker zolang grote steden in de buurt zoals Amsterdam en Utrecht moeite houden om te voorzien in voldoende woonruimte. Zo becijferde de provincie Utrecht onlangs in de Provinciale Omgevingsvisie dat ook in de periode 2030-2040 behoefte is aan ruim 10.000 extra woningen in de regio Amersfoort.           

De vraag is dus niet zozeer of, maar vooral hoe Amersfoort de komende decennia verder gaat groeien. We hebben - net als de afgelopen 80 jaar - ook voor de komende 20 jaar lef en visie nodig om de groei van Amersfoort in goede banen te leiden en te zorgen dat Amersfoort een duurzame, inclusieve en leefbare stad blijft. Als GroenLinks willen we hierin graag het voortouw nemen. Niet voor niets riepen we in ons verkiezingsprogramma op tot ‘visie, lef en leiderschap’ voor de toekomst van Amersfoort.

Waarom überhaupt groeien?

Misschien wel de meest wezenlijke vraag die we onszelf als eerste moeten stellen, is waarom we überhaupt willen groeien. Wat GroenLinks betreft is groei zeker geen doel op zich. Als we de keuze hadden, zouden we Amersfoort liever laten zoals het is of in elk geval stoppen met bouwen als binnenstedelijk alle mogelijkheden zijn uitgeput. Maar zo simpel werkt het helaas niet. Uit de historische terugblik blijkt dat Amersfoort sinds de Tweede Wereldoorlog in min of meer hetzelfde tempo is blijven groeien (ca. 1000 woningen per jaar). En ook voor de komende 20 jaar is dat ongeveer de verwachte groei.

Wat zou het betekenen als we er desondanks voor zouden kiezen om toch niet te groeien als stad? In dat geval zal de woningnood alleen maar verder toenemen. De wachttijd voor een sociale huurwoning in Amersfoort bedraagt nu al snel zo’n 10 jaar. Als we stoppen met bouwen, zou die wachttijd alleen maar verder oplopen. Jongeren die op eigen benen willen gaan staan, zullen in Amersfoort geen plek meer vinden en gescheiden ouders zullen geen woonruimte kunnen vinden in de buurt van hun kinderen. Ook zullen mensen die uit een zorginstelling komen niet door kunnen stromen naar een reguliere woning, waardoor zij langer een schaarse (en dure) zorgplek bezet houden en ook in de zorg de wachtlijsten verder toenemen. Op dit moment zitten er bijvoorbeeld enkele tientallen jongeren in jeugdzorginstellingen die niet kunnen doorstromen naar een woning of kamer waardoor ze nu gemiddeld 6 tot 9 maanden langer binnen de instelling moeten blijven wonen.  

Ook zullen we als we stoppen met bouwen geen nieuwe vluchtelingen meer op kunnen nemen en/of het aantal mensen met een urgentieverklaring (waarmee je voorrang krijgt bij de toewijzing van een sociale huurwoning) zal nog verder toenemen, waardoor het voor mensen zonder urgentieverklaring haast onmogelijk wordt om nog geschikte woonruimte te vinden. Daarnaast ontstaat groei niet alleen door migratie vanuit buiten Amersfoort. Ook kinderen en jongeren die geboren en getogen zijn in de stad blijven graag wonen in Amersfoort. Zonder groei is deze groep niet op te vangen.  

In de particuliere huur- en koopmarkt zal ‘een slot op Amersfoort’ er vooral toe leiden dat de prijzen nog verder de pan uitrijzen. Gezinnen die samen een salaris van twee keer modaal of hoger verdienen, zullen hier kunnen blijven wonen, maar voor iedereen die minder verdient, wordt Amersfoort dan onbetaalbaar. Voor politieagenten, verpleegkundigen en onderwijzers zal dit betekenen dat er voor hen op termijn geen plek meer is in deze stad (zoals dat in steden als Amsterdam nu al het geval is).

Kortom, als we Amersfoort op slot gooien en de groei een halt toe roepen, is er voor nieuwkomers, starters, jonge gezinnen, mensen die doorstromen uit een zorginstelling en mensen met een middeninkomen praktisch geen plek meer. Dan worden we een stad waar alleen nog yuppen wonen en mensen die het geluk hebben gehad een sociale huurwoning te bemachtigen. Dan verdrijven we grote groepen mensen uit de stad en dat is niet de inclusieve stad die wij als GroenLinks willen zijn.

Natuurlijk moeten we er wel voor zorgen dat als we bouwen dat we dan ook voldoende huizen bouwen voor mensen met een laag of middeninkomen. Gelukkig is dat ook precies wat we in het Deltaplan Wonen hebben afgesproken: als we nieuwe woningen bouwen in Amersfoort moeten daarvan altijd minimaal 35% sociale huurwoningen zijn en daarnaast moet minimaal 20% een middeldure woning zijn (tot ca. 1000 euro per maand). Op die manier bewaken we dat Amersfoort een juiste mix van woningen houdt, zodat er plek is en blijft voor iedereen. Maar niet bouwen is voor ons geen optie.

Inbreiden versus uitbreiden

Maar als we dan gaan bouwen, waar doen we dat dan? Een klassieke discussie bij die vraag is die van het inbreiden versus het uitbreiden: bouwen we in het weiland aan de rand van de stad of gaan we verder verdichten in de bestaande stad door gebieden te transformeren en daarbij meer hoogbouw toe te passen. De positie van GroenLinks in die discussie is altijd heel duidelijk geweest: we zetten maximaal in op inbreiding en pas als alle opties binnenstedelijk zijn uitgeput valt er met ons te praten over uitbreiding buiten de ‘rode contour’. En gelukkig is dat ook precies wat we doen in Amersfoort.

Zo transformeren we kantorenpark de Hoef-West (naast station Schothorst) naar een gemengd woon- en werkgebied. Er komen hier ca. 2500 extra woningen. Daarnaast turnen we de voormalige industriegebieden langs de Eem en het spoor (o.a. de Wagenwerkplaats, De Nieuwe Stad en de Kop van Isselt) om tot een woon- en werkgebied met ca. 3500 nieuwe woningen. Ook op verschillende meer kleinschalige plekken in de stad bouwen we nog eens ca. 3500 woningen, vaak in de vorm van hoogbouw. In totaal voegen we de komende jaren op die manier ca. 10.000 nieuwe woningen toe aan de bestaande stad.

Uitgaande van een woningbouwopgave van ca. 1000 woningen per jaar betekent dit dat we met de inbreidingsplannen die nu al in de pijplijn zitten nog zo’n 10 jaar vooruit kunnen. Zoals gezegd zal Amersfoort ook in de periode na 2030 blijven groeien. En hoewel dat nog ver weg lijkt, is dat in stedelijke ontwikkeling behoorlijk dichtbij. De ontwikkeling van een woningbouwplan van initiatief tot en met realisatie duurt gemiddeld namelijk zo’n 7 tot 12 jaar. Afgezet tegen de vierjaarlijkse periode die een gemeenteraad zit, bereidt de gemeenteraad van vandaag dus vaak besluiten voor die pas in de volgende periode of later zichtbaar worden.   

We zullen daarom nu al moeten beginnen met nadenken over de groei van de stad voor de periode na 2030. Natuurlijk kunnen we ook dan op verschillende plekken in de stad blijven inbreiden, bijvoorbeeld door verdere transformatie van bedrijventerrein de Isselt. Op dit moment werken we al aan plannen voor de transformatie van de Kop van Isselt (het gebied waar nu nog de ROVA zit, ten oosten van de Industrieweg). Als het aan GroenLinks ligt, gaan we daar na 2030 aan de westkant van de Industrieweg (het zogenaamde vak C en D van de Isselt) mee door.

Het zal ons echter niet lukken om de hele woningbouwopgave binnenstedelijk op te vangen. We zullen daarom ook moeten kijken naar gebieden buiten de stad. Vathorst Bovenduist - het gebied grenzend aan het huidige Vathorst, achter de ‘vuilnisbelt van Smink’ - is daarvoor de meest voor de hand liggende plek.

Als GroenLinks hebben we altijd gezegd dat er met ons pas te praten valt over bouwen in Bovenduist wanneer binnenstedelijk alle opties om te bouwen zijn uitgeput. En hoewel wij nog wel kansen zien om binnenstedelijk verder te verdichten, ook na 2030, moeten we goed in de gaten houden dat we niet te ver doorschieten met het inbreiden in de bestaande stad. Dat kan namelijk ten koste gaan van de leefbaarheid en het groen. Om een duurzame en toekomstbestendige stad te blijven, moeten we dus de balans bewaken tussen inbreiden en uitbreiden. Om die reden is nu wat ons betreft het moment gekomen om na te gaan denken over hoe we Bovenduist willen gaan ontwikkelen. Dat geeft ons bovendien de tijd om goed te bedenken wat we precies willen met deze nieuwe uitlegwijk. Want als we hier gaan bouwen moet het wat ons betreft wel de meest duurzame wijk van Nederland worden. Geen Vathorst 2.0 dus, maar wat dat precies betekent, zullen we met elkaar verder moeten verkennen.

Maximale binnenstedelijke verdichting vs. ruimte houden (en maken) voor groen in de stad

De beschikbaarheid van plekken om te bouwen is dus niet de enige beperking als het gaat over inbreiding binnen de bestaande stad. Er zitten ook grenzen aan de hoeveelheid woningen die we binnenstedelijk kunnen blijven toevoegen. We kunnen niet elke plek helemaal volbouwen. Zeker wanneer we veel in de hoogte bouwen (en dat doen we!), moet er ook voldoende openbare ruimte over blijven om te kunnen bewegen, recreëren en ontspannen. Juist in een stad die extra verdicht, moeten we voldoende groene ruimte openhouden voor natuur en recreatie.  

Amersfoort heeft in dit opzicht een goede uitgangspositie. We beschikken over grote groene gebieden die als groene longen de stad letterlijk en figuurlijk lucht geven. Het gaat dan bijvoorbeeld om Park Schothorst, Park Randenbroek en het Waterwingebied. Deze waardevolle groene gebieden zijn niet zonder slag of stoot ontstaan en het is wederom te danken aan het bestuurlijke lef en de stedenbouwkundige visie uit het verleden dat we nu kunnen genieten van deze prachtige gebieden. Deze moeten we koesteren en als het even kan verder versterken. De druk om meer woningen te realiseren mag er niet toe leiden dat we dit soort belangrijke gebieden aantasten. Sterker nog, hoe drukker het in de stad wordt, hoe belangrijker het is dat we deze groene longen versterken.  

Daarnaast zijn deze groene plekken niet alleen als ‘plek’ cruciaal voor de leefbaarheid in de stad. Ook het netwerk waar deze gebieden deel van uit maken is cruciaal. Bij mooi weer zoeken mensen in de stad massaal (en vaak met de auto…) de natuur op. De straten zijn dan leeg, de natuur is vol en er is een ongekende drukte in deze gebieden, die nagenoeg allemaal buiten de stad gelegen zijn. Door alles vol te bouwen in de stad ontneem je de stad de kans om dit netwerk te versterken of aan te leggen, een netwerk dat begint in de straat en doorloopt tot in het buitengebied.

Harde rode contouren versus verweving tussen stad en groen

Een lastiger dilemma is die van de harde rode contouren versus die van de minder rigoureuze overgangsgebieden tussen stad en natuur. Als GroenLinks zijn we altijd erg strikt in het handhaven van de ronde contour (de harde grens tussen bebouwing en groen aan de rand van de stad). We bouwen liever niet buiten de bestaande stad en als het dan toch moet, doen we het liever direct goed. De ruimte die we bebouwen, moeten we wat GroenLinks betreft maximaal benutten, zodat we zo zuinig mogelijk zijn op het groen rond de stad. Ons stedenbouwkundige schikbeeld is Amerika waar steden omsloten zijn door eindeloze voorsteden met grote vrijstaande huizen en enorme privétuinen, waar iedereen door de lage woningdichtheden haast per definitie is aangewezen op de auto.    

Onze strikte benadering van de rode contour kan ertoe leiden dat deze de stad als het ware als een stedelijke band omsluit. Met als risico dat we de verbinding tussen de natuur buiten de stad en het leven in de stad verbreken. Om dat te voorkomen, moet je voldoende ruimte houden om de verbinding tussen de stad en het buitengebied te behouden. Sommige steden hebben hiervoor zogenaamde ‘groene scheggen’ of ‘lobben’ aangewezen die als een soort groene corridors de stad en het groene buitengebied verbinden. De grote stadsparken van Amersfoort zoals Park Randbroek, Park Schothorst en het Waterwingebied zou je als onze groene scheggen kunnen zien.

Deze groene lobben dringen vaak door tot diep in de stad. Op die manier ontstaat een verweving tussen het groene buitengebied en de stad en is het ‘buitengebied’ voor iedereen in de stad dichtbij. Op die manier biedt de stad kwaliteit voor zowel de natuur als (de mensen in) de stad. Het landschap en de natuur wringt zich als het ware het stedelijk weefsel in, tot in de poriën van de stad. Letterlijk je voordeur uit en je waant je ‘buiten’.

Een mooi voorbeeld van een stad waarbij deze groene scheggen ook zijn toegepast, is Kopenhagen. In Kopenhagen is dit principe heilig, bij nieuwe ontwikkelingen vormt dit dan ook de leidraad. Bewust bouwen in hoge dichtheden, waarbij het landschap leidend is en waarbij de hoge dichtheden er mede voor zorgen dat het landschap ook in voldoende mate aanwezig is. De stad doet dit door middel van een gezonde en bijzondere mix van laagbouw, veel (middel)hoogbouw en een sterke verweving van de beperkte privé buitenruimte en het landschap. Het landschap als tuin! Daarnaast is de auto nooit leidend, zonder genegeerd te worden. De ruimte rondom de gebouwen dient het groen, de voetganger, de fietser en spelende kinderen en ouderen. De openbare ruimte is dan ook aantrekkelijk voor vele doelgroepen, waaronder gezinnen.

In Kopenhagen lukt om ondanks de zeer groene en open woonomgeving dichtheden te halen van ca. 50-60 woningen per hectare. Ter vergelijking: in het huidige Vathorst halen we gemiddelde dichtheden van ca. 25-30 woningen per hectare.

Een ander voorbeeld, dichter bij huis, waarin het is gelukt om de stad op een waardevolle manier te verbinden met de groene omgeving is Kerkebosch in Zeist, waar een serie lange en grote flats letterlijk de stad afsneed van de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. Om deze flats lag voorheen de harde grens van de stad. Een groot deel van de flats maakt nu plaats voor een andere invulling. In plaats van tot aan de rand van de stad alles vol te bouwen, is hier gekozen voor meer variatie, waarbij zoveel mogelijk woningen direct richting het landschap zijn gesitueerd. Een mooie mix van appartementen en grondgebonden woningen draagt bovendien bij aan een inclusief milieu, want er is ruimte voor ca 40% sociale huur.

Er is letterlijk een verbinding tussen het groen en de stad gecreëerd. Uiteindelijk kwamen er meer huizen, zijn de natuurwaarden versterkt en is er een zeer waardevolle en gewilde woonomgeving ontstaan.

Functiescheiding versus functiemenging

In het verlengde van het dilemma over de harde rode contouren versus verweving van groen en rood ligt die van functiemenging versus functiescheiding. Traditioneel kennen we in Nederland een vrij strikte scheiding van functies: wonen en werken doen we op aparte plekken, landbouw en natuur horen buiten de stad en huizen en bedrijven daarbinnen. De gedachte is logisch en dit principe heeft ons tot nu toe altijd waardevolle gebieden van hoge kwaliteit opgeleverd. Echter in deze tijd, waarin de druk op de ruimte hoog is, ontstaat een suboptimale invulling van deze ruimte en daarnaast is er ook gewoonweg niet de ruimte om alles naast elkaar te realiseren.

Neem bijvoorbeeld zonnepanelen. Om duurzame energie op te wekken zijn onder andere grote oppervlaktes aan zonnepanelen nodig. Als we die alleen aanleggen in de vorm van grote zonneweides buiten de stad, heeft dat grote impact op het landschap. Niet voor niets is de roep daarom groot om (eerst) de daken van bestaande gebouwen vol te leggen met zonnepanelen. We zullen daarom bij de aanleg van nieuwe wijken alle kansen voor de opwekking van duurzame energie maximaal moeten benutten, om te voorkomen dat we de ruimte twee keer nodig hebben.

Ditzelfde principe geldt ook voor andere ruimtelijke opgaves. Denk aan het mengen van woningen en kantoren. Waar werknemers de parkeerplekken overdag gebruiken en bewoners ‘s avonds kunnen parkeren. Zo hoeven we ze maar één keer aan te leggen en houden we ruimte over voor andere functies, zoals groen. Ook voor andere hedendaagse opgaves - zoals het tegengaan van hittestress of het voorkomen van wateroverlast - is het slimmer om hier in het ontwerp van nieuwe wijken al rekening mee te houden: natuurinclusief bouwen.  

Op die manier voorkomen we dat later aanvullende (vaak dure, complexe en niet-duurzame) maatregelen nodig zijn. Als we een en ander slim combineren, ontstaat bovendien vaak een prettigere woon- en leefomgeving. De aanwezigheid van groen draagt bij aan het beperken van hittestress en wateroverlast, vergroot tegelijkertijd de kwaliteit van het leefmilieu en zorgt voor het vergroten van de biodiversiteit. Het blijkt namelijk dat ook in stedelijke omgevingen de biodiversiteit erg hoog is. Functiemenging leidt zo tot meer kwaliteit, lagere kosten en beter gebruik van de schaarse ruimte.

Auto als ordenend principe versus de blauwgroene hoofdstructuur als ruimtelijke drager

Een ander aspect is de plek die we de auto geven. Ook hier is het voorbeeld van veel Amerikaanse steden een schrikbeeld. Pak de plattegrond van een willekeurige Amerikaanse (of Duitse) stad erbij en je ziet in één oogopslag dat de ontwerper waarschijnlijk als eerste de (auto)wegen heeft ingetekend. Daarna de woonblokken en wat overbleef, werd park.

Ook in de Nederlandse traditie van stedenbouw van de laatste jaren zien we dit fenomeen helaas vaak terug. Er wordt veel ontwerpen vanuit het autonetwerk en in de overgebleven ruimte komen de huizen. Het gevolg is dat het vervolgens puzzelen wordt om het gewenste groen goed in te passen, en dat is toch eigenlijk gek? Bovendien is het gevolg voorspelbaar: als je ontwerpt voor een auto, dan komt er een auto. Als je redeneert vanuit de gewenste kwaliteit van een gebied is dat wat ons betreft dan ook precies de omgekeerde volgorde. Voor een maximale kwaliteit en een sterke samenhang tussen stad en groen is het beter om het andersom te doen.

De kunst is dus om eerst op zoek te gaan naar aanwezige structuren met de kwaliteit om te fungeren als ruimtelijke dragers van een gebied. In een land als Nederland met z’n vele waterlopen en fijnmazige landelijke gebied met houtwallen en bomenrijen zijn dit soort groenblauwe structuren vaak de perfecte dragers voor nieuwe (woon)gebieden. Door aanwezige kwaliteiten als uitgangspunt te nemen en verder te versterken, ontstaat een waardevol openbaar gebied met veel kwaliteit en ruimte voor verschillende ruimtelijke functies (zoals natuur, recreatie en klimaatadaptatie).

Deze landschappelijke dragers vormen als het ware een het netwerk dat het groen tot aan de voordeur brengt en andersom de gebruiker of de flora en fauna het landschap in brengt. Rondom deze robuuste netwerken ontstaat vervolgens ruimte voor huizen, bedrijven en andere voorzieningen.

We moeten natuurlijk ook zorgen voor een goede ontsluiting van deze gebieden. In de eerste plaats voor fietsers en voetgangers, maar ook voor de auto. Als GroenLinks zijn we niet tegen het gebruik van de auto op zich, wel willen we af van de auto als vertrekpunt bij het ontwerpen van nieuwe (woon)wijken. Die moeten wat ons betreft in de eerste plaats perfect bereikbaar zijn met hoogwaardig openbaar vervoer en uitnodigend voor fietsers en voetgangers. De auto mag er zijn, maar met een minder dominante plek in het straatbeeld. Parkeren vindt zoveel mogelijk plaats op eigen terrein of in centrale parkeerhuizen. Door nieuwe vormen van mobiliteit, zoals deelauto’s, zal het eigen autobezit de komende jaren bovendien verder afnemen, zeker onder jongeren. Dat willen we maximaal stimuleren, zeker op plekken dichtbij OV-knooppunten zoals treinstations.

Bouwen voor de behoefte op lange termijn in plaats van de vraag op korte termijn

Vervolgens is het de vraag welk type woningen we willen bouwen en voor wie. Een eengezinswoning met eigen voor- en achtertuintje is op dit moment ongekend populair en bouwers en projectontwikkelaars verdienen hier doorgaans ook het meeste aan. 

Als je de vraag stelt “Wil je een woning met een mooie groene tuin of liever een appartementje met een klein balkon?” dan laat het antwoord zich raden. Het antwoord wordt al heel anders als  je de vraag stelt: “Woon je liever in een woning met een kleine achtertuin en beperkt openbaar groen of woon je liever in een mooi appartement, gelegen in een groene omgeving met een balkon met uitzicht en veel ruimte om te verblijven in het landschap?” Ook hier kunnen we leren van het buitenland, bijvoorbeeld van Hamburg. Daar wordt de aanleg van parken, speelvoorzieningen, maar ook scholen naar voren gehaald in de ontwikkeling (dus tegenovergesteld van Nederland), waarmee het voor gezinnen direct aantrekkelijk is om zich te vestigen op nieuwe plekken.

Wie dieper de cijfers in duikt, ziet bovendien dat Amersfoort al beschikt over een relatief groot aandeel eengezinswoningen. Dat is niet verwonderlijk. In de tijd van de grote uitleggebieden waren jonge gezinnen namelijk ook al de belangrijkste doelgroep. Tijdens onze grote groeispurt in de jaren ’80 en ’90 was Amersfoort dan ook een magneet voor jonge gezinnen. Zij streken massaal neer in wijken als Schothorst, Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland en later Vathorst.

Nu, 20 tot 30 jaar, later doet zich in deze wijken een heel ander fenomeen voor, namelijk vergrijzing. Veel kinderen zijn inmiddels het huis uit en de ouders blijven achter in een grote eengezinswoning. Onderstaand grafiekje laat deze ontwikkeling mooi zien.

De Amersfoortse bevolking vergrijst dus. Van de groei die Amersfoort de komende jaren zal doormaken, is het aandeel ouderen (zogenaamde ‘empty nesters’ en 70+’ers) maar liefst 85%.

Deze vergijzing stelt ook andere eisen aan onze woningvoorraad. Zo neemt de behoefte naar appartementen waarschijnlijk toe en zal er behoefte ontstaan naar vormen van wonen waar ruimte is voor zorg (aan huis). Door de openbare ruimte bovendien drempelloos in te richten (wat makkelijker is wanneer we niet de auto niet als uitgangspunt hanteren) wordt ook de buitenruimte levensloopbestendig. En een groene woonomgeving stimuleert senioren om deel te blijven nemen aan de samenleving. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat deze doelgroep vaak graag in een ruim, onderhoudsvrij en luxe appartement wil wonen, met alle relevante voorzieningen vlakbij en bij voorkeur dicht bij het centrum of in de wijk waar men al woont. Aangezien Amersfoort relatief weinig van dit type woningen heeft, zouden we bij nieuwbouw juist hierop moeten inzetten.

De doorstroming op de woningmarkt die als logisch gevolg hiervan zal ontstaan, is waarschijnlijk ruim voldoende om te voorzien in de vraag naar traditionele eengezinswoningen. Deze doorstroming op gang brengen, is daarom cruciaal en het zou dan ook goed zijn om meer te kijken naar de woonwensen van de (toekomstige) ouderen en wat hen er van weerhoudt om die woonwensen in vervulling te brengen. We zouden juist voor deze doelgroep woningen moeten bouwen en niet alleen moeten kijken naar de vraag van actieve woningzoekenden nu. Dat neemt niet weg dat we voor een gezonde mix in nieuwe wijken natuurlijk ook woningen voor jonge gezinnen moeten bouwen. Dit zou echter minder de boventoon moeten voeren.

Hoe gaan we bouwen: duurzaam en circulair dus ruim baan voor houtbouw en modulair bouwen

Van de Belgen zeggen we weleens gekscherend dat ze met ‘een baksteen in hun maag geboren zijn’, doelend op hun enorme behoefte om een eigen woning te bezitten. Deze uitdrukking kan evengoed slaan op Nederlandse bouwbedrijven en projectontwikkelaars, als metafoor voor hun onuitroeibare neiging om vast te blijven houden aan bouwen in beton en baksteen. Er zijn tegenwoordig veel betere bouwtechnieken beschikbaar en toch blijven zij vasthouden aan traditionele bouwmethoden die vaak veel duurder, trager, arbeidsintensiever en milieuonvriendelijker zijn.

Zo zijn voor de productie van beton, staal en baksteen grote hoeveelheden grondstoffen (zoals zand, klei, grind en erts) nodig waarvoor bij de winning elders in de wereld het landschap op de kop wordt gezet. Bovendien komen bij de productie van met name beton enorme hoeveelheden CO2 vrij. Daar komt nog eens bij dat het stapelen van bakstenen en het storten van beton behoorlijk arbeidsintensief en tijdrovend is, terwijl de beschikbaarheid van voldoende bouwpersoneel een groeiend probleem is en steeds vaker de reden dat bouwprojecten vertragen of duurder uitvallen. Recent is daar nog de stikstofcrisis bijgekomen. De stikstofuitstoot van woningbouw zit ‘m vooral in de uitstoot tijdens de bouw. Met andere bouwmethoden kunnen we ook de stikstofuitstoot van woningbouw drastisch terugbrengen.

En de oplossing ligt voor het oprapen, namelijk circulair en modulair bouwen. Dat betekent in de eerste plaats dat we andere, meer duurzame en hernieuwbare materialen moeten gaan gebruiken, zoals hout. Daarnaast moeten we een groter deel van het bouwproces vooraf voorbereiden, waarbij op de bouwplaats zelf alleen nog de verschillende modules in elkaar worden gezet. Op die manier kunnen we echt duurzame woningen creëren, met veel minder verspilling van menskracht en bouwmaterialen én sneller.  Dat hoeft niet duurder te zijn (op termijn is het zelfs goedkoper) en de voorbeelden bewijzen dat deze woningen een prettiger leefklimaat opleveren dan traditionele huizen.

Waarom gebeurt dit nog niet? In de eerste plaats is de bouwsector zo ongeveer de minst innovatieve van alle bedrijfstakken. De winstmarges zijn relatief laag, onder andere doordat de faalkosten (ca. 20%) erg hoog zijn en daardoor is er weinig ruimte voor onderzoek en innovatie. Bovendien is de concurrentie - op basis van de laagste prijs - hoog en hebben bouwbedrijven nu eenmaal een bepaalde bedrijfsstructuur waarop ze de omvang en de kwaliteit van hun personeelsbestand hebben gebaseerd. Voor een individueel bouwbedrijf is het een groot risico om het roer 180 graden om te gooien.

Die omschakeling is echter wel wat er zou moeten gebeuren. En als de markt daar zelf niet toe in staat is, moeten we ze als overheid een handje helpen. Wat GroenLinks betreft wordt klimaatneutraal en circulair bouwen de norm. Als we in Amersfoort zouden besluiten een nieuwe woonwijk te bouwen, moet deze wat ons betreft het toonbeeld van duurzaamheid zijn. Om zo ons steentje bij te dragen aan een duurzame en klimaatneutrale wereld, en ook om aan anderen te laten zien hoe het ook kan. Net zoals we dat destijds bij wijken als Kattenbroek en Nieuwland hebben gedaan. Als we het met elkaar willen, kan het!

Wat betekent dit concreet voor onze inzet op een aantal actuele dossiers?

Met bovenstaande visie willen we als GroenLinks een bijdrage leveren aan de discussie over hoe we in Amersfoort om willen gaan met de groei van de stad. Voor een aantal actuele onderwerpen met betrekking tot de stedelijke ontwikkeling van Amersfoort zetten we daarom in op de volgende punten:

Langs Eem en Spoor/Kop van Isselt

Hier - dicht bij het station en de binnenstad -  kunnen en willen we maximaal verdichten, met oog voor bestaande cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten. Dit is een locatie waar we bij uitstek lef kunnen tonen waar het gaat om innovatieve vormen van mobiliteit. Wat ons betreft verlagen we hier drastisch de parkeernormen, naar het voorbeeld van de Merwedekanaalzone in Utrecht, zodat de openbare ruimte van de mensen is in plaats van voor de auto’s.    Maximaal verdichten betekent niet dat we het gebied helemaal volbouwen! Voldoende groen en een hoge kwaliteit van het openbaar gebied is juist bij het realiseren van veel woningen van groot belang. De Eem zou als drager van het gebied moeten dienen en als groene long de stad met het buitengebied moeten verbinden.

Schothorsterlaan 88 (Park Schothorst)

Park Schothorst moet als groene long behouden blijven voor de stad. De afgebrande Amforsboerderij herbouwen is oké, mits dit ook bijdraagt aan versterking van het groen. Verder handen af van het park! De herbouwde boerderij zou de ideale woonplek kunnen zijn voor bijzondere doelgroepen, zoals jongerenhuisvesting of een Knarrenhof voor ouderen   Op termijn zouden we een robuuste ecologische en recreatieve verbinding tussen Park Schothorst en de Eem moeten creëren.

Park Randenbroek en het Waterwingebied

Park Randenbroek en het Waterwingebied moeten we koesteren als groene longen van de stad We kunnen hier de verbinding tussen het groen en de omliggende woongebieden nog verder verbeteren.

Heuvelrugzone

Hier kunnen we de verbinding tussen natuur en stad verder versterken. De ecologische kwaliteit staat echter voorop en moeten we slim combineren met (beperkte) woningbouw en recreatie.

De Hoef-West

De aanwezige groenblauwe kwaliteiten kunnen we bij de transformatie van dit gebied nog beter benutten. Dat is ook nodig om de kwaliteit van het openbaar gebied te vergroten. De transformatie van de Hoef-West is een kans om de verbinding tussen het Waterwingebied en Park Schothorst te versterken.

Valleikanaal Zone

We benutten de ecologische en recreatieve kwaliteiten van de Valleikanaal Zone voor de stad nog onvoldoende. De stad lijkt nu met de rug naar het Valleikanaal gebouwd. Ontwikkelingen in de Valleikanaal Zone zouden we moeten aangrijpen om de kwaliteiten van dit gebied en de interne samenhang te versterken. De Valleikanaalzone heeft daarmee de potentie om zowel landschappelijk, als ecologisch, maar ook recreatief het stadscentrum te koppelen aan Hoogland-West en de Gelderse Vallei, een unieke kans.

Vathorst Bovenduist

Gezien de groei van Amersfoort die we verwachten, moeten we de kansen die Vathorst Bovenduist ons te bieden heeft zo goed mogelijk zien te benutten. Niet alleen op het vlak van woningbouw, maar ook op gebied van groen-blauwe netwerken en de verbinding van Amersfoort-Noord met het omringende landschap. De bouw van woningen hoeft echter niet voor 2025 te starten omdat we eerst nog volop bezig zijn met een aantal inbreidingslocaties. De tussenliggende tijd kunnen we dus benutten om een plan uit te werken om van Bovenduist de meest duurzame en landschappelijk vormgegeven wijk van Nederland te maken. Het moet voelen alsof Bovenduist deel uit maakt van het landschap.  De overgang tussen de stad en het groene ommeland is dus cruciaal. Een huidig bewoner van bijvoorbeeld Vathorst moet niet het gevoel krijgen dat door de bouw van Bovenduist, het landschap weer een stukje verder weg is komen te liggen. De betaalbaarheid van woningen staat voorop dus in lijn met het Deltaplan Wonen moet er in Bovenduist in de eerste plaats worden gebouwd voor mensen met een laag en middeninkomen De aanwezigheid van een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding is een randvoorwaarde om te kunnen starten met de ontwikkeling van Bovenduist. De wijk zelf moet dus een robuust netwerk van openbaar gebied krijgen, dat kwalitatief hoogwaardig is en veel verblijfskwaliteit biedt. Daarnaast moet zowel de gebouwde als de ongebouwde omgeving natuurinclusief zijn, biodiversiteit is een belangrijk onderdeel. Het maken van deze kwaliteit biedt de ruimte om in te zetten op (middel)hoogbouw, waarmee ook voldaan wordt aan de vraag naar woningen. Een slimme mix van woningen moet voorzien in de behoefte op lange termijn en niet alleen in de vraag op korte termijn. Dit betekent beter nadenken over de gevolgen van de vergrijzing en wat dit betekent voor het type woningen dat we realiseren. Voor Bovenduist is er de kans om na te denken over een hernieuwde rol van ‘de straat’. De afgelopen decennia wordt deze allereerst vormgegeven voor de auto, de maatvoering is hierop gericht. Andere gebruikers, maar ook groen komen later. In bovenduist zou de ‘straat’ juist onderdeel moeten worden van een netwerk van verblijfsplekken, groen en natuur. De wijk moet primair zijn ingericht op fietsers en voetgangers; we zetten maximaal in op het benutten van nieuwe vormen van mobiliteit. De auto krijgt een bescheiden plek, zo min mogelijk in het straatbeeld. Klimaatneutraal en circulair bouwen als norm: Bovenduist als hét voorbeeldproject van Nederland waar we op grote schaal klimaatneutraal bouwen.  

Persbericht – Bijdrage Kadernota 2019 – 2024

Burger Partij Amersfoort (BPA) Burger Partij Amersfoort (BPA) D66 ChristenUnie PvdA GroenLinks VVD CDA Amersfoort 09-07-2019 14:54

Geachte voorzitter,

De BPA zal het kort houden.

Wij dienen vanavond slechts één motie in.

De Burger zal de komende jaren de rekening gepresenteerd krijgen van een miljoenentekort, omdat de coalitie vast zal houden aan haar plannen.

Wij vinden dat niet eerlijk, omdat Amersfoorters recent al een forse belastingverhoging hebben gekregen.

Naar het zich nu laat aanzien gaat het om tekorten van 2,5 miljoen euro in 2020; 11 miljoen in 2021 en maar liefst 23 miljoen in 2023! Voor de komende vijf jaar komt dit op een totaal van 70,2 miljoen euro.

Dit is 468 euro per inwoner van Amersfoort, zonder kinderkorting!

Het is volgens de BPA tijd dat Amersfoort duidelijke keuzes gaat maken. Er moet meer geld naar Jeugdzorg, Woningbouw, Ouderen en Handhaving en we zouden moeten stoppen met geldverslindende projecten als de Westelijke Ontsluiting of het eindeloos, 18/20 jaar juridisch procederen tegen een Amersfoort Projectontwikkelaar d.m.v. zeer dure advocaten van de Zuid-As.

Zo kom je als Amersfoort wel aan 11 miljoen per jaar externe inhuur.

Als we nu stoppen met de Westelijke Ontsluiting valt er niet alleen een hoop geld vrij om deze tekorten mee op te vullen, maar komt er mogelijk ook bouwcapaciteit vrij voor de aanpak van een echt verkeersprobleem: klaverblad Hoevelaken.

Een ander voorbeeld.

De lokale partijen hebben recent in dit Stadhuis een hoorzitting georganiseerd.

Hierbij is een Amersfoortse Burger en Projectontwikkelaar aangehoord over diens Visie op een langslepend conflict van maar liefst 20 jaar met de gemeente en was er de gelegenheid om verduidelijkende vragen te stellen.

Het ging dus uitdrukkelijk niet om een rechtszitting, een discussie, politieke standpunten, meningen of van welke partij er dan ook uiteindelijk gelijk heeft.

Als medeorganisator verwacht de BPA tenminste respect en aanwezigheid van de Coalitie.

Echter, zowel de VVD als ChristenUnie, D66 en GroenLinks stuurden allen, geen enkele woordvoerder naar deze Hoorzitting

Maar Amersfoort-2014 alswel de BPA, CDA en PvdA hebben wel verduidelijkende vragen kunnen stellen.

Zelfs D66-wethouder Stegeman, die samen met VVD-wethouder Buijtelaar momenteel verantwoordelijkheid draagt voor dit 20 jaar slepende Dossier, bleef op de gang staan, en liet zich niet zien tijdens deze Hoorzitting.

Wat de BPA betreft bewijst dit opnieuw dat in Amersfoort drie van de zeven wethouders overbodig zijn. De Amersfoortse Burger betaalt hiervoor wel grof geld: 2 ton per jaar per stuk.

Voorzitter, bovendien vond en vindt dit debacle plaats onder Uw voorzitterschap van zowel het College als deze gemeenteraad.

Dit doet de BPA pijn. Evenals dat de Wethouder van de Democraten 66 op de gang blijft staan; weigert zijn juridisch verantwoording te nemen, en zijn VVD-collega er alleen op af stuurt.

Het is de BPA duidelijk dat er onzichtbare krachten in dit huis de Baas zijn, wanneer de volledige Coalitie van VVD, ChristenUnie, D66 en GroenLinks en zelfs een verantwoordelijk Wethouder van D66 huize, niet bij een dergelijke Hoorzitting aanwezig zijn, dan wel mogen zijn.

Wanneer iemand in deze positie als Project Ontwikkelaar bereid is om diens verhaal te doen dan kun je op zijn minst het fatsoen opbrengen om ernaar te luisteren en diegene netjes te woord te staan.

Dit gaat niet alleen voorbij aan de gedragscode voor raadsleden, maar tart zelfs de normen van fatsoen.

Voorzitter, hieruit blijkt, volgens de BPA, dat de Coalitie de huidige Oppositie totaal niet serieus neemt, en alles van tevoren afstemt en samen af kaart.

Het moge duidelijk zijn dat wij hier en nu, dan niet “voor spek en bonen” een uitgebreid verhaal voor de Kadernota gaan houden.

Wel hebben wij U een Motie beloofd.

(Zou NU onze BPA Motie BOA’s geprojecteerd kunnen worden?)

(Plus de getallen uit de andere 150.000 plus gemeenten)

Voorzitter, aangezien Amersfoort een doorsnee 150.000 plus gemeente van Nederland is, met tenminste vergelijkbare problemen in omvang en aantal, wordt het echt de hoogste tijd dat we ons BOA-bestand vergroten van 23 naar tenminste 35, maar liever 40 fulltime FTE-krachten.

Daarom bevelen wij de Raad deze BOA-Motie van harte aan.

De fractie van de Burger Partij Amersfoort (BPA)

Ralph Langendam

en Hans van Wegen

Actie tegen nutteloze bomenkap!

SP SP GroenLinks VVD D66 ChristenUnie Amersfoort 09-02-2019 18:53

Boze bewoners van de stad Amersfoort gaan maandag 11 februari actie voeren in het bos bij Amersfoort om de bomenkap te voorkomen voor de nutteloze aanleg van de Westelijke Ontsluiting in Amersfoort. De SP Amersfoort en leden van de SP Statenfractie provincie Utrecht zullen deze actie ondersteunen.

Wij roepen alle strijdbare mensen die ons mooie bos willen behouden op:

Kom Maandag 11 februari om 9 uur naar ‘Leerhotel het Klooster’, Daam Fokkemalaan 10, 3818 KG Amersfoort. Parkeren is daar mogelijk.

Daar wordt verteld hoe de actie er verder uit gaat zien.

De Westelijke Ontsluiting gaat de gemeenschap (provincie en gemeente) uiteindelijk vele malen meer dan 67 miljoen euro kosten. En 4000 bomen op de koop toe. Onlangs is aangetoond dat er veel beschermde diersoorten op het terrein zitten. Dassen, boommarters, haviken, reeën en sperwers. Keer op keer is aangetoond dat deze weg niet nodig is, omdat er goede doorstroming is op de oude route. Zelfs tijdens de monsterfile enkele weken geleden kon er op de bestaande weg gewoon worden doorgereden.

Toch wijken de VVD wethouder Buitelaar en VVD Gedeputeerde Dennis Straat (van de Uithoflijn) niet van hun plan af om dit stuk asfalt aan te leggen. Hierbij door dik en dun gesteund door coalitiepartijen Groen Links, ChristenUnie en D66 in de gemeente en provincie.

De SP is niet tegen wegen, nieuwe verbindingen, verbeterde doorstroming. Wel tegen het verspillen van gemeenschapsgeld en natuur voor wegen die niet nodig zijn voor de inwoners, en alleen gunstig zijn voor de asfaltlobby.

KOM OOK EN STRIJD MEE!!!!!!

Deltaplan Wonen: visie GroenLinks | Amersfoort

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 04-02-2019 00:00

De woningmarkt in Amersfoort zit op slot. Het is voor veel mensen - in het bijzonder starters en mensen met een laag inkomen - haast onmogelijk woonruimte te vinden. Dit gebrek aan betaalbare woonruimte is een groot maatschappelijk probleem en vraagt om een actieve rol van de gemeente. GroenLinks heeft daarom het initiatief genomen voor het ‘Deltaplan Wonen’, waarin een ambitieuze aanpak voor de bestrijding van de woningnood in Amersfoort wordt uitgewerkt. Dit voorjaar moet het plan er liggen. We blikken graag vooruit op dit Deltaplan: wat zijn onze verwachtingen en welke maatregelen willen we er in elk geval in terug zien?       

 

 

 

Wonen is een eerste levensbehoefte, geen luxe

De wachtlijsten voor een sociale huurwoning zijn ellenlang, de huren in de particuliere sector zijn explosief gestegen en om in aanmerking te komen voor een koopwoning heb je een vast inkomen van minimaal anderhalf keer modaal nodig. Daarmee is betaalbare woonruimte voor steeds meer mensen onbereikbaar. En dat is een groot probleem, want een dak boven je hoofd is geen luxe, maar een basale eerste levensbehoefte. De vooruitzichten zijn bovendien niet gunstig: ontwikkelingen in de zorg leggen extra druk op de woningmarkt, geschikte bouwlocaties zijn nauwelijks te vinden en bouwvakkers om er huizen op te bouwen worden ook steeds schaarser. Voor GroenLinks en gelukkig ook de meeste andere partijen, is het duidelijk dat de problemen op de woningmarkt zo groot zijn dat ‘de markt’ deze niet vanzelf gaat oplossen. Een actieve rol van de overheid is daarom nodig.

Niet lullen maar poetsen. Niet alleen, samen met anderen

Met alleen een actieve rol van de gemeente zijn we er niet: intensieve samenwerking met woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders, grondeigenaren, huurdersverenigingen en andere betrokken is nodig. Wat ons betreft schrijven we het Deltaplan Wonen daarom niet op het stadhuis, maar komt het tot stand in nauwe samenwerking met al deze partijen. Dat leidt tot meer en betere ideeën en bovendien ligt de uitvoering van de maatregelen vooral bij partijen buiten het stadhuis. Hier moet in het Deltaplan Wonen de nadruk op liggen: aan de slag, met elkaar. Niet (te veel) lullen, maar (vooral) poetsen! Niet alleen beleid maken en papier produceren, maar als gemeente de regie pakken en zorgen voor het smeden van een coalitie die de woningnood gaat oplossen. Het Deltaplan Wonen moet dan ook vooral een programmatisch ‘doe-plan’ zijn en geen beleidsvisie.     

Ook middensegment vraagt actieve rol van de gemeente

Tegelijkertijd vraagt de situatie op de Amersfoortse woningmarkt ook om actieve bijsturing vanuit de gemeente. In de eerste plaats door te zorgen voor voldoende sociale huurwoningen. Het is immers een wettelijke taak van de overheid om samen met woningbouwcorporaties te zorgen voor voldoende woonruimte voor mensen met een smalle beurs. Daarnaast is er een steeds groter groep mensen die tussen wal en schip valt: mensen die niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning, maar te weinig (vast) inkomen hebben om een particuliere huur- of koopwoning te kunnen bemachtigen. Ook voor deze groep is een actieve rol van de gemeente essentieel.   Regelgeving en hoge grondprijzen belemmeren woningbouwcorporaties om in woningen in het middensegment te bouwen. En bij het huidige gebrek aan sociale huurwoningen is het onverantwoord om huurwoningen te liberaliseren en om te zetten naar middel-dure huurwoningen of als goedkope koopwoningen te koop te zetten. Woningen in het middensegment die ‘de markt’ realiseert, worden bovendien vaak voor woekerprijzen en met belachelijke inkomenseisen aangeboden, waardoor de doelgroep alsnog buiten de boot valt. Daar waar het de gemeente wel lukt om afspraken te maken over bijvoorbeeld de hoogte van de huurprijzen, worden steevast de randen van die afspraken opgezocht. Ook is er vaak geen garantie dat de betreffende woningen ook op langere termijn beschikbaar blijven voor de doelgroep.

Niet bang zijn om in te grijpen

Er is dus meer nodig. En gelukkig kan er ook meer. Te denken valt aan het vaststellen van minimale percentages middeldure huur- en koopwoningen bij bouwplannen, zoals nu ook voor sociale woningbouw gebeurt. De huur- en verkoopprijzen moeten dan wel laag blijven en niet alleen voor de eerste bewoners gelden. Dat is belangrijk en daar zijn ook mogelijkheden voor. Zo kan Amersfoort de optie van de zogenoemde woonverordening nog beter benutten, bijvoorbeeld door een woonplicht in te stellen om speculatie met (huur)woningen te voorkomen. Als regelgeving niet afdoende blijkt, kan de gemeente zelfs een stapje verder gaan, bijvoorbeeld door actief grondbeleid te voeren en bouwgrond aan te kopen. Of desnoods zelf opdracht te geven voor het ontwikkelen van woningen. Dat kost geld en brengt risico’s met zich mee en vraagt dus om politieke en bestuurlijke moed. Maar het kan en niks doen is wat ons betreft simpelweg geen optie meer. Wel staat het invoeren van strengere regelgeving door de gemeente op gespannen voet met de rol van regisseur, aanjager en verbinder. Beide is echter nodig en het zal de nodige lenigheid vragen van ambtenaren, politici en bestuurders om op het juiste moment de juiste pet op te zetten.

Zet in op doorstroming

Natuurlijk wordt de woningnood in Amersfoort in de eerste plaats veroorzaakt doordat de vraag naar woningen groter is dan het aanbod. Er zullen dus simpelweg meer woningen moeten komen, in alle categorieën. ‘Bouwen, bouwen, bouwen’ alleen is echter niet het antwoord. We zullen het in elk geval slim moeten doen en goed moeten nadenken over wat we dan gaan bouwen en waar. Doorstroming is daarbij een belangrijk vertrekpunt. Er is in Amersfoort veel behoefte aan eengezinswoningen, zowel in de huur- als koopsector. Een logische gedachte zou zijn om vooral in dat segment meer te bouwen. Wie iets dieper in de cijfers duikt, ziet echter al snel dat zich ook een ander fenomeen voordoet in Amersfoort, namelijk vergrijzing. Amersfoort is een relatief jonge stad, doordat we in de jaren ’80 en ’90 een gigantische groeispurt hebben gemaakt. De stad was (en is) een magneet voor jonge gezinnen. Die zijn massaal neergestreken in wijken als Kattenbroek, Nieuwland en Zielhorst. Kinderen worden logischerwijs ouder en gaan het huis uit en de ouders blijven achter in een grote eengezinswoning, zie onderstaand grafiek uit het rapport van onderzoek voor woningbouwprogramma van Companen.

/r/deb54a713d3fb5445bd4e562146124bd?url=http%3A%2F%2Famersfoort.groenlinks.nl%2Fnieuws%2Fdeltaplan-wonen-visie-groenlinks&id=a4035538d2c20d5702842e918904629efcedc2b7

Om doorstroming op de woningmarkt op gang te brengen, zou het daarom goed zijn om te kijken naar de woonwensen van inwoners in dergelijke wijken en wat hen ervan weerhoudt om die woonwensen in vervulling te brengen. Uit verschillende onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat deze doelgroep vaak graag in een ruim, onderhoudsvrij en luxe appartement zou willen wonen, met alle relevante voorzieningen vlakbij en bij voorkeur dicht bij het centrum of in de wijk waar men al woont. Willen we in Amersfoort doorstroming op gang brengen, dan zou het dus effectief zijn om juist voor deze doelgroep woningen te bouwen en niet alleen te kijken naar de behoefte van actieve woningzoekers. In het Deltaplan Wonen moeten we dus ook goed kijken wat, waar en voor wie we bouwen en hoe we daarmee de doorstroming verbeteren.

Meer woningen? Vooral meer voordeuren!

Een andere invalshoek om het adagium ‘bouwen, bouwen bouwen’ te nuanceren, is door ook minder traditionele woonvormen te onderzoeken. Zoals hierboven aangeven, komt een deel van de woningnood in Amersfoort door de kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod: mensen wonen vaak in een groter huis dan ze nodig hebben. Je kunt deze mensen verleiden om te verhuizen. De ruimte die ‘over’ is beter benutten, kan ook een oplossing zijn. Bijvoorbeeld door het oude model van ‘inwonen bij een hospita’ uit de mottenballen te halen en in een nieuw jasje te gieten. Woningdelen, woningsplitsen of zelfs het bijbouwen van een (mantelzorg)woning zou aantrekkelijker gemaakt kunnen worden en de gemeente zou kunnen helpen praktische belemmeringen weg te nemen.

Ook andere vormen van onzelfstandig wonen, zoals wonen in woongroepen en wonen op kamers, moet meer aandacht krijgen. Het zijn manieren van wonen die veel zuiniger met ruimte omspringen dan traditionele zelfstandige woonvormen, en bovendien kunnen of willen veel mensen niet op zichzelf wonen. Hoewel onze samenleving sterk individualiseert en veel mensen graag een eigen stekkie willen, zijn er ook mensen die onvoldoende zelfredzaam zijn om op zichzelf te wonen, om welke reden dan ook. Onzelfstandige woonvormen dragen bij aan het oplossen van de woningnood en kunnen bovendien een antwoord zijn op de sociaal-maatschappelijke vraag hoe we geschikte woonplekken vinden voor mensen die niet (meer) terecht kunnen in bijvoorbeeld een zorginstelling.           

Inbreiden voor uitbreiden

Het oplossen van de woningnood brengt ook dilemma’s met zich mee, juist voor een partij als GroenLinks. Want alle nuances ten spijt, bijbouwen is een onontkomelijk deel van de oplossing. Maar waar dan? Als het echt nodig is, valt er wat GroenLinks betreft te praten over bouwen aan de randen van de stad, zoals in Vathorst-Bovenduist, maar alleen als alle andere mogelijkheden uitgeput zijn. En dat is voorlopig nog niet aan de orde.

Als GroenLinks koesteren we het open, groene polderlandschap dat een groot deel van onze stad omringt. We willen dit bewaren voor de generaties na ons, want eenmaal volgebouwd komt het nooit meer terug. Niet alleen willen we het groene landschap behouden, we vinden ook dat bouwen in de bestaande stad beter is voor de leefomgeving. In de bestaande stad vind je alle voorzieningen waar mensen graag dicht bij willen wonen. Bovendien is alles er per fiets en OV bereikbaar, terwijl je aan de randen van de stad al snel bent aangewezen op de auto. Gelukkig zijn er nog genoeg ‘lege’ plekken in de bestaande stad waar we kunnen bouwen, zoals de Wagenwerkplaats, Trapezium en de Nieuwe stad. Ook kunnen we leegstaande kantoren en bedrijventerreinen omvormen, zoals op de Hoef en de (Kop van) Isselt al gebeurt. Dit zijn vaak lastige trajecten omdat er veel betrokken partijen zijn en veel belangen spelen, maar de successen die hier geboekt worden, laten zien dat het kan als je het samen wil.            

Dan liever de lucht in

Om de groei zo lang mogelijk op te vangen binnen de grenzen van de huidige stad, zullen we ook de lucht in moeten. Als GroenLinks zijn we voorstander van hoogbouw, ook al brengt dit nieuwe dilemma’s met zich mee. Zo wil niemand graag een flat in z’n achtertuin. Zeker bij kleinschalige inbreidingsprojecten dicht op de bestaande bebouwing zullen we daarom extra veel energie moeten steken in de participatie met bewoners. We kunnen samen met de bestaande bewoners kijken hoe we woningbouwplannen zo kunnen inpassen dat deze ook toegevoegde waarde hebben voor de mensen die er al wonen. Bijvoorbeeld door bestaande problemen op te lossen of door extra te investeren in de leefbaarheid van de buurt. Ook mag inbreiding niet ten kosten gaan van het bestaande groen in de stad. Sterker nog, doordat we de hoogte in gaan, zijn meer mensen voor hun groene buitenruimte afhankelijk van het groen in de openbare ruimte. We zullen de kwaliteit van het bestaande groen dus juist moeten vergroten, als we kiezen voor hoogbouw. Bijkomend voordeel is dat ook de bestaande bewoners daarvan profiteren.  

Maar waar bouwen we die hoogbouw dan?

Op dit moment is er een hoogbouwvisie in de maak die meer richting moet bieden over waar hoogbouw in Amersfoort wenselijk is en waar niet. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zijn de assen langs bestaande infrastructuur, zoals het Valleikanaal, het spoor en de Eem logische plekken om de hoogte in te gaan. Wij steunen die visie, maar roepen wel op om hier niet alleen met stedenbouwkundige ogen naar te kijken. Wijken waar hoogbouw vanuit stedenbouwkundig oogpunt logisch is, zijn bijvoorbeeld de Kruiskamp, Koppel, Liendert en Schothorst-Zuid. Dit zijn tegelijkertijd ook kwetsbare wijken waar je niet straffeloos grote hoeveelheden woningen kunt bijbouwen, zeker als dit in het goedkopere segment is. Dit moet dus wel met verstand gebeuren, waarbij we ook goed moeten kijken naar de sociaal-economische draagdracht van de wijk.

De hoogbouwvisie zoals die er nu in contouren ligt, is vanuit stedenbouwkundig oogpunt terughoudend met het bouwen aan de zuidkant van het centrum (omgeving Stadsring) en Amersfoort-Zuid en de Berg. Dat vinden wij jammer, omdat dit wijken zijn die sociaal-maatschappelijk extra woningen mogelijk juist beter aankunnen. Bovendien vind je aan de zuidkant van de stad veel ruime en gewilde grondgebonden eengezinswoningen. Volgens de logica van de doorstroming zou je dus juist hier mensen moeten verleiden om te verhuizen naar een woning die beter past bij de levensfase waar ze in zitten. En wat is er nu mooier om als gepensioneerd echtpaar je grote, onderhoudslurpende jaren ’30 woning op de Berg in te ruilen voor een luxe appartement op loopafstand van de binnenstad, in je vertrouwde omgeving en met alle voorzieningen binnen handbereik? Kortom, wat ons betreft is daar het laatste woord nog niet over gesproken :-).

Wil je meer weten over onze visie op woningbouw in Amersfoort of geeft onze visie aanleiding om daar eens met ons over door te praten? Neem dan contact op met Jeroen Bulthuis, onze woordvoerder Wonen en Ruimtelijke Ontwikkeling, 06-54922373, j.bulthuis@amersfoort.nl.     

Wonen is een eerste levensbehoefte, geen luxe

De wachtlijsten voor een sociale huurwoning zijn ellenlang, de huren in de particuliere sector zijn explosief gestegen en om in aanmerking te komen voor een koopwoning heb je een vast inkomen van minimaal anderhalf keer modaal nodig. Daarmee is betaalbare woonruimte voor steeds meer mensen onbereikbaar. En dat is een groot probleem, want een dak boven je hoofd is geen luxe, maar een basale eerste levensbehoefte. De vooruitzichten zijn bovendien niet gunstig: ontwikkelingen in de zorg leggen extra druk op de woningmarkt, geschikte bouwlocaties zijn nauwelijks te vinden en bouwvakkers om er huizen op te bouwen worden ook steeds schaarser. Voor GroenLinks en gelukkig ook de meeste andere partijen, is het duidelijk dat de problemen op de woningmarkt zo groot zijn dat ‘de markt’ deze niet vanzelf gaat oplossen. Een actieve rol van de overheid is daarom nodig.

Niet lullen maar poetsen. Niet alleen, samen met anderen

Met alleen een actieve rol van de gemeente zijn we er niet: intensieve samenwerking met woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars, investeerders, grondeigenaren, huurdersverenigingen en andere betrokken is nodig. Wat ons betreft schrijven we het Deltaplan Wonen daarom niet op het stadhuis, maar komt het tot stand in nauwe samenwerking met al deze partijen. Dat leidt tot meer en betere ideeën en bovendien ligt de uitvoering van de maatregelen vooral bij partijen buiten het stadhuis. Hier moet in het Deltaplan Wonen de nadruk op liggen: aan de slag, met elkaar. Niet (te veel) lullen, maar (vooral) poetsen! Niet alleen beleid maken en papier produceren, maar als gemeente de regie pakken en zorgen voor het smeden van een coalitie die de woningnood gaat oplossen. Het Deltaplan Wonen moet dan ook vooral een programmatisch ‘doe-plan’ zijn en geen beleidsvisie.     

Ook middensegment vraagt actieve rol van de gemeente

Tegelijkertijd vraagt de situatie op de Amersfoortse woningmarkt ook om actieve bijsturing vanuit de gemeente. In de eerste plaats door te zorgen voor voldoende sociale huurwoningen. Het is immers een wettelijke taak van de overheid om samen met woningbouwcorporaties te zorgen voor voldoende woonruimte voor mensen met een smalle beurs. Daarnaast is er een steeds groter groep mensen die tussen wal en schip valt: mensen die niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning, maar te weinig (vast) inkomen hebben om een particuliere huur- of koopwoning te kunnen bemachtigen. Ook voor deze groep is een actieve rol van de gemeente essentieel.   Regelgeving en hoge grondprijzen belemmeren woningbouwcorporaties om in woningen in het middensegment te bouwen. En bij het huidige gebrek aan sociale huurwoningen is het onverantwoord om huurwoningen te liberaliseren en om te zetten naar middel-dure huurwoningen of als goedkope koopwoningen te koop te zetten. Woningen in het middensegment die ‘de markt’ realiseert, worden bovendien vaak voor woekerprijzen en met belachelijke inkomenseisen aangeboden, waardoor de doelgroep alsnog buiten de boot valt. Daar waar het de gemeente wel lukt om afspraken te maken over bijvoorbeeld de hoogte van de huurprijzen, worden steevast de randen van die afspraken opgezocht. Ook is er vaak geen garantie dat de betreffende woningen ook op langere termijn beschikbaar blijven voor de doelgroep.

Niet bang zijn om in te grijpen

Er is dus meer nodig. En gelukkig kan er ook meer. Te denken valt aan het vaststellen van minimale percentages middeldure huur- en koopwoningen bij bouwplannen, zoals nu ook voor sociale woningbouw gebeurt. De huur- en verkoopprijzen moeten dan wel laag blijven en niet alleen voor de eerste bewoners gelden. Dat is belangrijk en daar zijn ook mogelijkheden voor. Zo kan Amersfoort de optie van de zogenoemde woonverordening nog beter benutten, bijvoorbeeld door een woonplicht in te stellen om speculatie met (huur)woningen te voorkomen. Als regelgeving niet afdoende blijkt, kan de gemeente zelfs een stapje verder gaan, bijvoorbeeld door actief grondbeleid te voeren en bouwgrond aan te kopen. Of desnoods zelf opdracht te geven voor het ontwikkelen van woningen. Dat kost geld en brengt risico’s met zich mee en vraagt dus om politieke en bestuurlijke moed. Maar het kan en niks doen is wat ons betreft simpelweg geen optie meer. Wel staat het invoeren van strengere regelgeving door de gemeente op gespannen voet met de rol van regisseur, aanjager en verbinder. Beide is echter nodig en het zal de nodige lenigheid vragen van ambtenaren, politici en bestuurders om op het juiste moment de juiste pet op te zetten.

Zet in op doorstroming

Natuurlijk wordt de woningnood in Amersfoort in de eerste plaats veroorzaakt doordat de vraag naar woningen groter is dan het aanbod. Er zullen dus simpelweg meer woningen moeten komen, in alle categorieën. ‘Bouwen, bouwen, bouwen’ alleen is echter niet het antwoord. We zullen het in elk geval slim moeten doen en goed moeten nadenken over wat we dan gaan bouwen en waar. Doorstroming is daarbij een belangrijk vertrekpunt. Er is in Amersfoort veel behoefte aan eengezinswoningen, zowel in de huur- als koopsector. Een logische gedachte zou zijn om vooral in dat segment meer te bouwen. Wie iets dieper in de cijfers duikt, ziet echter al snel dat zich ook een ander fenomeen voordoet in Amersfoort, namelijk vergrijzing. Amersfoort is een relatief jonge stad, doordat we in de jaren ’80 en ’90 een gigantische groeispurt hebben gemaakt. De stad was (en is) een magneet voor jonge gezinnen. Die zijn massaal neergestreken in wijken als Kattenbroek, Nieuwland en Zielhorst. Kinderen worden logischerwijs ouder en gaan het huis uit en de ouders blijven achter in een grote eengezinswoning, zie onderstaand grafiek uit het rapport van onderzoek voor woningbouwprogramma van Companen.

/r/deb54a713d3fb5445bd4e562146124bd?url=http%3A%2F%2Famersfoort.groenlinks.nl%2Fnieuws%2Fdeltaplan-wonen-visie-groenlinks&id=a4035538d2c20d5702842e918904629efcedc2b7

Om doorstroming op de woningmarkt op gang te brengen, zou het daarom goed zijn om te kijken naar de woonwensen van inwoners in dergelijke wijken en wat hen ervan weerhoudt om die woonwensen in vervulling te brengen. Uit verschillende onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat deze doelgroep vaak graag in een ruim, onderhoudsvrij en luxe appartement zou willen wonen, met alle relevante voorzieningen vlakbij en bij voorkeur dicht bij het centrum of in de wijk waar men al woont. Willen we in Amersfoort doorstroming op gang brengen, dan zou het dus effectief zijn om juist voor deze doelgroep woningen te bouwen en niet alleen te kijken naar de behoefte van actieve woningzoekers. In het Deltaplan Wonen moeten we dus ook goed kijken wat, waar en voor wie we bouwen en hoe we daarmee de doorstroming verbeteren.

Meer woningen? Vooral meer voordeuren!

Een andere invalshoek om het adagium ‘bouwen, bouwen bouwen’ te nuanceren, is door ook minder traditionele woonvormen te onderzoeken. Zoals hierboven aangeven, komt een deel van de woningnood in Amersfoort door de kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod: mensen wonen vaak in een groter huis dan ze nodig hebben. Je kunt deze mensen verleiden om te verhuizen. De ruimte die ‘over’ is beter benutten, kan ook een oplossing zijn. Bijvoorbeeld door het oude model van ‘inwonen bij een hospita’ uit de mottenballen te halen en in een nieuw jasje te gieten. Woningdelen, woningsplitsen of zelfs het bijbouwen van een (mantelzorg)woning zou aantrekkelijker gemaakt kunnen worden en de gemeente zou kunnen helpen praktische belemmeringen weg te nemen.

Ook andere vormen van onzelfstandig wonen, zoals wonen in woongroepen en wonen op kamers, moet meer aandacht krijgen. Het zijn manieren van wonen die veel zuiniger met ruimte omspringen dan traditionele zelfstandige woonvormen, en bovendien kunnen of willen veel mensen niet op zichzelf wonen. Hoewel onze samenleving sterk individualiseert en veel mensen graag een eigen stekkie willen, zijn er ook mensen die onvoldoende zelfredzaam zijn om op zichzelf te wonen, om welke reden dan ook. Onzelfstandige woonvormen dragen bij aan het oplossen van de woningnood en kunnen bovendien een antwoord zijn op de sociaal-maatschappelijke vraag hoe we geschikte woonplekken vinden voor mensen die niet (meer) terecht kunnen in bijvoorbeeld een zorginstelling.           

Inbreiden voor uitbreiden

Het oplossen van de woningnood brengt ook dilemma’s met zich mee, juist voor een partij als GroenLinks. Want alle nuances ten spijt, bijbouwen is een onontkomelijk deel van de oplossing. Maar waar dan? Als het echt nodig is, valt er wat GroenLinks betreft te praten over bouwen aan de randen van de stad, zoals in Vathorst-Bovenduist, maar alleen als alle andere mogelijkheden uitgeput zijn. En dat is voorlopig nog niet aan de orde.

Als GroenLinks koesteren we het open, groene polderlandschap dat een groot deel van onze stad omringt. We willen dit bewaren voor de generaties na ons, want eenmaal volgebouwd komt het nooit meer terug. Niet alleen willen we het groene landschap behouden, we vinden ook dat bouwen in de bestaande stad beter is voor de leefomgeving. In de bestaande stad vind je alle voorzieningen waar mensen graag dicht bij willen wonen. Bovendien is alles er per fiets en OV bereikbaar, terwijl je aan de randen van de stad al snel bent aangewezen op de auto. Gelukkig zijn er nog genoeg ‘lege’ plekken in de bestaande stad waar we kunnen bouwen, zoals de Wagenwerkplaats, Trapezium en de Nieuwe stad. Ook kunnen we leegstaande kantoren en bedrijventerreinen omvormen, zoals op de Hoef en de (Kop van) Isselt al gebeurt. Dit zijn vaak lastige trajecten omdat er veel betrokken partijen zijn en veel belangen spelen, maar de successen die hier geboekt worden, laten zien dat het kan als je het samen wil.            

Dan liever de lucht in

Om de groei zo lang mogelijk op te vangen binnen de grenzen van de huidige stad, zullen we ook de lucht in moeten. Als GroenLinks zijn we voorstander van hoogbouw, ook al brengt dit nieuwe dilemma’s met zich mee. Zo wil niemand graag een flat in z’n achtertuin. Zeker bij kleinschalige inbreidingsprojecten dicht op de bestaande bebouwing zullen we daarom extra veel energie moeten steken in de participatie met bewoners. We kunnen samen met de bestaande bewoners kijken hoe we woningbouwplannen zo kunnen inpassen dat deze ook toegevoegde waarde hebben voor de mensen die er al wonen. Bijvoorbeeld door bestaande problemen op te lossen of door extra te investeren in de leefbaarheid van de buurt. Ook mag inbreiding niet ten kosten gaan van het bestaande groen in de stad. Sterker nog, doordat we de hoogte in gaan, zijn meer mensen voor hun groene buitenruimte afhankelijk van het groen in de openbare ruimte. We zullen de kwaliteit van het bestaande groen dus juist moeten vergroten, als we kiezen voor hoogbouw. Bijkomend voordeel is dat ook de bestaande bewoners daarvan profiteren.  

Maar waar bouwen we die hoogbouw dan?

Op dit moment is er een hoogbouwvisie in de maak die meer richting moet bieden over waar hoogbouw in Amersfoort wenselijk is en waar niet. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt zijn de assen langs bestaande infrastructuur, zoals het Valleikanaal, het spoor en de Eem logische plekken om de hoogte in te gaan. Wij steunen die visie, maar roepen wel op om hier niet alleen met stedenbouwkundige ogen naar te kijken. Wijken waar hoogbouw vanuit stedenbouwkundig oogpunt logisch is, zijn bijvoorbeeld de Kruiskamp, Koppel, Liendert en Schothorst-Zuid. Dit zijn tegelijkertijd ook kwetsbare wijken waar je niet straffeloos grote hoeveelheden woningen kunt bijbouwen, zeker als dit in het goedkopere segment is. Dit moet dus wel met verstand gebeuren, waarbij we ook goed moeten kijken naar de sociaal-economische draagdracht van de wijk.

De hoogbouwvisie zoals die er nu in contouren ligt, is vanuit stedenbouwkundig oogpunt terughoudend met het bouwen aan de zuidkant van het centrum (omgeving Stadsring) en Amersfoort-Zuid en de Berg. Dat vinden wij jammer, omdat dit wijken zijn die sociaal-maatschappelijk extra woningen mogelijk juist beter aankunnen. Bovendien vind je aan de zuidkant van de stad veel ruime en gewilde grondgebonden eengezinswoningen. Volgens de logica van de doorstroming zou je dus juist hier mensen moeten verleiden om te verhuizen naar een woning die beter past bij de levensfase waar ze in zitten. En wat is er nu mooier om als gepensioneerd echtpaar je grote, onderhoudslurpende jaren ’30 woning op de Berg in te ruilen voor een luxe appartement op loopafstand van de binnenstad, in je vertrouwde omgeving en met alle voorzieningen binnen handbereik? Kortom, wat ons betreft is daar het laatste woord nog niet over gesproken :-).

Wil je meer weten over onze visie op woningbouw in Amersfoort of geeft onze visie aanleiding om daar eens met ons over door te praten? Neem dan contact op met Jeroen Bulthuis, onze woordvoerder Wonen en Ruimtelijke Ontwikkeling, 06-54922373, j.bulthuis@amersfoort.nl.     

Graag deze delen ! een Vergunning ...

Burger Partij Amersfoort (BPA) Burger Partij Amersfoort (BPA) GroenLinks D66 VVD Amersfoort 11-01-2019 14:15

Graag deze delen ! een Vergunning voor een toegelaten Taxi in Amersfoort Helaas mag Burgemeester Lucas Bosius dit, van Het Stadhuis (HS) en de VVD, D66 en GroenLinks + Simone Kennedy Coalitie nog steeds niet invoeren taxipro.nl/straattaxi/201… - Jammer voor Amersfoort, maar waar ! .

Bij de landelijke Sinterklaasintocht ...

GroenLinks GroenLinks Amersfoort 03-10-2018 15:03

Bij de landelijke Sinterklaasintocht zijn dit jaar alleen nog roetveegpieten te zien. 'Traditie en verandering gaan hand in hand', stelt de NTR, verantwoordelijk voor de tv-registratie. Dat vinden wij nu ook, dus wat ons betreft volgt Amersfoort dit mooie voorbeeld dit jaar. Ook in het Sinterklaasjournaal zullen alleen roetveegpieten zijn te zien. RTL besloot 2 jaar geleden al om alle Zwarte Pieten te veranderen in roetveegpieten. Of zoals ze zelf zeggen: de Schoorsteen Piet.

Zie je content die volgens jou niet op deze site hoort? Check onze disclaimer.